Shell verlaagt z’n gasuitstoot door olievelden in Nigeria af te stoten – maar het affakkelen gaat heviger door

Wat is het nieuws?

  • Om een van zijn klimaatdoelstellingen te halen wil Shell dit jaar stoppen met het affakkelen van gas bij oliewinning. Die doelstelling kwam de afgelopen elf jaar vooral dichterbij door olievelden in Nigeria te verkopen, blijkt uit onderzoek van NRC. 
  • De nieuwe Nigeriaanse eigenaren fakkelen in veel gevallen meer gas af dan Shell deed.
  • Door deze ‘emissietransfer’ daalt de uitstoot van Shell, terwijl de uitstoot onder de nieuwe eigenaren toeneemt. Dit is een trend onder oliemultinationals die moeten vergroenen. Shell kondigde begin dit jaar aan zijn laatste olievelden in Nigeria te willen verkopen. 
  • In de ernstig vervuilde Nigerdelta wonen 3,3 miljoen mensen dichtbij gasfakkels, wat hun gezondheid ernstig kan schaden. Veel Nigerianen die NRC sprak vertellen over luchtwegklachten, huid- en oogaandoeningen, zwangerschapsproblemen en kanker. 
  • Shell zegt dat veel van zijn installaties van oorsprong niet in dichtbevolkte gebieden stonden, maar dat “gemeenschappen dichterbij zijn komen wonen”. Het bedrijf wil niet reageren op vragen over voormalige bezittingen. 

Hulppastoor Philip Mary Onename is zijn koffers aan het pakken. Negen jaar werkte hij in deze katholieke kerk in Oyigbo, een dorpje dat lang geleden al is opgeslokt door de Nigeriaanse oliestad Port Harcourt. Nu is hij overgeplaatst. Hij is blij de luchtvervuiling te kunnen ontvluchten, zegt hij in de pastorie.

Sinds enkele jaren gaat het iets beter met de roetlucht boven Port Harcourt, vertelt hij. Dat komt doordat de overheid veel van de illegale openluchtraffinaderijen heeft opgerold. In grote potten koken oliedieven daar de olie die ze uit pijpleidingen in de omgeving hebben gestolen in tot benzine.

Hulppastoor Philip Mary Onename is niet rouwig om zijn overplaatsing naar een parochie met schonere lucht.
Foto Femke van Zeijl

Maar de andere bron van het roet, het affakkelen van gas door de oliemaatschappijen, gaat volgens de hulppastoor gewoon door. Wanneer hij ’s avonds op het balkon van het kerkgebouw gaat staan, kan hij verderop een van de fakkels zien branden. De gasvlam verspreidt een rode gloed over de daken. „Als ik ’s ochtends wakker word en mijn neus snuit, is de zakdoek zwart.”

Bij de ingang van de kerk hangt een metershoge poster met het portret van een oudere collega. Onlangs overleed de zestiger, na lange tijd te hebben gekampt met ernstige luchtwegaandoeningen. Volgens de hulppastoor weet de collega zaliger zijn ziekte aan de luchtvervuiling. „Hij zei dat hij nooit gezondheidsproblemen had voordat hij hier kwam.”

Port Harcourt (3,5 miljoen inwoners) is het hart van de Nigerdelta, de zuidelijke streek waar de oliebronnen liggen die van Nigeria de grootste olieproducent van Afrika maken. In en rond de stad staan fakkelinstallaties van de oliemaatschappijen die hier actief zijn. Het terrein van de olieproducent waar de hulppastoor op doelt ligt midden in Oyigbo. Vanaf de kerk leidt een wirwar van zandstraatjes, met links en rechts dichte bebouwing, er naartoe.

Langs Garden Avenue, achter een hoog hek en een betonnen muur, vlamt het vuur op twee plaatsen uit de grond. Elke paar seconden laaien de vlammen metershoog op, hun hitte voelbaar voor passanten. De meubelmakers aan de overkant van de straat kijken niet op of om. Onverstoorbaar gaan ze door met hun werk: houten sofaskeletten bekleden met schuimrubber.

Dikke pijpschacht

Even verderop torent uit het tropische groen een dikke pijpschacht omhoog die zich aan het uiteinde vertakt in zo’n vijftien smallere buizen. Ook de vlammen uit deze buizen zijn de meubelmakers sinds jaar en dag gewend. Weer verderop, op zo’n 700 meter van de gasputten, flakkeren nog eens twee vlammen op uit dikke buizen die boven de daken uitsteken.

Voor olieproducenten is het affakkelen van gas een oude praktijk. Bij het oppompen van aardolie komt aardgas mee, dat vaak wordt beschouwd als een bijproduct van weinig waarde. Een goedkope en veilige manier om er vanaf te komen is het te verbranden. Het kan ook terug in het olieveld worden geïnjecteerd of afgevangen worden om het als brandstof te gebruiken. Maar dat vergt aparte installaties en die kosten geld.

De gasvlammen in Oyigbo branden dag en nacht. Zo’n 19.000 inwoners wonen binnen een kilometer van de fakkels.
Foto Femke van Zeijl

Het fakkelen leidt niet alleen tot gezondheidsproblemen en de vervuiling van lucht, bodem en waterbronnen. Het draagt ook sterk bij aan de opwarming van de aarde.

Shell, de grootste internationale oliemaatschappij in Nigeria, wil als onderdeel van zijn klimaatdoelen nog dit jaar wereldwijd een einde hebben gemaakt aan het routinematig affakkelen van gas in zijn oliewinningsinstallaties. Het concern is daarmee vooruitstrevender dan veel andere oliereuzen. Die houden zich aan 2030 als streefdatum, daarbij aangemoedigd door de Wereldbank.

Of Shell zijn doelstelling gaat halen is voor een groot deel afhankelijk van de resultaten in Nigeria, omdat het daar nog relatief veel affakkelt. NRC onderzocht de praktijk van het affakkelen van gas in Nigeria, samen met het internationale journalistieke netwerk EIC en het Environmental Investigative Forum, een consortium van milieujournalisten. Daaruit blijkt dat de manier waarop Shell dit aanpakt, er juist toe kan leiden dat er méér gefakkeld wordt in Nigeria.

Satellietgegevens

Shell is al jaren bezig met het afstoten van oliebronnen in Nigeria, meestal door ze te verkopen aan Nigeriaanse bedrijven. NRC stelde met behulp van satellietgegevens vast op welke plaatsen in Nigeria er gefakkeld wordt, in welke van die velden Shell een aandeel heeft of heeft gehad en hoeveel daar afgefakkeld wordt. De fakkels zijn zo heet en fel dat ze vanuit de ruimte te detecteren zijn. Wetenschappers gebruiken dat om schattingen te maken van de hoeveelheid afgefakkeld gas. De cijfers beslaan de periode 2012-2023.

Uit de analyse blijkt dat meer dan de helft van de daling in het door Shell afgefakkelde gas in de afgelopen elf jaar is toe te schrijven aan de verkoop van oliebronnen. In vijf van de zeven door Shell afgestoten licentiegebieden waarin gefakkeld wordt, is het jaarlijkse gemiddelde volume na de verkoop bovendien gestegen. In drie van die gebieden is de gemiddelde hoeveelheid afgefakkeld gas onder de nieuwe eigenaren bijna verdubbeld ten opzichte van de Shell-jaren.

Die emissies komen echter niet langer op het conto van Shell, dat op papier hard op weg is om zijn klimaatdoel te bereiken. De lokale gemeenschappen en het klimaat hebben het nakijken. Shell zegt in een reactie geen commentaar te geven omdat het gaat om licentiegebieden die niet langer in zijn bezit zijn.

In twee gebieden is sprake van een daling onder de nieuwe eigenaar. In één gebied wordt 20 procent minder gefakkeld, in het andere zo’n 40 procent.

Sinds 2012 is het door Shell afgefakkelde volume gas in Nigeria gedaald met meer dan 80 procent tot 0,35 miljard kuub. 55 procent van de daling heeft Shell kunnen afschrijven door de verkoop van velden.

Duizeligheid en hoofdpijn

Oyigbo ligt in een van de licentiegebieden die Shell heeft verkocht. Sinds er een nieuwe eigenaar is, is het afgefakkelde jaargemiddelde in Oyigbo verviervoudigd. Het vuur brandt er zowel overdag als ‘s nachts. Vorig jaar fakkelde de nieuwe eigenaar er meer gas af dan Shell in zeven jaar tijd. Drie tot vier nachten per week laaien de vlammen zo hoog op dat het in de verre omgeving te horen is, zeggen omwonenden. Het geluid, als van een overvliegend straalvliegtuig, houdt menigeen uit de slaap.

Zelfs bij kortstondige bezoeken heeft het vuur effect op de gezondheid. De buitenlucht ruikt er naar een zojuist aangestoken barbecue waarin een stuk plastic mee wordt verbrand. Na tien minuten prikken en tranen de ogen, dan volgen lichte duizeligheid en hoofdpijn. Hierna ontstaat een drukkend gevoel op de borst en na een paar uur een benauwdheid die pas lang na vertrek opklaart. De omwonenden zijn het gewend, zeggen ze.

Oyigbo is berucht in de omgeving. De oorspronkelijke bewoners ruziën met landgenoten die zich er later hebben gevestigd over de banen en de cadeautjes van de oliemaatschappij. Het gevolg is dat niemand elkaar meer vertrouwt. Landbouw en visserij leveren al jaren niet meer genoeg op, waardoor er werkloosheid en armoede heersen. Nu het leger ook de grote illegale raffinaderijen in Oyigbo oprolt, kiezen sommigen voor ontvoering als verdienmodel. Oyigbo staat bekend als Kidnap Central.


Oyigbo is een van de plekken wereldwijd waar de meeste mensen vlakbij een gasfakkel wonen

Maar Oyigbo is meer dan dat. Het is ook een van de dichtstbevolkte oliewingebieden wereldwijd waarin gas wordt afgefakkeld. Uit data-onderzoek van NRC blijkt dat zo’n 19.000 inwoners binnen een kilometer afstand van de fakkels wonen. Wereldwijd zijn er maar vijf gebieden waar meer mensen zo dichtbij wonen. Volgens wetenschappelijk onderzoek bezorgt de nabijheid van de fakkels ze een verhoogde kans op aandoeningen aan de luchtwegen, ogen en huid, op vroeggeboortes en op kanker. Het effect draagt ver: tot op 95 kilometer afstand lopen mensen verhoogd risico.

Bijna 54.000 Nigerianen wonen binnen een kilometer van een fakkel in een veld waar Shell belangen heeft. Het bedrijf zegt in een reactie: „Veel van onze olie- en gasproductiefaciliteiten stonden oorspronkelijk niet in dichtbevolkte gebieden. In de loop der jaren zijn gemeenschappen echter dichter bij de faciliteiten komen wonen en hebben ze inbreuk gemaakt op ons recht van overpad en ander land dat we voor onze activiteiten hebben verworven.”

Binnen blijven, in de airco

Het grootste deel van de patiënten in Gamo Hospital belandt daar met luchtwegproblemen, zegt dokter Aniefiok McCarthy (38). Soms moeten ze met een rolstoel worden binnengereden. De privékliniek ligt op nog geen 500 meter van de gasputten. De arts ziet ook allerlei vormen van kanker, huidaandoeningen en hart- en vaatziekten die gerelateerd kunnen zijn aan luchtvervuiling. Ook de hoge sterfte in de Nigerdelta houdt hiermee verband, is McCarthy’s sterke vermoeden.

De kinderen van dokter Aniefiok McCarthy hebben geregeld luchtwegaandoeningen.
Foto Femke van Zeijl

Het gaat hem aan het hart dat zijn gezin in deze ongezonde omgeving moet wonen, zegt hij. Zijn gezicht betrekt als hij zich herinnert hoe zijn oudste kind op vierjarige leeftijd bij een allergische luchtwegreactie naar adem lag te happen. En ook zijn andere twee jonge kinderen hebben geregeld luchtwegaandoeningen. „We houden ze binnen, in de airco”, zegt hij. „Maar dat kunnen alleen welgestelden zich veroorloven.”

Buurtbewoner John Effiong (38) kan dat niet, zegt hij. Hij smeert een nieuwe kwak cement tegen de buitenmuur die hij aan het betegelen is. In zijn krappe woning gaan ’s nachts de ramen juist open om de hitte te laten ontsnappen. De tegelzetter woont met zijn vrouw en kinderen van zes en acht in de buurt. Zijn vrouw, die kapster is, is altijd aan het hoesten. „And my pikin get plenty craw-craw”, zegt hij in het pidgin, een variant op het Engels: zijn kinderen hebben veel last van huiduitslag. Hoe dat precies komt weet hij niet. Wel weet hij dat de lucht ongezond is. „If I see money, I go move.”

#TOEWay

De oliemaatschappij die de fakkels in Oyigbo laat branden heet Trans-Niger Oil and Gas Limited (TNOG). TNOG is een geesteskind van serial entrepreneur Tony O. Elumelu, het soort megasuccesvolle ondernemer aan wie met enige regelmaat gevraagd wordt of hij geen president moet worden, en die dat dan niet ontkent.

De arts ziet allerlei vormen van kanker, huidaandoeningen en hart- en vaatziekten die gerelateerd kunnen zijn aan luchtvervuiling

Op zijn Instagram-pagina volgen twee miljoen mensen zijn succes: Tony Elumelu op een jacht, tijdens een extravagant bedrijfsfeest (‘The Elumelu All White Party), in een yogahouding in de buitenlucht, handenschuddend met de sheik van Abu Dhabi: hashtag TOEWay.

Op een filmpje van een week geleden loopt Elumelu in Manhattan, New York, op weg naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, om daar „met wereldleiders te praten” over economische kansen en „een gelijkwaardige energietransitie voor Afrika”.

Elumelu (61) begon in de jaren negentig als bankmedewerker en klom snel op tot bankdirecteur. Hierna richtte hij Heirs Holdings op, dat inmiddels belangen heeft in verzekeringen, vastgoed, hotels, medische klinieken en meer.

Sinds januari 2021 heeft Heirs ook grote belangen in de olieproductie. Deze zomer vertelde Elumelu bij een lunch met kwarteleieren aan de Financial Times waarom: „We wilden een Fortune-500-bedrijf worden en hebben bedacht wat daarvoor nodig was.”

Met een nieuw opgericht dochterbedrijf, TNOG, kocht hij het aandeel van 30 procent dat Shell in de olievelden rond Oyigbo had. Hij kocht eveneens de 10 procent die het Franse Total daar bezat en de 5 procent van het Italiaanse ENI. De overige 55 procent bleven in handen van het machtige Nigeriaanse staatsoliebedrijf NNPC. TNOG werd ook de operator, de dagelijkse beheerder, van de oliebronnen. Voorheen was dat SPDC, het Nigeriaanse dochterbedrijf van Shell waarin de olievelden op het vasteland zijn ondergebracht.

We wilden een Fortune-500-bedrijf worden en hebben bedacht wat daarvoor nodig was

Ondernemer Tony Elumelu

Dollars waren niet zijn enige doel, zegt Elumelu over de transactie. Dit was „Afrikapitalisme in actie”. Wat sinds decennia in handen was van buitenlanders ging nu over naar de goede zorgen van een echt Nigeriaans („indigenous”) bedrijf. Laat Nigerianen ophouden met klagen over het onrecht van de kolonisatie, is Elumelu’s vaste boodschap, en zelf de touwtjes in handen nemen. In dat licht is de overname van de oliebronnen een soort commerciële dekolonisatie.

Kopzorgen

Voor Shell paste de transactie binnen het bedrijfsbeleid. Shell was al jaren bezig met het afstoten van licentiegebieden. Later in 2021 kondigde de multinational zelfs aan op zoek te gaan naar een koper voor ál zijn bezittingen op het vasteland van Nigeria. De boorplatforms voor de kust zouden behouden blijven, maar de ‘klassieke’ oliebronnen bezorgden het bedrijf al tientallen jaren kopzorgen en moesten nu maar eens weg.

Het was de aankondiging van het einde van een tijdperk. Sinds Shell in 1956, nog in de Britse koloniale tijd, voor het eerst olie vond in de Nigerdelta, is het de dominante oliemaatschappij in het land geweest. Maar de verhoudingen met lokale gemeenschappen die lijden onder de vervuiling van bodem, water en lucht, en die vinden dat Shell daar te weinig verantwoordelijkheid voor neemt, zijn al tientallen jaren uiterst moeizaam.

De gasfakkels in Oyigbo staan op korte afstand van de huizen.
Foto Femke van Zeijl

Op zijn beurt heeft Shell al jarenlang te lijden onder oliediefstal in de Nigerdelta. „Er komt een moment waarop we moeten concluderen dat deze blootstelling niet meer in onze risk appetite past”, zei toenmalig bestuursvoorzitter Ben van Beurden in mei 2021 bij de aankondiging dat Shell het Nigeriaanse vasteland zou verlaten.

Afgelopen januari maakte Shell bekend een koper te hebben gevonden voor de laatste achttien licentiegebieden: een nieuw consortium van vier Nigeriaanse en een internationaal oliebedrijf, Renaissance geheten. Die deal wacht nu op goedkeuring van de Nigeriaanse toezichthouder en de president.

Ook de nieuwe eigenaren van de licenties die Shell sinds 2012 al had verkocht zijn Nigeriaans. Vaak gaat het om een gedeeld aandeelhouderschap van staatsoliebedrijf NNPC en net opgerichte private bedrijven zoals TNOG van Tony Elumelu.

Veel melk drinken

In Oyigbo merken de inwoners weinig verschil tussen de oude en de nieuwe operator. „Veel melk drinken en de ramen dicht houden, dat adviseer ik de mensen”, zegt Chinyere Abba (38). De laborante woont een paar straten bij de fakkelinstallaties vandaan, het laboratorium waar ze werkt ligt iets verderop.

In de bloed- en urinetests die zij analyseert ziet ze veel indicatoren van kanker en orgaanfalen, zegt Abba. „Ik ken drie mensen met leukemie. Een parochiaan is eraan doodgegaan. En een paar van mijn vriendinnen hebben borstkanker.” Of al die ziektes te herleiden zijn tot de fakkels, weet ze niet. „Shell is niet van alles de schuld.”

Net als andere omwonenden spreekt ze nog altijd van Shell, ook al is wel bekend dat TNOG er nu is. Abba had verwacht dat een Nigeriaanse eigenaar meer rekening zou houden met de mensen in de buurt, zegt ze glimlachend. „Maar we hebben weinig verandering gezien. Ze trekken zich net zomin iets van ons aan.”

De luchtvervuiling houdt ook Miriam Chidi (36) bezig, een accountant die langs de rand van de weg staat te wachten op een motortaxi. Haar twee miskramen, de ziekte van haar driejarige dochter die al vier dagen aan het infuus in het ziekenhuis ligt; ze weet niet wat ze wel en niet moet toeschrijven aan de luchtvervuiling.

Hoofdverpleegkundige Juliet Unchenna van het Gamo ziekenhuis in Oyigbo moet patiënten met luchtweginfecties vaak binnenrijden met een rolstoel, zo verzwakt zijn ze.
Foto Femke van Zeijl

Chidi hoorde dat het olieveld was verkocht aan een Nigeriaans bedrijf – ze weet niet welk – maar denkt dat het leven voor de omwonenden sindsdien niet beter is geworden. „Die oliemaatschappijen brengen ons niets goeds”, zegt ze. „Alleen een voortijdig graf.”

Shell zegt al zo’n twintig jaar dat het technische maatregelen neemt om het fakkelen te verminderen. Volgens zijn duurzaamheidsverslagen heeft het alleen al in Nigeria miljarden geïnvesteerd om dat te bereiken. In 2021 werd bekend dat Shell vóór 2025 helemaal gestopt wil zijn met routinematig fakkelen.

Er is altijd een technische oplossing mogelijk waarmee het routinematig affakkelen van gas kan worden voorkomen, legt René Peters uit. Hij is directeur gastechnologie bij TNO. „Zo ingewikkeld is het niet. Als je het terug wilt injecteren in het olieveld, moet je een put aanleggen en een compressor installeren. Als je het als brandstof wilt gebruiken moet je buizen aanleggen om het af te voeren. Dit gebeurt over de hele wereld.”

„De keuze om dit soort oplossingen niet toe te passen wordt doorgaans gedreven door economische belangen”, zegt Peters. „Vaak is de lokale prijs voor gas te laag om het op een rendabele manier af te vangen. En soms is het volume te laag om het tot nut te kunnen maken of om buizen te kunnen aanleggen. Dan kun je het dus herinjecteren, maar ook dat is een investering.”

„Om echt een eind te maken aan het routinematig fakkelen zijn regels van de overheid nodig. Een probleem in Nigeria is dat de olie- en gasbedrijven er heel machtig zijn. De overheid is afhankelijk van hun investeringen en schiet in haar eigen voet als ze strenge regels maakt die de bedrijven veel kosten. Bovendien is de handhaving er niet sterk ontwikkeld en is omkoping van ambtenaren er wijdverbreid.”

Altijd dag

Misan Afinotan, een Nigeriaanse jurist aan de Universiteit van Exeter, is vooral teleurgesteld in zijn eigen overheid. De fakkels van Shell hebben in zekere zin zijn leven bepaald, en de overheid heeft dat toegestaan, vindt hij. Afinotan (40) groeide op in een dorp bij de stad Warri, waar de olie alomtegenwoordig was. „Bij sommige inwoners liepen de pijpleidingen door de woonkamer”, herinnert hij zich. „Als ik ’s nachts mijn ogen dicht deed werd het niet donker. Het was alsof het altijd dag was. Ik voelde de hitte van de vlam in mijn bed.”

De vervuiling die Afinotan om zich heen zag maakte dat hij klimaat- en milieurecht ging studeren. Hij kent de Nigeriaanse regelgeving rond het affakkelen van gas tot in detail. Affakkelen is al sinds 1984 verboden, tenzij de minister van Petroleum wegens een technische noodzaak een tijdelijke uitzonderingspositie toekent. Oliebedrijven die toch fakkelen, moeten een boete betalen, maar die is erg laag vergeleken bij de winst die ze maken. De inning ervan verloopt moeizaam: ruim 830 miljoen dollar aan boetes stond eind 2022 nog open.

Afinotan: „Bedrijven als Shell zijn in hoge mate verantwoordelijk voor het affakkelen, maar vergeet niet dat het staatsoliebedrijf vaak in joint ventures met ze samenwerkt en dus net zo goed verantwoordelijkheid draagt. Daarnaast: de overheid beslist of een bedrijf een licentie krijgt. Er gebeurt niets zonder dat de overheid het weet. Straffeloosheid regeert in Nigeria.”

Een van de fakkels in Oyigbo. De vlam is vanuit de ruimte met een satelliet te detecteren.
Foto Femke van Zeijl

Hij vervolgt: „Zo is het tientallen jaren gegaan. Nu de wereld overgaat op hernieuwbare energie, zegt Shell: Weet je wat, het lijkt erop dat we klaar zijn in de Nigerdelta, we verkopen onze bezittingen aan Nigeriaanse bedrijven en dragen daarmee onze emissies over aan de Nigerianen. Dan zijn wij ervan verlost. Val ons niet meer lastig.”

Dat sommige nieuwe eigenaren alleen maar meer gas affakkelen verbaast Afinotan niet. „Tony Elumelu is een schrandere zakenman, zijn hoogste prioriteit is winst maken. Bovendien heeft dit soort nieuwe bedrijven vaak niet de diepe zakken en de technische kennis in huis om een einde aan het fakkelen te maken. Hierdoor kan Shell achteraf zeggen: wij werden ervan beschuldigd het probleem te zijn, maar moet je nu eens kijken.”

Emissietransfer

In de wereld van klimaatjuristen heeft dit fenomeen een naam: emissietransfer. „Het komt erop neer dat oliereuzen hun broeikasgasemissies van de hand doen en daar aan verdienen, terwijl de uitstoot gewoon doorgaat”, zegt Michael Burger van Columbia Law School. Alle supermajors in de oliewereld (naast Shell onder andere BP, Chevron, ExxonMobil en TotalEnergies) doen er aan mee, concluderen Burger en collega’s in een vorig jaar verschenen onderzoek.

Een openstaande vraag is in hoeverre het kunnen afschrijven van de emissies het doel is van de verkoop. Burger: „Er zijn allerlei redenen waarom fossiele bedrijven hun bezittingen van de hand doen. In sommige gevallen kan het afstoten van broeikasgasuitstoot een deel van de afweging zijn. Dat is van buitenaf moeilijk vast te stellen.”

Burger denkt dat strengere rapportageregels meer inzicht kunnen bieden: als oliebedrijven in hun duurzaamheidsverslag moeten noemen welk deel van hun reductie door technisch ingrijpen komt en welk deel door verkoop, leidt dat wellicht tot kritische vragen van het publiek en overheden. Overheden zouden dit in wetgeving kunnen vastleggen.

Shell maakt dit onderscheid nu niet en wil geen antwoord geven op vragen over emissietransfer. Wel zegt het in een voetnoot in zijn duurzaamheidsverslag over 2023 dat het uitbannen van routinematig affakkelen alleen lukt als dochterbedrijf SPDC is verkocht.

Aan Nigeriaanse, niet-beursgenoteerde bedrijven kunnen westerse autoriteiten geen eisen opleggen. NGO’s wijzen op een gebrek aan transparantie van de nieuwe Nigeriaanse olieproducenten. Vaak is bijvoorbeeld niet te achterhalen wie de exacte eigenaren zijn. Dat geldt ook voor het consortium Renaissance, dat SPDC wil overnemen.

Een van de vijf bedrijven die Renaissance vormen is ND Western. Dat werd in 2011 opgericht om de belangen te kopen die Shell had in de oliebronnen rond de stad Warri. In dat licentiegebied speelde in 2005 een rechtszaak die destijds als baanbrekend gold. Dorpeling Jonah Gbemre klaagde SPDC aan om een einde te maken aan het fakkelen en kreeg gelijk van de rechter, die oordeelde dat door het fakkelen het recht op leven „moedwillig werd geschonden”.

Het fakkelen is sindsdien echter niet gestopt, niet in de jaren dat Shell nog eigenaar was en niet onder ND Western. Uit staan de fakkels bijna nooit: volgens satellietgegevens brandden vorig jaar drie van de vier fakkels meer dan 95 procent van de tijd.

Reageren? [email protected]
Met medewerking van Roos Liefting