Ondanks alles blijven Senegalezen op dat bootje naar Europa stappen

Een man zit in het raam terwijl hij attaya – thee met munt en suiker – maakt in het Zuid-Senegalese dorpje Hilol.


Foto Muhamadou Bittaye

Reportage

Bootmigratie Eva Oude Elferink was in de Senegalese kustplaatsen M’bour en Kafountine en Oumaima Abalhaj in de Spaanse hoofdstad Madrid . Twee reportages: over Senegalezen die vergeefs de gevaarlijke boottocht naar Europa ondernamen, en over hun landgenoten die wél in Spanje aangekomen zijn.

Vertrek uit Senegal

Volgens de gps zou hun route achttienhonderd kilometer zijn, vertelt Sow

De tweede keer dat Alassane Sow op open zee dobberde, zijn voeten opgezwollen van de eindeloze uren en dagen zittend in dezelfde positie, ingeklemd tussen lijven voor, naast, achter hem, een kluwen van mensen, deinend op golven in de Atlantische Oceaan, dacht hij heel even dat het geluk hem ditmaal wél toelachte.

De gebeurtenissen van de avond ervoor, de jongen die plots bezeten leek, iets schreeuwde, opsprong en in het water verdween – Sow had het alweer verdrongen. Op zee gebeuren er rare dingen. Maar de kapitein had goed nieuws. Volgens de navigatie voer hun houten boot ter hoogte van Marokko. Nog een paar dagen en dan was hun bestemming bereikt.

Sow, een jongen met gespierde schouders en een hoog staartje met fijne dreadlocks, wist niet echt wat hij op de Canarische Eilanden kon verwachten. Hij zag het als een deur, een poort tot het beloofde land: Spanje. Waar zeven neven hem naartoe voorgingen, net als zo veel anderen uit M’bour, een vissersstad op 75 kilometer ten zuidoosten van de Senegalese hoofdstad Dakar.

Een dansend meisje in de regen in Hilol, burgemeester David Diatta van Kafountine, Kassel in Zuid-Senegal.
Foto’s Muhamadou Bittaye

2020, het jaar dat Sow tot tweemaal toe op een pirogue stapte, een kleurrijk beschilderde vissersboot zoals duizenden de Senegalese kustlijn vullen, zou een van de meest dodelijke jaren worden op de Atlantische Route. Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie stierven of verdwenen (hun lichaam werd niet gevonden) er dat jaar zeker 850 mannen, vrouwen en kinderen op overvolle boten in de richting van de Canarische Eilanden. Ze kwamen uit Guinee, Senegal, of Marokko. Het jaar daarop zou dit dodental verder oplopen, tot bijna 1.200.

In 2006 wist een recordaantal van meer dan dertigduizend mensen via deze route de Canarische Eilanden te bereiken. Sindsdien deden aangescherpte patrouilles van vooral Spanje, deels onder de vlag van het Europese grensagentschap Frontex, hun werk. Migranten verlegden hun routes.

Totdat overeenkomsten met Turkije, Libië en doorgangsland Niger ook die routes steeds verder blokkeerden. Daarom begonnen vanaf 2018 de pirogues weer te vertrekken. Zo ook vanuit M’bour, met zijn ruim kwart miljoen inwoners. De huizen zijn er laag, de straten bedekt met zand en overal hangt de zilte geur van verse of gerookte vis. Vis die ze hier met de jaren steeds minder vangen. Overbevissing, vooral door Chinese en Europese schepen, put de wateren uit.

Volgens de gps zou hun route achttienhonderd kilometer zijn, vertelt Sow. De inmiddels 25-jarige schoenenverkoper zit met opgetrokken knieën op het strand van M’bour. De Canarische Eilanden haalde hij nooit.

Mauritaanse kust

Toen zijn eerste poging mislukte, ergens voor de Mauritaanse kust, was hij vastbesloten het weer te proberen. Maar ook de tweede keer ging het mis: op dag vijf begon de boot water te maken. Volgens Sow overleefden drie mensen de terugtocht niet.

„Het is de invloed van onze broeders daar”, zegt Sow ernstig. Degenen die het wel haalden. Die foto’s sturen. En geld. Genoeg om een groter huis te bouwen. Om school te betalen. Dat zet druk op de achterblijvers, in een samenleving waar de gemiddelde leeftijd negentien jaar is en de werkloosheid – vooral onder jongeren – schommelt rond de 25 procent.

Sow komt uit een gezin van zeven. Vier broers, twee zussen. Zijn vader, die in de visserij zat, vertrok in 2006 als arbeider naar Spanje. Met het vliegtuig, aldus Sow. Hij werkt in een fabriek in de noordwestelijke regio Galicië en vroeg Sow ook te komen, om zo de familie te helpen. Maar een visum krijgen is onmogelijk, zegt hij. Dus sprokkelde Sow 300.000 CFA-frank bijeen, ruim 450 euro, en betaalde een smokkelaar voor een plek op een boot.

Bereikten in 2018 zo’n 1.300 migranten op deze manier de Canarische Eilanden, twee jaar later was dat aantal opgelopen tot 23.000. Slechts een vijfde van het aantal migranten dat dat jaar de oversteek naar Europa maakten via de Middellandse Zee, maar toch. Sindsdien nam de populariteit van de route weer iets af: volgens de Spaanse autoriteiten kwamen er vorig jaar 15.700 migranten via zee aan op de eilandengroep in de Atlantische Oceaan. Bij de Spaanse exclaves Ceuta en Melilla, die aan Marokko grenzen en dus over land te bereiken zijn, stegen de aantallen juist weer.

De daling komt deels door opnieuw opgeschroefde patrouilles. Zo worden in Senegal de politie, gendarmerie en marine bijgestaan door de Spaanse nationale politie en de marechaussee, de Guardia Civil, waarvan de patrouilleboten en een observatiehelikopter geregeld bij de kust van Dakar kunnen worden gespot. Vorig jaar wisten er maar vier boten vanuit Senegal te vertrekken, zegt een Spaanse politie-agent die in Dakar gestationeerd is. Zo’n twintig anderen zouden zijn tegengehouden.

Maar helemaal stoppen gaat niet gebeuren, zegt de agent. Daarvoor zijn de belangen te groot. Niet alleen voor de migranten en smokkelaars. Ook voor politici, in Spanje en elders in Europa, voor wie beelden van volle boten dankbaar campagnemateriaal zijn. En voor de Senegalese regering, die ziet hoe de onvrede borrelt onder haar jeugd, en die profiteert van het geld dat de diaspora terugstuurt.

Illegaliteit

Degenen die de Canarische Eilanden halen, maken aanzienlijke kans om uiteindelijk in Spanje te blijven, al dan niet in de illegaliteit.

In een pikdonkere kamer schuifelt een in een strakke trainingsbroek gestoken tiener met zijn voeten over de grond. Buiten is het nacht en binnen is de stroom uitgevallen, waardoor de jongen en zijn vader naast hem op de bank tot contouren zijn gereduceerd. Vijftien is hij. En hij wilde „slagen in het leven”. Zijn grote broer is in Spanje, zegt hij zacht. Hij wilde hem volgen.

De plaats waar enkele van de veertien omgekomen bootmigranten uit Kafountine begraven liggen. Foto Muhamadou Bittaye

Op een juniavond vorig jaar werd de jongen (naam bij de redactie bekend), samen met tientallen anderen met een bootje diep de mangroves in bij het zuidelijke kustdorp Kafountine gebracht. Daar lag een grote boot klaar. Voordat hij kon vertrekken, met ruim honderd man aan boord, was er een explosie. Zeker veertien mensen kwamen om. De jongen, die niet kan zwemmen, klampte zich uren aan de mangroves vast.

De gebeurtenis schokte de bewoners in de Zuid-Senegalese regio Casamance. Vanwege de doden; van de migrantenboot zelf keek niemand op. Omdat de patrouilles zich vooral op het noorden van Senegal concentreren, zijn de vertrekpunten van boten geleidelijk steeds verder naar het zuiden verschoven, zoals rond het door mangrove-eilanden omgeven Kafountine.

Zeker veertien mensen kwamen om bij een explosie op hun boot

Migratie is overal in dit dorp. Op straat, waar twee wachtende jongens met een niet-lokaal accent, gescheurde jeans en kleine tasjes worden meegetrokken door een zenuwachtige man. De jongen op de hoek die gris-gris verkoopt, talismannen aan leren koordjes, die migranten beloven te beschermen op zee. En in de verhalen van de bewoners. Iedereen weet wat er in de mangroven gebeurt. Maar vraag vooral niet te veel door.


Lees ook: ‘Ik dank God en de VN voor mijn terugkeer naar Nigeria’

Dat mag wel bij de burgemeester van Kafountine. Gestoken in een strak blauw pak, ontvangt hij in zijn kantoortje ,waar de verf door vocht van de muren bladdert. Er is hier een „oprechte wil om te vertrekken”, erkent David Diatta. Vooral op de moeilijk bereikbare eilandjes rond Kafountine, waar dorpjes slechts door enkele zonnepanelen worden verlicht. Maar wat kan hij in zo’n omgeving beginnen, met maar vijf gendarmes?

Diatta zegt dat hij de autoriteiten in Dakar meermaals om versterking heeft gevraagd, nog zonder resultaat. Als de explosie ter sprake komt, wordt de burgemeester stil. Hij ziet de lichamen die uit het water gevist werden nog steeds voor zich, zegt hij. Iemands broer, iemands zoon.

De bootmigratie kan wel degelijk stoppen, denkt Diatta. Als er trainingen komen, programma’s. Dingen die de jeugd laten zien dat ze ook hier een bestaan kunnen opbouwen. „Als de politieke wil er is, dan kan het.”

Eva Oude Elferink

Aankomst in Madrid

Het verkrijgen van een legale status kan via een huwelijk of familiebanden

Senegalezen die het Spaanse vasteland wél bereiken, staan voor een nieuwe opdracht: de papieren rompslomp waar ze in terechtkomen. Zoals de 28-jarige Babacar (achternaam bekend bij de redactie). Hij zit op een muurtje op Plaza de Nelson Mandela in Madrid, een plein waar veel Senegalezen samenkomen. Ineengedoken met zijn handen in zijn zakken, bibberend van de kou, vertelt hij dat hij al bijna drie jaar zonder vooruitzichten rondloopt in Madrid. Zijn dagen slijt hij naar eigen zeggen door te ‘hosselen’. „Ik heb geen vaste verblijfplaats en al helemaal geen baan, dus ik moet andere manieren bedenken om te overleven. Gelukkig zijn we in het centrum van Madrid met velen en kunnen we op elkaars hulp rekenen.” In het centrum van de stad leven de Senegalezen vaak in multiculturele wijken als Embajadores en Lavapiés, waar ze in groepen vaak de illegaliteit in verdwijnen.

Het verkrijgen van een legale status kan via een huwelijk of familiebanden. Of je moet kunnen aantonen dat je drie jaar of langer in Spanje verblijft, met een arbeidscontract of studiecertificaten, waarbij je in die jaren niet in aanraking mag zijn geweest met justitie. Dat laatste is in deze wijken, waar de politie er een sport van maakt om migranten aan te houden, haast onmogelijk.

„Werken zonder papieren is lastig”, zegt Babacar schouderophalend, terwijl hij verder in zijn jas verdwijnt. „Studeren op mijn leeftijd én met mijn achtergrond is onmogelijk. En trouwen? Daar heb je de eerste twee dingen voor nodig. Dus tja… aqui estamos (hier zitten we dan).” Hij logeert bij een oude kennis van zijn oom en zo hopt hij van de ene slaapplek naar de ander.

Drie jonge mannen roepen Babacar van een afstandje, terwijl ze op hem aflopen. Ze stellen zich voor als Ibrahim, Ousmane en Cheikh. „Wat doen jullie hier?”, vraagt Ousmane, een magere twintiger met vlechtjes die onder zijn rode vissershoedje uitsteken. Wijzend naar de verslaggeefster: „Wil ze iets kopen? Ik heb wat bij me.” Hij doelt op marihuana. Wanneer hij doorheeft dat het gesprek niets te maken heeft met drugs, houdt hij zich afzijdig en luistert argwanend mee.

Studeren op mijn leeftijd én met mijn achtergrond is onmogelijk. En trouwen? Daar heb je de eerste twee dingen voor nodig. Dus tja… aqui estamos (hier zitten we dan)

Babacar (28)

Babacar: „Kijk, dit is niet iets wat ik voor ogen had toen ik naar Spanje kwam. Ik hoorde verhalen over kennissen die makkelijke seizoensklusjes deden, in de industrie werkten of een winkeltje hadden.” Senegalezen met meer geluk beginnen vaak, wanneer ze gedocumenteerd zijn, een restaurant, of ze openen een winkeltje met traditionele Senegalese kleding of namaakdesignerspullen. „Dat wil ik ook, zodat ik mijn familie thuis kan helpen. Maar ik breng mijn tijd door op straat.”

Niemand wil dit, reageert Cheikh. „Maar terugkeren is geen optie, dan heb ik gefaald. Mijn geluk komt nog wel, inshaAllah.”

Net wanneer Cheikh verder wil praten, trekt een politieauto de aandacht. De mannen excuseren zich en maken zich snel uit de voeten. Het stel verdwijnt in een zijstraatje aan het plein. Een man die op een van de bankjes op het plein zat, wordt aangesproken door twee agenten. Hij moet het tasje dat hij bij zich heeft overhandigen, terwijl een van de agenten hem fouilleert. Het plein loopt leeg. De man blijft alleen achter met de twee agenten.

Een Senegalees verkoopt neptassen van Delvaux op het strand in Marbella. Foto Nick Hannes

Dit tafereel vindt dagelijks op meerdere plekken plaats. Zo ook op Plaza de Lavapiés. Dit pleintje wemelt altijd van de mensen, ongeacht de weersomstandigheden. Een groepje vrouwen zit met thermoskannen op een muurtje bij de speeltuin. Ze schenken thee in bekertjes. Tegenover het speeltuintje zitten twee wisselgeldkantoren, waar veel Senegalezen gebruik van maken om geld op te sturen naar huis. Een rij mannen staat nonchalant tegen de muur aan, terwijl ze de thee naar binnen slurpen.

„We komen hier elke dag bijeen, voor het gezelschap. Verder hebben we niet echt heel veel te doen”, zegt Aminata. Ze is gekleed in een gekleurd gewaad, ingepakt in een zwarte jas met een grijze turban op haar hoofd die haar haren bedekt. „Niet omdat we niets willen doen, maar het kan gewoon niet. Waar kan ik nou werken met mijn achtergrond?”

Aminata verdient bij als schoonmaakster bij een Spaans stel thuis. „Jou nemen ze vast ergens aan als ambtenaar, met die praatjes van je”, grapt haar vriendin. Het groepje lacht uitbundig, maar de pijn en het ongemak zijn voelbaar.

Oumaima Albahaj