Cabaretier Fieke Opdam was non: ‘Ik ben blij dat ik nu beha’s en gekleurde onderbroeken mag dragen’

Fieke Opdam ging als 18-jarige in Noord-Brabant het klooster in; ze was de jongste non ooit in Nederland. Tien jaar leefde ze zonder vrije toegang tot internet en met geen weet van dingen als de opkomst van verschillende soorten pindakaas; toen ze voor de eerste keer in tien jaar weer in een supermarkt rondliep, werd ze misselijk van alle geuren. „In het klooster was er nooit echt een geur, behalve die van groene zeep”.

De laatste keer dat ze een habijt droeg was tijdens een try-out voor de voorstelling Non-Actief, waarmee Opdam (35) door Nederland toert. Ze gaat daarin terug naar haar kloostertijd en de periode dat ze de buitenwereld opnieuw leerde kennen. De regie is in handen van cabaretier en zangeres Karin Bloemen (64). „Karin was de eerste regisseur bij wie ik in de lelijkste vorm over mijn verleden kon praten”, zegt Opdam.

Haar haren zijn half opgestoken, met een dunne vlecht op haar achterhoofd, en ze draagt paarse glitteroogschaduw. Ze zitten naast elkaar in de repetitiestudio bij Bloemen thuis in Broek in Waterland. Haar make-up is bijna dezelfde als die van Bloemen, haar mentor. Opdam vindt het prettig dat zij bij het gesprek aanwezig is.

Van Bloemen heeft Opdam geleerd „nul schaamte en angst” te voelen over het feit dat ze in haar kindertijd seksueel werd misbruikt door een naaste, zegt ze. Ze heeft een turbulente tienertijd gehad en werd op haar vijftiende uit huis geplaatst. Deze traumatische ervaringen hebben er onbewust toe geleid dat ze voor het klooster koos. Volgens Opdam is het misbruik één detail uit het verleden om haar levenskeuzes te begrijpen, maar wat zij in de voorstelling wil belichten is waar ze nu staat.

Daklozenopvang

Opdam ging op haar achttiende het klooster in. Op haar 28ste werd ze weggestuurd door de moeder-overste. Ze stelde namelijk een heleboel vragen over van alles, zegt ze. In de achtertuin van het klooster werd een zwembad gebouwd. „Hoe kan dat als wij in armoede leven?”, vroeg Opdam. Als zuster mocht zij, bij hoge uitzondering, pedagogische wetenschappen studeren aan de Universiteit in Amsterdam. „Dit terwijl ik het contact met de buitenwereld minimaal moest houden.” Opdam was gehoorzaam en ging altijd rechtstreeks naar de universiteit en daarna direct terug naar het klooster. „Maar alsnog begon ik nieuwsgierig vragen te stellen over wat ik buiten de kloosterdeuren zag.” De vragen werden de overste te veel en op een gegeven moment was de maat vol. „Zonder overleg of uitleg stond ik ineens op straat.”

Ik wilde het podium op, mijn moeder zei dat ik niet mooi kon zingen

Het enige wat ze nog had was haar habijt en 250 euro die de overste haar had gegeven. „Wat wil ik nu echt?”, vroeg ze zich toen af. „Als kind wilde ik graag het podium op, maar mijn moeder vond mij te dikkig en zei dat ik niet mooi kon zingen. In het kloosterkoor zong ik te hard en daarom mocht ik niet meer meedoen.”

Het eerste wat Opdam na haar gedwongen uittreding deed was de Kleinkunstacademie in Amsterdam bellen, met de vraag of ze auditie mocht doen voor de acteursopleiding. Volgens Opdam voelde de receptioniste haar „enorme drive” en mocht ze bij hoge uitzondering vanwege haar „standvastigheid” auditie doen. Ze deed auditie in haar tuniek, het enige kledingstuk dat ze nog had, maar werd afgewezen. „De docenten vielen bijna van hun stoel toen ze hoorden dat ik net uit het klooster was gekomen.” Ze heeft nog lang met de gedachte geworsteld om zich bij een ander klooster aan te sluiten, maar dat heeft ze toch niet gedaan.

De enige plek waar ze terechtkon, was de daklozenopvang, zegt ze, daar verbleef ze af en toe in de eerste twee jaar na het klooster. Ook was ze au pair in een christelijk gezin, gaf voorlichting over seksueel misbruik aan vrouwen die slachtoffer waren van seksueel misbruik en ging ze op zangles.

„In het begin had ik in mijn repertoire alleen psalmen.” Ze sprak toen nog „oubollig” Nederlands, want in het klooster werd ouderwets en keurig Nederlands gesproken. „Mijn zangdocente raakte gefascineerd door mijn levensloop en bood toen aan om bij haar te komen wonen.” De docente stoomde haar klaar om auditie te doen; ze werd aangenomen en in 2020 studeerde ze af aan de Koningstheateracademie in Den Bosch. „Hierna werd mijn theatertour vanwege de pandemie gecanceld en koos ik ervoor om op zangles te gaan bij Karin.” Algauw ontstond hun samenwerking voor Non-Actief.

Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.

Foto’s Roger Cremers

Machtsmisbruik

„In het klooster werd ik niet geprikkeld door nieuwe dingen”, zegt Opdam. Ze had geen vrije tijd en geen vrije toegang tot het internet. Liedjes in haar hoofd neuriën deed ze ook niet. „Ik had niet eens een lievelingskleur.” Heel soms ging ze wandelen of de katholieke krant lezen. „We hebben wel een keertje geschaatst, omdat het Jeugdjournaal langskwam om opnamen te maken. Een dag van tevoren kregen alle nonnen schaatsen. We deden alsof we in onze vrije tijd op het ijs stonden, terwijl ik niet eens kon schaatsen.”

Ze vindt dat haar hele leven is bepaald door machtsmisbruik. In het klooster werd er zo min mogelijk geluid gemaakt en was Opdam de hele dag stil. Nu is dat lastig voor te stellen, omdat ze aan één stuk door praat. „Zelfs in mijn slaap ben ik niet meer te stoppen.” Opdam heeft naar eigen zeggen tien jaar lang in een wereld geleefd die totaal geen ruimte gaf voor ontwikkeling. In het klooster had alles een betekenis. „Is je jurk gekreukeld? Dan hou je niet genoeg van God. Ben je te laat gekomen voor het bidden? Dan hou je niet van bidden.” Volgens de nonnen kon zij het normale leven niet aan. „Nu kan ik ze het tegendeel bewijzen.”

Ze vindt het schandalig dat ze zomaar op straat is gezet, maar toch is ze het klooster ook heel dankbaar. „Mij wegsturen was het beste wat ze ooit voor me hadden kunnen doen. Ik hou nog steeds van de zusters, omdat het ook maar mensen zijn en ik heel veel van ze heb geleerd.” Karin Bloemen mengt zich in het gesprek en zegt dat geluk Opdams grootste wapen is tegen de mensen die haar pijn hebben gedaan.

Voor de zusters is ze nu een bui tenbeentje en een persoon die zondig leeft. „Ik vermoed dat ze voor me aan het bidden zijn.” Ze heeft het hun nooit kwalijk genomen dat ze niet meer naar haar omkeken, omdat de zusters volgens haar niet de vrijheid hebben om te mogen kiezen van wie ze houden. Opdam is niet meer religieus, maar gelooft wel dat er een god bestaat, alleen niet op de manier waarop de katholieke kerk God ziet.

Foto Roger Cremers

Leedvermaak

Is ze van plan de kloosterzusters uit te nodigen voor de show? „Nee, de katholieke wereld is daar niet op gemaakt. Die willen niet geconfronteerd worden en ze zullen het ook niet grappig vinden.” Zo komt Opdam in het begin van de voorstelling het podium op in haar originele habijt – dat mocht ze eigenlijk niet houden.

In de jaren in het klooster had ze best veel ontwikkelingen gemist. „Het is alsof je iemand uit de jaren zeventig in de jaren twintig hebt gezet”, grapt Bloemen over de voorstelling. Volgens Bloemen schaamde het publiek zich bijna tijdens de try-outs, omdat het te hard moest lachen om de pijnlijke en waargebeurde scènes. „Door de grappen begrijpt het publiek wat Fieke al heeft verwerkt.” Ook merkt Bloemen dat het publiek soms geshockeerd reageert op gebeurtenissen en dat Opdam het dan moet herhalen zodat het tot ze doordringt.

Het gangbare beeld van nonnen is dat van ingetogen vrouwen zijn die alleen met God bezig zijn en er alles aan doen geen zonde te begaan. Opdam vertelt dat ze straf kreeg toen ze bij een tehuisbezoek eens de vogeltjesdans deed met bejaarden, en dat sommige nonnen stiekem seks met elkaar hebben. „Ik heb ook kloosterseks gehad. Dat was wel een doodzonde. Na de seks gingen we in de biechtstoel zitten en werden we vergeven.”

Terug in de buitenwereld ontwikkelde ze langzaam haar eigen identiteit. „In kledingwinkels vond ik alles mooi, omdat ik nog niet wist wat ik mooi vond.” Een moment dat terugkomt in de voorstelling zijn haar oneindige outfit-wisselingen. „In de auto had ik altijd verschillende outfits mee, omdat ik op straat bij ieder ander persoon een nieuwe stijl zag en die meteen wilde uitproberen. In bijvoorbeeld het tankstation kleedde ik mij dan snel om, omdat ik niet wist wie ik was.”

Ze schrijft ook een boek over de zoektocht naar zichzelf in en na het klooster. De filmrechten zijn verkocht. „Ik ben blij dat ik nu beha’s en gekleurde onderbroeken mag dragen en dat ik zie dat ik borsten heb”, zegt ze terwijl ze een kijkje neemt in haar decolleté. „Maar mijn habijt heb ik nog steeds lief, want als meisje wilde ik niets liever dragen.”