Alleen al in Amsterdam zijn het er meer dan twintigduizend, ofwel een op de zeven inwoners onder de achttien jaar: jongeren die behandeld worden in een of ander jeugdhulptraject op kosten van de gemeente. Volgend jaar trekt de gemeente Amsterdam er 22,5 miljoen euro extra voor uit. Niet om betere jeugdzorg te leveren, maar om te voorkomen dat de wachtlijsten verder oplopen.
In Utrecht zit zo’n 11 procent van de zeventigduizend jongeren in een hulpverleningstraject, in Rotterdam gaat het om een op de tien jongeren. Ook een stad als Eindhoven kijkt aan tegen groeiende wachtlijsten en financiële tekorten, dit jaar 6 miljoen euro, oplopend tot 15 miljoen daarna – op een totale jeugdzorgbegroting van 68 miljoen euro.
Het zijn aantallen die laten zien dat er iets grondig mis gaat in de samenleving, vindt de Amsterdamse wethouderMarjolein Moorman (Jeugdzorg, PvdA). Want een samenleving waar een op de zeven kinderen jeugdzorg nodig heeft, is volgens haar „een zieke samenleving”.
Stijgende vraag
Sinds gemeenten in 2015, in het kader van een grootscheepse decentralisatieoperatie, verantwoordelijk werden voor de jeugdzorg, is dat op lokaal niveau ook een onbeheersbaar financieel risico geworden.
Onbeheersbaar omdat de vraag alleen maar toeneemt. In 2009 zat een op de veertien jongeren in een hulptraject, in 2015 een op de tien, inmiddels gaat het om een op de zeven jongeren. Die explosieve groei is gemeenten nauwelijks aan te rekenen, die trend was al gaande voor die decentralisatie.
Maar ze draaien wél op voor de kosten. Zo staat dat in de wettelijk geregelde jeugdhulpplicht. Jaarlijks groeien de kosten met 6 tot 7 procent, blijkt uit berekeningen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). „Die zorgplicht is een regeling met een open einde”, zegt de Rotterdamse wethouder Jeugdzorg Ronald Buijt (Leefbaar Rotterdam). „Daar worden we door het Rijk onvoldoende voor gecompenseerd. En dan komt er de komende jaren ook nog een bezuiniging bovenop van honderden miljoenen euro’s, tot mogelijk een miljard euro vanaf 2027.”
Geen aandacht landelijke politiek
Rotterdam ziet de rekening in twee jaar tijd oplopen van 242 miljoen euro naar 409 miljoen euro in 2025. Dat is voor de financiering van het totaal aan jeugdzorg, ook voor omliggende gemeenten. Maar tweederde van dat bedrag komt voor rekening van de gemeente Rotterdam. Een toename van 60 procent, rekent Buijt voor. „We gaan in Rotterdam dus van 160 miljoen naar 270 miljoen euro in drie jaar tijd. Dat vind ik schokkend.”
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, eerder deze maand, was er nauwelijks aandacht voor het toenemend aantal jongeren met psychische problemen en de problemen bij gemeenten om nog adequate hulp te bieden of te kunnen betalen. Premier Schoof had het in een interruptiedebatje met SP-fractievoorzitter Jimmy Dijk over de consequenties van kinderarmoede in het land. Maar verder dan de verzekering dat „we ons deze problematiek écht aantrekken”, kwam Schoof niet.
„Het is verbazingwekkend dat het tijdens die algemene beschouwingen niet besproken is”, zegt de Utrechtse wethouder Dennis de Vries (PvdA, Jeugdzorg). „Want er zit een enorm financieel gat voor het Rijk aan te komen. Daar waarschuwen wij al heel lang voor. Of je moet zeggen: laat maar oplopen, die wachtlijsten. Maar dan komen jongeren en ouders nog verder in de knel.”
Het kabinet-Schoof schrijft in het regeerprogramma vast te willen houden aan die al eerder afgesproken bezuiniging van 1 miljard euro op de jeugdhulpverlening (op een totaal van 6,5 miljard euro). Het Rijk heeft dat bedrag inmiddels al ingeboekt als korting op het Gemeentefonds, maar in januari moet blijken of dat ook kan. Dan komt een deskundigencommissie onder voorzitterschap van oud-staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) met een advies aan het kabinet over de houdbaarheid van de jeugdzorg (de Hervormingsagenda) op de lange termijn. En over de betaalbaarheid ervan.
Van Ark komt met een zwaarwegend advies, ook financieel, voor dit kabinet, bevestigt een woordvoerder van verantwoordelijk staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, Preventie en Sport, VVD). In dat regeerprogramma staat dat miljard weliswaar ingeboekt, maar het is de vraag of dat in januari nog steeds zo is, aldus De Vries.
Steden willen het anders
De grote steden willen vooral af van het automatisme in de wet dat de rekening van jeugdzorg bij gemeenten wordt gelegd. Als, bijvoorbeeld, een huisarts of school een individueel hulptraject adviseert, moet de gemeente dat nu financieren.
„Het Rijk zou ook beter moeten aangeven wat er precies wel of niet onder jeugdzorg valt”, zegt de Rotterdamse wethouder Buijt. „Nu wordt voor zowat elk probleem jeugdzorg ingeschakeld. Maar faalangst valt niet onder jeugdzorg, vind ik. Niet alle zorg hoeft individueel te worden aangeboden, soms is er ook groepstherapie mogelijk.”
„Het is marktwerking in optima forma”, zegt de Haagse wethouder Jeugd, Hilbert Bredemeijer (CDA). „Kwetsbare kinderen met ingewikkelde zorgvragen moeten lang op hulp wachten, terwijl de lichte zorgvragen door die marktpartijen worden afgehandeld. Zo heeft het aanbod de vraag gecreëerd en zijn de kosten explosief gestegen.”
Veel gemeenten ervaren de verplichting om elke hulpvraag te moeten financieren als „dweilen met de kraan open”, zegt wethouder De Vries. „Kijk naar wat er in gezinnen gebeurt die in vechtscheidingen verzeild raken. Nu wordt alleen jeugdhulp of jeugbescherming ingevlogen. Maar je kunt dat ook langs de lijn van de verslavingszorg of de ggz doen en beter naar die ouders kijken. Je kunt ook de vraag stellen of er meteen een medische verklaring gezocht moet worden als een kind niet mee kan op school.”
Maatschappelijke omslag
Er is een maatschappelijke omslag in het denken nodig, die de druk van individuele kinderen afhaalt, vindt de Amsterdamse wethouder Moorman. „Driekwart van de kinderen in de jeugdzorg is slachtoffer van de omstandigheden. In Amsterdam leeft een op de vijf jongeren in armoede. Er zijn veel complexe scheidingen. We hebben een lerarentekort van meer dan 18 procent. We onderwerpen onze jongeren aan een groot experiment met sociale media.”
Die problemen pakt het nieuwe kabinet volgens Moorman niet aan. „Ze schrappen de brede brugklas. Er wordt gekort op talentontwikkeling, op specifieke uitkeringen voor kinderen met een onderwijsachterstand en voortijdige schoolverlaters. En het kabinet doet niks aan het lerarentekort. Dat is, anders dan asiel, écht een enorme crisis. Maar daar komt geen noodwet voor, helaas.”
Buijt uit Rotterdam bepleit ook een mentaliteitsomslag onder jeugdhulpverleners zelf. „Ze willen alles voor een kind doen dat in hun macht ligt. Maar dat is niet altijd realistisch. We moeten naar: ‘voldoende is goed genoeg’. Als een kind opgroeit in een kansarm gezin, met schulden, verslavingsproblematiek of psychische problemen en je kunt dat kind toch van een vier naar een zes krijgen, dan moeten we dat koesteren.”
In Den Haag probeert wethouder Bredemeijer de kosten beheersbaar te maken door de commerciële prikkels uit het systeem te halen, maar daar heeft hij wel ondersteuning vanuit het ministerie voor nodig, geen extra bezuinigingen. „Als die doorgaan, hebben we in Den Haag vanaf 2028 35,7 miljoen euro minder voor jeugdzorg.” Om de kosten te beheersen, heeft de stad vorig jaar gesnoeid in het aantal hulpaanbieders. „Tot nu toe waren er zo’n 190 commerciële aanbieders van jeugdzorg actief in de stad. Dat waren er zoveel dat we niet eens meer wisten wie dat waren en of er ergens jongeren op wachtlijsten stonden. Sinds begin dit jaar zijn dat er nog maar twee, waar de gemeente langjarige contracten mee gesloten heeft en die volgens Bredemeijer „ geen verdienmodel van hun zorgaanbod hebben gemaakt”.
Het inperken van het aantal zorgaanbieders schept ook duidelijkheid: „doordat we nu zicht hebben op de wachtlijsten, kunnen we zwaardere zorgvragen ook voorrang geven. Iedereen, ook het onderwijs en de huisartsen weet nu waar ze aan toe zijn.”
Ook Utrecht mist een overkoepelende visie uit Den Haag. „Over bestaanszekerheid, bijvoorbeeld, en de relatie tot jeugdhulpverlening”, aldus wethouder De Vries. Dan is het volgens hem ook mogelijk om het jeugdzorgaanbod niet meer alleen individueel te benaderen. „In een samenleving die zo gericht is op het individu, gaat zich dat ook in de zorg- en hulpvraag vertalen. Daar willen we in Utrecht vanaf. We willen zaken normaliseren. In Utrecht is het uitgangspunt in de jeugdzorg nu: ‘groepsgericht, tenzij’. Daardoor neemt de druk op de jeugdzorg af.” In Utrecht is volgens De Vries het beroep op gespecialiseerde hulp inmiddels bijna twee keer lager dan in andere gemeenten. „En er wordt meer samengewerkt met bijvoorbeeld praktijkondersteuners van huisartsen. 90 procent van de huisartsenpraktijken doet daar inmiddels aan mee.”
Lees ook
Met een strak programma en een coach voor iedere leerling wil deze school de boosheid verdrijven