Voorstellingen waarin de mens nu eens een keertje niet het middelpunt is. Dat is waar Plankton, bestaande uit performers Sonja van Ojen (28) en Hendrik Kegels (28), om bekend staat. Voor Om de hoek woont een struik (2021) bouwden de twee een maquette van een fictief stadscentrum, waaruit de mens was weggedacht en waarin objecten de dienst uitmaakten. Micro… de dingen komen in opstand (2022) ging over de doorgaans over het hoofd geziene voorwerpen in een theaterzaal – een stopcontact, een brandblusser, een trap – die verrassend grappig én ontroerend uit de hoek blijken te komen als je ze aan het woord laat.
In hun meest recente voorstelling, Er rent een berg voorbij, doen Van Ojen en Kegels de ietwat megalomane poging om in zeventig minuten de complete geschiedenis van de aarde te behandelen. Zonder tekst, mét live zang en geluidseffecten, en met een ontzagwekkende verzameling zelf ontworpen, tweedimensionale zetstukken – kartonnen platen die golven, bergen, wolken en plukjes mos voorstellen – maakt Plankton de toeschouwer deelgenoot van 4,54 miljard jaar aan wereldgeschiedenis.
Een geschiedenis waarin de mensheid, met z’n driehonderdduizend jaar, vooralsnog maar een confronterend klein rolletje speelde. De voorstelling leverde Plankton een nominatie voor de BNG Theaterprijs op, en was onder meer te zien op het Nederlands Theater Festival. Vanaf november gaan Van Ojen en Kegels ermee op tournee. We spreken elkaar in het kantoor van Feikes Huis, het productiehuis dat Planktons voorstellingen mede-produceert.
Lees ook
De mensheid als tijdelijke crisis in het bestaan van de aarde
Fantasiespier
Beide makers waren allebei fan van knutselen en van fantasy-saga’s, vertelt Van Ojen. Daar kwamen de twee achter op de Toneelacademie in Maastricht, waar ze allebei de performance-opleiding volgden. „We hielden bijvoorbeeld allebei van Tolkien. Van hoe hij een fantasiewereld tot in de kleinste details uitdacht, inclusief plattegronden, taal en alles. Fantasy is, net als sciencefiction, een oefening om je een andere vorm van leven voor te stellen, een andere wereld.”
Kegels: „Het is het trainen van de fantasiespier. We zijn ons te weinig bewust van het feit dat veel dingen die onze manier van leven bepalen ook maar een keuze zijn, ook maar bedacht. Landsgrenzen bijvoorbeeld, of geld, tijd en taal. Het zijn door mensen bedachte concepten. Afspraken. Maar we gaan ermee om alsof het natuurwetten zijn. Alsof er geen andere mogelijkheden zouden bestaan om een samenleving in te richten.” Van Ojen: „Die zijn er dus wel. Er is alleen creativiteit nodig om ze te bedenken.”
De wereld waarmee Plankton de ‘fantasiespier’ van hun toeschouwers traint, is er dus een waarin de mens nadrukkelijk níet boven z’n omgeving staat. „De westerse mens is in de afgelopen eeuwen alles wat geen mens is als gebruiksvoorwerp gaan beschouwen”, zegt Van Ojen. „In onze voorstellingen draaien we het om: we zijn als acteurs dienstbaar aan de omgeving, aan het decor. De achtergrond wordt de voorgrond.” Kegels: „In Er rent een berg voorbij zitten we letterlijk achter de decorstukken.”
Ze is niet per se een mensenhater, zegt Van Ojen, „maar we geloven dat de wereld een betere plek zou zijn als de mens zich bescheidener op zou stellen.” Kegels: „Ik las laatst dat alle door de mens geproduceerde materialen op aarde inmiddels meer massa hebben dan alle levende organismen bij elkaar. Dat is toch waanzinnig? Kijk, de planeet zelf redt zich wel, maar we zullen echt empathischer en liever moeten zijn, als we zelf nog een tijdje willen overleven op deze planeet.”
Identiteit
In hun werk lukt het de twee performers om zichzelf op een natuurlijke manier níet op de voorgrond te plaatsen. Het lijkt te passen bij hun persoonlijkheid. Van Ojen: „Ik ben meer een vrager dan een verteller.” Kegels: „Een idee pitchen, of een interview zoals dit, dat vinden we moeilijk, dat hebben we echt moeten oefenen. Ik denk dan steeds: het gaat al veel te lang over mij.” Een voorstelling over hun eigen leven, dat zien de twee zichzelf dan ook niet snel maken. Kegels: „Er wordt tegenwoordig al zoveel theater gemaakt over identiteit. Ik heb absoluut niet de behoefte daar ook nog eens mijn verhaal aan toe te voegen.” „Ik vind mijn eigen leven ook gewoon niet zo interessant”, zegt Van Ojen. „Ik ook niet”, zegt Kegels.
Wat beiden wel buitengewoon interesseert is de esthetische component van hun werk. Het is voorgekomen dat ze drie weken fulltime in Van Ojens atelier aan het knutselen waren aan een effect dat in de voorstelling nog geen tien seconden in beslag neemt. Van Ojen: „Een decorstuk moet precíes die kleur en precíes die vorm hebben die we in ons hoofd hebben.” Kegels: „Daarover hebben we allebei een supersterke mening.” Van Ojen: „Het werk moet gewoon kloppen met onze visie.” Kegels: „Eigenlijk vind ik het heel waardevol en mooi, hoe inefficiënt onze manier van werken is.” Van Ojen: „Het feit dat we er met zoveel toewijding aan werken geeft het waarde. Blijkbaar is het zo belangrijk.” Kegels: „Misschien is het een onbewuste daad van verzet.”