Een nieuw medicijn tegen schizofrenie: wat kunnen we verwachten?

Het Amerikaanse medicijnagentschap FDA heeft donderdag goedkeuring gegeven aan een nieuw schizofreniemedicijn van farmaceut Bristol-Myers Squibb. Cobenfy, zoals de merknaam luidt, is het eerste medicijn voor de psychiatrische ziekte in zeventig jaar dat geen zogenoemd antipsychoticum is. Het heeft een ander aangrijpingsmechanisme.

Patiënten zullen de pil twee keer per dag moeten slikken. De farmaceut verwacht dat het middel eind oktober beschikbaar is. Vijf vragen over dit nieuwe medicijn.

1. Wat is schizofrenie?

Schizofrenie is een psychiatrische aandoening die zich kenmerkt door psychoses en gepaard gaat met symptomen als verwarring, wanen en hallucinaties. Nederland telt zo’n 50.000 patiënten met een diagnose, twee keer zoveel mannen als vrouwen. De meeste mensen ontwikkelen de ziekte grofweg tussen hun 16e en 35e. Schizofrenie is niet te genezen, maar de symptomen wel (gedeeltelijk) te onderdrukken met medicijnen. Meestal krijgen patiënten een antipsychoticum, dat kalmerend werkt en wanen en hallucinaties tegengaat. Ze zullen hun hele leven medicijnen moeten blijven slikken.

2. Hoe verschilt dit medicijn van andere schizofreniemedicijnen?

De behandeling van schizofrenie is in de afgelopen zeventig jaar flink verbeterd, maar patiënten blijven kampen met moeilijk te behandelen klachten, zoals apathie en een gebrek aan motivatie. Zo’n twintig tot dertig procent van de patiënten reageert überhaupt niet goed op de bestaande medicatie. Volgens wetenschappers heeft dat deels te maken met het feit dat het onderliggende mechanisme van schizofrenie nog steeds niet écht bekend is. Jarenlang richtten onderzoekers zich vooral op de dopamineroute: klassieke antipsychotica blokkeren een specifiek soort dopaminereceptoren in de hersenen, waardoor de schizofrene klachten kunnen afnemen. Zeven decennia geleden was de ontdekking van die dopamineroute een enorme doorbraak in de behandeling van het ziektebeeld .

Maar de laatste tijd is er meer oog voor de hypothese dat (ook) andere routes, stoffen en mechanismen in de hersenen betrokken zijn.

Dit nieuwe medicijn richt zich als eerste middel op de markt níet op de dopamineroute, maar op twee zogeheten muscarine cholinerge receptoren: M1 en M4. Patiënten krijgen via de pil niet één maar twee werkzame stoffen binnen: xanomeline en trospiumchloride. Eén om het effect op de hersenen te maximaliseren én eén om veelvoorkomende bijwerkingen – braken, misselijkheid en diarree – te onderdrukken.

3. Hoe baanbrekend is dit medicijn?

In Nederland is het nog behoorlijk stil rondom dit nieuwe middel. Een rondgang langs psychiaters en apothekers levert vooral terughoudende reacties op: veel deskundigen in het veld hebben zich nog niet in het middel verdiept.

De geluiden vanuit de medische wetenschap zijn voorzichtig positief. In een publicatie in het Tijdschrift voor Psychiatrie van een jaar geleden zijn drie Nederlandse psychiaters vooral enthousiast over het feit dat steeds meer alternatieve routes in de hersenen worden onderzocht die mogelijk betrokken zijn bij schizofrenie, waaronder dus de route waar dit nieuwe middel op aanslaat. Zij concluderen op basis van preklinische studies dat dit „een potentiële behandeling is voor tot op heden moeilijk behandelbare” symptomen bij schizofreniepatiënten, maar benadrukken dat er meer onderzoek nodig is om vast te kunnen stellen of het middel echt effectief is. Een internationaal panel van deskundigen waarschuwt: het middel is veelbelovend, maar biedt nog steeds geen genezing en heeft óók bijwerkingen.

4. Komt het middel ook in Nederland beschikbaar en zo ja: wanneer?

Het is nog veel te vroeg om dat te kunnen zeggen. „Het is een leuk middel”, zegt Arne Risselada, als ziekenhuisapotheker en klinisch farmacoloog gespecialiseerd in de werkingsmechanismen van geneesmiddelen voor psychiatrische ziektebeelden. „Maar dat het middel innovatief is, zegt niets over de toekomstige beschikbaarheid ervan in Nederland.

Er kunnen nog jaren overheen gaan voordat het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) of een Europees land zelf het middel goedkeurt. Bovendien moet nog worden onderzocht hoe het nieuwe middel zich verhoudt tot de al bestaande medicijnen tegen schizofrenie: werkt het überhaupt beter, en heeft het inderdaad minder bijwerkingen? In de relatief kleine studies die tot nu toe zijn gedaan, wordt het middel vergeleken met een placebo, en niet met andere schizofreniemedicijnen.

In studies om het middel op de markt te krijgen, zogenaamde registratiestudies, worden proefpersonen aan strenge selectiecriteria onderworpen. Maar in de praktijk krijgen psychiaters te maken met een meer gevarieerde patiëntenpopulatie: zij hebben ook nog andere ziektes, slikken verschillende medicijnen of zijn jonger of ouder dan de proefpersonen. Pas nadat artsen het middel een paar jaar in de praktijk hebben gebruikt, wordt duidelijk of het de verwachtingen echt waar kan maken. „Het zal niet de eerste keer zijn dat een middel teleurstelt”, zegt Risselada.

Bovendien is Nederland voor farmaceuten een relatief onaantrekkelijk land om middelen vroeg op de markt te brengen.” Ons land is klein, kritisch en zuinig”, zegt Risselada. „Vergeleken met andere landen is Nederland terughoudend over welke medicijnen worden toegelaten en vergoed. Een aantal antipsychotica is bijvoorbeeld wel in België en Duitsland te krijgen, maar niet bij ons.”

Een middel kan weliswaar veilig bevonden zijn en toegelaten worden in Europa, een farmaceut kan er voor kiezen het geneesmiddel niet in Nederland op de markt te brengen, of het wordt hier niet vergoed en is dan alsnog niet beschikbaar voor patiënten. De kosten van een nieuw middel spelen ook een belangrijke rol, want de zorg moet wel betaalbaar blijven.

En ja, het middel is behoorlijk duur. Op dit moment moet het middel in de Verenigde Staten met een prijs van 1.850 dollar per maand concurreren met goedkopere, patentloze antipsychoticapillen van zo’n zes dollar per maand.

5. Hoe zwaar wegen die financiële belangen van de farmaceut mee in dit verhaal?

Het is geen geheim dat farmaceuten winst willen maken op hun producten. In het geval van Cobenfy speculeren analisten al over een „langetermijn multimiljardenkans” voor Bristol-Myer Squibb, dat de afgelopen maanden grote financiële tegenslagen te verduren kreeg en binnenkort een aantal belangrijke patenten ziet verlopen, waardoor de inkomsten flink zullen teruglopen. Volgens Risselada zijn de Verenigde Staten, „waar veel artsen nog op de loonlijst van de farmaceutische industrie staan”, een lucratieve afzetmarkt voor dit soort middelen en een reden om veelbelovende studieresultaten met voorzichtigheid te interpreteren. Dat benoemen ook de auteurs van de publicatie in het Tijdschrift voor Psychiatrie: „Aangezien alle klinische studies zijn opgezet door de farmaceutische industrie, is er een grotere kans op commerciële beïnvloeding van de resultaten.”

Bristol-Myer Squibb test de werkzaamheid van Cobenfy nu ook voor onder meer alzheimer, psychoses, bipolaire manie en autisme, volgens Risselada een gebruikelijke gang van zaken bij antipsychotica.