Als Nederland deze Afghaanse ex-medewerkers van defensie toelaat, is er ‘geen rem’ meer, zegt de landsadvocaat

Hebben ook déze Afghanen recht op evacuatie naar Nederland? Of zijn het pechvogels, die buiten alle voorwaarden vallen? Terwijl zij toch ook ex-medewerkers van defensie zijn. In augustus vorig jaar wees de bestuursrechter de verzoeken af van acht voormalige ondersteuners van Nederlandse militaire missies in Afghanistan. Vandaag, elf maanden later, is de herkansing, in hoger beroep. Er liggen meer beroepschriften van geweigerde Afghaanse ex-werknemers bij de Raad van State. Opgespoord door Vluchtelingenwerk die ze aan rechtsbijstand hielp.

Er zit vandaag één staatsraad, zonder collega’s. Een teken dat de zaak als eenvoudig is beoordeeld. Geen goed voorteken voor een advocaat die iets afwijkends wil. Eerder kreeg de staat steeds gelijk in vergelijkbare zaken.

Deze verzoeken zijn te laat ingediend, vindt de staat. Ook staat hun dienstverband met defensie onvoldoende vast. Maar vooral: het gaat om contracten van vóór 2010. Daarmee vallen deze leden van de Afghan Security Guard (ASG) buiten de groep ex-werknemers die het kabinet in een Kamerbrief een „speciale voorziening” toezegde. Dat gebeurde in de nasleep van de chaotische val van Kabul, in augustus 2021. Uiteindelijk ging dat om zeshonderd mensen, gezinnen incluis. Die moesten in de voorafgaande twintig jaar ten minste een jaar voor Nederland hebben gewerkt, in een publieke functie. En tijdig zijn aangemeld via een speciaal e-mailadres.

Dat de groep die nu toelating vraagt, gevaar loopt en al vervolging ondervond, wordt niet ontkend. In één geval vraagt de weduwe van een ASG-bewaker om toelating. Maar „heel veel mensen hebben familie verloren in Afghanistan”, zegt landsadvocaat Mette van Asperen. En als Nederland nu ja zegt „is er geen rem” meer. Iedereen loopt daar risico’s – deze groep niet écht meer.

Advocaat Paul Stieger noemt de regels juist beperkt en nauwkeurig. Dat „half Afghanistan” aanspraak zou maken als hij gelijk krijgt, acht hij onjuist. Hij beroept zich op het gelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel. De staat had zich niet mogen beperken tot een mailbox, maar ook het personeelsarchief moeten onderzoeken. En de (negatieve) uitkomst van deze regeling is „buitensporig”. En dus niet evenredig.

Dat de acht mannen zich niet op tijd hebben gemeld kwam vooral door overmacht, zegt de advocaat: geen internet, op de vlucht

Eerder keurde de rechter het beleid echter goed, omdat het „buitenwettelijk” en „begunstigend” is, waardoor de staat veel beleidsvrijheid heeft. Wie er buiten valt, „wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben”. Nederland schendt dan niet „hun fundamentele rechten. Ook niet als de Taliban dat mogelijk wel doen”. De landsadvocaat onderstreept het beperkte karakter: „Het kabinet wilde dít doen en niet meer.” Ze noemt het „pijnlijk” dat Vluchtelingenwerk andere Afghaanse ex-medewerkers benaderde, op basis van een „onjuiste uitleg van de kabinetsbrief”.

Advocaat Stieger meent dat het achttal wel aan de criteria voldoet. Oké, ze wisten zich niet binnen acht weken na de val van Kabul aan te melden voor evacuatie. Dat was veelal overmacht: geen internet, met familie op de vlucht. Dat ze toch op de radar kwamen, kwam doordat hun commandant in Nederland de staat vroeg om „óók zijn mannen” op te halen met wie hij vóór 2010 werkte.

Het kabinet schreef de Kamer dat evacuatie zich beperkt tot de „nu bij Defensie beschikbare data”. Daaronder kon ook informatie van veteranen vallen? Dus uitingen van hun commandant. Stieger meent dat de staat in de archieven zijn cliënten op had kunnen sporen. Waarop de landsadvocaat uitlegt dat met „beschikbare data” alleen gedoeld is op de mailboxen waarin Afghaans personeel zich in augustus 2021 kon melden. Tot „archiefonderzoek” was de staat niet verplicht.

De Raad van State geeft de staat drie weken later gelijk. Het beroep op gelijke behandeling, willekeur, acuut gevaar en overmacht wordt afgewezen. Bij buitenwettelijk begunstigend beleid past een ruime beleidsmarge, met recht op een strakke afbakening. Het stellen van een einddatum is vaak „enigszins willekeurig”, maar daarmee niet onredelijk.