Gouden GriffelAnnejan Mieras
Het kleine heelal is „een ultiem kinderboek in de betekenis dat het alles heeft om uit te groeien tot een klassieker”, aldus de jury van de Gouden Griffel, die de jaarlijkse kinderboekenprijs verrassend toekende aan schrijfster Annejan Mieras. Zij kreeg de voorkeur boven de gedoodverfde favoriet Tjibbe Veldkamp, die voor De jongen die van de wereld hield eerder al de Nienke van Hichtum-prijs en de Woutertje Pieterse Prijs ontving, en eerdere winnaars Anna Woltz en Edward van de Vendel.
Mieras (1965) is een relatief nieuwe ster aan het kinderboekenfirmament: ze debuteerde in 2018 als schrijfster en Het kleine heelal is haar derde boek. Haar schrijverschap is haar derde carrière: na een studie bouwkunde werkte ze eerst als architect, tot de stress haar tot een carrièreswitch aanzette: ze werd leerkracht op een basisschool. Met schrijven begon ze na een schrijfcursus bij bekroond auteur Benny Lindelauf – al kostte het nog vele jaren en aanzetjes tot verhalen, tot haar debuut Portiek Zeezicht.
Het kleine heelal van Annejan Mieras is een kalm vertelde, psychologisch vernuftige kinderroman over de 10-jarige Raaf, die iets meer woeste impulsen heeft dan goed voor haar is. Het verhaal begint als zij geschorst is van school na een woede-uitbarsting, en ze met haar moeder een poosje in een stacaravan gaat wonen op een morsige camping. Waarom ze daar moet verblijven is een raadsel, iets met lekkage in hun appartement en het ‘oponthoud’ dat haar vader opliep met zijn sleepwagenbedrijfje, waardoor hij tot nader order niet thuis en onbereikbaar is. In dat wat subtiel verzwegen wordt zit de spanning van het verhaal: op de lege, landerige camping en in het alerte hoofd van Raaf worden de geheimzinnigheden gauw uitvergroot.
Op die camping zwerft ook Nicolaas rond, die zijn boshut heeft omgebouwd tot sterrenwacht en er afleiding vindt van een gevoel dat hij met Raaf deelt: gemis. De afwezigheid van zijn moeder geeft hem een vergelijkbaar hol gevoel, waarvoor het grote, lege heelal een troostende metafoor aanreikt: ‘Missen is een soort heelal van binnen.’ Maar ‘in het midden van alles woont de zon’, is het troostende motto van het boek, ontleend aan Copernicus.
Het kleine heelal van een literair kinderboek over grote gevoelens in een klein kinderleven, in de even tedere als sobere traditie van eerdere Gouden Griffelwinnaars als Marjolijn Hof (Een kleine kans, 2006) en Yorick Goldewijk (Films die nergens draaien, 2021) – ten diepste verhalen over eenzaamheid en gemis. De jury van de Gouden Griffel prijst het als een „lekker leesboek om in te verdwijnen”, al ligt de nadruk in het juryrapport vooral op de subtiliteit en verfijning.
De bekroonde kinderroman is „ongelooflijk gelaagd”, dankzij Mieras’ „sublieme stijl én het ingenieuze web aan verhaallijnen en thema’s dat gesponnen wordt en nergens in de knoop raakt”, aldus de jury. Aan de Gouden Griffel is een prijzengeld van 10.000 euro verbonden.
Gouden PenseelJeska Verstegen
„Zo’n complementaire relatie tussen de tekst en de illustraties” als de jury van het Gouden Penseel aantrof in Het touw en de waarheid, „is doorgaans voorbehouden aan prentenboeken”. Daarvoor wordt illustrator Jeska Verstegen bekroond met het Gouden Penseel, de hoofdprijs voor kinderboekillustraties, 10.000 euro groot.
Alleen al het aantal tekeningen in Het touw en de waarheid is uitzonderlijk voor een jeugdboek: elk van de 35 hoofdstukjes is tweemaal geïllustreerd: een beginnetje van de tekening staat onder de verhaaltekst, en bij het omslaan van de bladzijde toont zich een spread die geheel gevuld is met het werk van Verstegen. Deze „visuele enjambementen”, zoals de jury ze noemt, „voeren de lezer over de grens van de pagina mee door het boek, zoals de zeeën Kyra en Ylan meevoeren”. Over die twee verweesde jongeren gaat het verhaal van schrijver Marco Kunst: Ylan die zijn uitgestippelde leven als monnik vaarwel zegt als hij de betekenis van het woord ‘verlangen’ leert, en Kyra die de eenzaamheid op haar geboorte-eiland achterlaat, op zoek naar het avontuur.
Over de tekeningen van Verstegen hangt dezelfde sprookjesachtige, mythische waas van zachtheid als over het onwereldse verhaal van Kunst. De symboliek in diens vertelling gaf Verstegen de vrijheid om groots en dramatisch uit te pakken: met woeste zeedieren, dreigende ontberingen, bovennatuurlijke landschappen en kleuren, surrealistische verstilling. Maar de mythe die Kunst en Verstegen oproepen, staat ook „met beide benen in onze tijd”, meent de Penseeljury: „De illustraties maken de ontberingen van vluchtelingen voelbaar; de wanhoop en eenzaamheid die onteigening oproept.”
Het Gouden Penseel is voor Jeska Verstegen (1972) de eerste Nederlandse onderscheiding – haar eerdere prentenboek Beer is nooit alleen behaalde wel al internationaal succes en werd bekroond als een van de beste geïllustreerde kinderboeken door The New York Times en de New York Public Library. Dat was een eerste kroon op een artistieke ontwikkeling die ze de afgelopen decennia doormaakte: in haar eerste prentenboeken was er geen vuiltje aan de lucht, Verstegen maakte vrolijke, klassiek kinderboekachtige tekeningen van bijvoorbeeld het zoete prinsesje Keteltje en de jolige Kereltje Kareltje.
Gaandeweg kreeg haar stijl een sferischer en poëtischer karakter. Felle, heldere kleuren ruilde ze in voor doffere tinten met meer diepte – de poppetjes van weleer werden karaktervolle figuren die verhalen vertelden, duister of sprookjesachtig. In 2020 debuteerde Verstegen bovendien als schrijver, met het kinderboek Ik zal je bewaren, een autobiografisch verhaal over het doorwerkende trauma van de Tweede Wereldoorlog in haar familie. Ze ging zelf meer vertellen, in plaats van alleen het verhaal van een ander te illustreren, en stopte een rijkdom aan gevoel in haar beelden. Zoals Marco Kunst aan het einde van Het touw en de waarheid schrijft: „Een traan drupte op Kyra’s tekening, de verf liep uit. Het gaf niet, het was goed zo, het maakte haar tekening misschien zelfs mooier.” Het is die aanpak die Verstegen nu het Gouden Penseel oplevert.