„De boeren staan vol in de schijnwerpers – in politiek en maatschappij het gesprek van de dag. Juist dan voelt het dagelijks leven op het erf soms oorverdovend stil – het verlangen naar de liefde misschien groter dan ooit.” Zo opende presentatrice Yvon Jaspers zondag het nieuwe seizoen van Boer Zoekt Vrouw (NPO 2). Een wankel bruggetje. Wat heeft de boerenopstand te maken met eenzaamheid op het platteland? Smacht de boer, na een lange dag afval dumpen en brand stichten op de snelweg, naar twee zachte armen om zich heen? Wordt het verlangen naar een vrouw hem zo machtig dat hij met zijn tractor het provinciehuis ramt?
Het koppelprogramma stelde zes moeilijk plaatsbare workaholics aan ons voor. Vier waren gescheiden en wilde graag een nieuwe vrouw. Begrijpelijk. Leuke mannen, gaat zeker lukken. Meer intrigerend zijn de twee die nog nooit een partner hebben gehad. Zoals de Groningse koeienboer Jan. Hij was netjes op zichzelf, droeg een feestelijke bolletjesblouse en hield van bolletjesvla. „Je ruikt lekker, je doet er alles aan”, oordeelde Jaspers. Dat was het probleem niet. En wat te denken van de Brabantse Deedry, een jonge vrouw die in haar eentje een crèche voor honderd paarden bestiert? We zien prachtige beelden: een groepje rennende paarden, een drie dagen oud veulen voor het eerst in de wei. Op zo’n idyllische ranch wil iedereen wel wonen. Dus wat is er aan de hand met Deedry?
Boer Zoekt Vrouw (BZV) is niet meer wat het geweest is. De tijd dat het koppelprogramma op zijn klompen 4 miljoen kijkers haalde, is voorbij. Dat is niet raar, BZV bestaat al twintig jaar, het is eerder bijzonder dat het succes zo lang zo groot bleef. Het programma heeft stevige concurrentie gekregen van het populaire B&B Vol Liefde op RTL4. Niet dat ze tegelijkertijd worden uitgezonden, maar nu er een vergelijkbaar programma is, lijkt BZV ineens zo saai en serieus. De kandidaten zijn gewoner, minder gevarieerd, de montage is trager. De kans dat we het komende seizoen verrast gaan worden, lijkt klein.
Het tv-programma werd trouwens ingeleid door twee opmerkelijke, tegengestelde aanhaakreclames. Die van Lidl appelleerde aan nationalistische gevoelens door te benadrukken dat de supermarkt louter „Hollandse” aardappelen verkoopt. Die van Varkens in Nood haalde de boerenidylle onderuit door te wijzen op de illegale praktijk om de krulstaarten van biggetjes eraf te schroeien. In de lijst van „krulstaartvriendelijke” supermarkten bungelt Lidl onderaan.
Uitgangspunt uit zicht
In Ondergrondse Sporen (zaterdag, NPO2) reizen Martijn Blekendaal en Finbarr Wilbrink langs de Underground Railway, het 19de-eeuwse Amerikaanse netwerk dat gevluchte slaafgemaakten hielp om naar het Noorden te ontkomen. Het doel van het programma’s is om te kijken hoe de slavernij doorwerkt in de huidige tijd.
Deze aflevering gingen ze van New Orleans (Louisiana) naar Clarksville (Mississippi) en het onderwerp was religie. Religie kan onderdrukkend zijn maar biedt ook hoop en troost. Abortus werd behandeld, enkele doula’s spraken van de nieuwe slavernij: het verbod op abortus treft zwarte vrouwen extra hard. Om te laten zien dat religie ook kracht kan geven, zagen we een hoodoo-bijeenkomst en een blueszanger die dankzij het geloof over een beroerte heen kwam.
Mooie reportages, Ik wilde het allemaal graag zien, maar het uitgangspunt raakte wel erg ver uit beeld. Eigenlijk werd niet één keer een duidelijk verband met de Underground Railroad gelegd, of überhaupt iets verteld over hoe het netwerk in Louisiana en Mississippi fungeerde. Terwijl die verbanden wel voor het oprapen lagen. De rol van de kerken in de slavernij, en in het verzet ertegen, had er bijvoorbeeld best in gekund. Er is weinig in de VS wat niet raakt aan het slavernijverleden. Maar leg het even uit.
Het is niet mijn eigen herinnering, maar ik weet dankzij het collectieve geheugen dat Cassius Clay, de grote Afro-Amerikaanse bokser, opzien baarde door in augustus 1963 over zichzelf te verklaren: „I am the greatest.” Hij zou zes maanden later inderdaad wereldkampioen worden in de zwaargewichtklasse. Ongeveer terzelfdertijd transformeerde Cassius Clay in Muhammad Ali, een toegewijd volgeling van de Nation of Islam.
Die naamsverandering trok de aandacht, maar vooral toch dat openlijk grootspreken over zichzelf. Dat hoorde niet, dat getuigde van slechte smaak, en was Clay geen bokser geweest, afkomstig uit de zwaar gediscrimineerde Afro-Amerikaanse hoek, maar bijvoorbeeld een wit politicus, die het land wilde besturen – het zou hem zwaar zijn aangerekend. Toen.
Nu is er Donald Trump, voor de tweede keer president van nog steeds het machtigste land ter wereld, en Clays ‘Greatest’ klinkt je nu grappig en ook sardonisch in de oren, omdat Clay op het moment van spreken geen feitelijke macht had, anders dan zijn eigendunk en lenige vechtkracht. Clay, later Ali, was de underdog, die dwars tegen de raciale repressie in zichzelf tot koning uitriep: het was toen de wereld op zijn kop, en alleen daarom kon Clay/Ali op wereldwijde sympathie rekenen, of op z’n minst op een gnuivend soort bijval. Het hielp ook dat hij fantastisch kon boksen.
Maar Trump the greatest? Wat is daar de tournure, of, om het in een jarenzestig-idioom te zeggen: wat is daar camp aan? Niets. Trump is de machtigste man, zijn land is ook al the greatest, en nog niet eens zo lang geleden zou deze openlijke snoeverij hem bij voorbaat kansloos hebben gemaakt.
Trump eist dat iedereen in knuffelende babytaal over hem spreekt
Zoals columnist Heleen Mees schrijft in de Volkskrantover Trump en zijn ‘One Big Beautiful Bill Act’, net aangenomen: het „is een vorm van hielenlikkerij die in Pyongyang niet zou misstaan”. Want niet alleen Trump praat zelfverliefd over zijn eigen politiek, hij eist dat iedereen uitsluitend in knuffelende babytaal over hem spreekt. ‘Eigen roem stinkt’, heette dat vroeger. Die eigen roem is kennelijk zo besmettelijk als de pest, want overal volgen politici Trumps voorbeeld en daarom riekt het zo ontstellend in de wereld.
Ja, Mark Rutte heeft als secretaris-generaal de NAVO bij elkaar weten te houden, maar al doende en likkende heeft hij ook die stank verspreid.
Die openlijke borstklopperij kennen we enigszins uit de wat ruwere sportwereld, martial arts, uit de hiphopscene, jaren tachtig. Maar het was vooral ook kenmerkend voor totalitaire regimes, inderdaad van Pyongyang, Noord-Korea tot aan het Irak van Saddam Hoessein. Je kon niet kijken of luisteren naar zo’n opgewonden nieuwslezer, die de ene geweldige nationale overwinning aan een nog grotere paarde, zonder het uit te proesten. Ik vroeg met altijd af: zouden die inwoners dat werkelijk geloven? Ik weet nu het antwoord: geloof of ongeloof, dat is de kwestie niet. In de Verenigde Staten – en niet enkel daar – is de stijlfiguur van de voortdurende zelffelicitatie deel geworden van het dagelijkse spraakgebruik. Het is gewoon nu, zoiets heet gewenning.
Trump is de karikatuur van een communistische dictator, van een beginnend hiphoptalent, en hij zal en wil genoemd worden: Vredesvorst, Nobelprijswaardig.
Het pochen, de eigen roem, zijn sindsdien endemisch geworden, we missen helemaal geen Oostblok, want die triomfantelijke slechte smaak hebben we geïmporteerd en geperfectioneerd in wat vroeger wel ‘het Westen’ werd genoemd.
Over smaak valt niet te twisten? Het is simpelweg burgerplicht om daar voortdurend en vasthoudend over te twisten.
Het is een doos vol kleurige kralen waaruit het onmogelijk kiezen is. North Sea Jazz lijkt de laatste paar jaar een stapje terug te hebben gedaan in het aantal in het oog springende wereldsterren, maar het blijft een festival dat bezoekers muzikaal graag voor dilemma’s stelt. Veters vast en rennen, ruim 150 optredens, 17 podia in en rond Rotterdam Ahoy. Snel iets meepikken van Sheila E. om daarna nog iets te kunnen zien van gitarist Julian Lage. Of toch Judith Hill aan het werk zien, en weten dat je de zaal van legende Herbie Hancock dan niet meer in komt? In kleinere zalen zong het rond over artiesten als Ganavya, Aja Monet en de prachtige compositieopdracht van saxofonist Kika Sprangers met het Nederlands kamerkoor.
Mooi en hoopvol was het hoeveel artiesten op het podium – van Celeste tot Jacob Collier of het Maas-zaal plat spelende Ezra Collective – zeiden ooit legendarische NSJ-shows als voorbeeld te hebben gekeken, om er nu eindelijk zelf te staan. North Sea Jazz verandert, op zowel de podia als in de gangen; en het publiek beweegt op de stroom mee.
Het is onmogelijk alles te zien. Tien echte North Sea Jazz-momenten van de vrijdag en zaterdag:
Concert van Celeste op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
1Celeste
Diep raakt ze, echt diep. De Britse zangeres Celeste schuurt en streelt tegelijk, zaterdagavond. Haar stem is bitterzoet en bluesy, rauw en nasaal – een expressief instrument waarmee ze onmacht, verlatingsangst en de zoektocht naar rust blootlegt. Ze spuugt haar woorden haast uit, met wijd uitgestrekte armen en trillend lichaam. Even later slaat de sfeer abrupt om in een uptempo rocknummer, scherp en direct. Het publiek in de volgepakte Maas-zaal houdt de adem in. Dit is Celeste in haar nieuwe glorie: open, intens, niet langer ongenaakbaar, maar kwetsbaar en krachtig tegelijk.
Tamelijk onverwacht wordt Celeste een adembenemende ster op North Sea Jazz. Wat een vocale kracht demonstreerde ze op het randje van het podium, zo dichtbij en persoonlijk dat het bijna ongemakkelijk werd. Gekleed in een hoofdtooi van veiligheidsspelden met een sluier en donkere, uitgeveegde zwarte oogmake-up, straalde ze broze intensiteit uit die deed denken aan Billie Holiday, Nina Simone en Amy Winehouse, met wie ze ook haar melancholische diepgang deelt. Celeste is niet langer de zangeres die zich achter perfectie verschuilt. En dus klinkt haar muziek steviger dan ooit, een retrosoulrock Woodstock gevoel. Een Bond-sfeer in ‘This Is Who I Am’, oude hit ‘Love Is Back’ klinkt optimistisch, bijna retro. Het absolute hoogtepunt? De titelsong ‘Woman of Faces’ gaat voluit en wordt emotioneel uitgekleed tot op het bot.
Sheila E. op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
2De vader van Sheila E.
Wij leerden Sheila E. via Prince kennen, maar in Rotterdam staat ze naast een man die ze nóg beter kent: haar vader Pete E(scovedo). Een lekker losse percussionist – speelde met Tito Puente en Santana – die fier rechtop staand uitermate goed meekan met de denderende funktrein van zijn dochter. In Europa optreden was een bucketlist-item dat hij twee dagen voor zijn negentigste (!) verjaardag kan afstrepen, in een show vol aanstekelijke, dik aangezette latin funk. „I’m happy to be here. I’m happy to be anywhere at ninety!”
Jacob Collier op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
3Zingen met Jacob Collier
Onderdeel zijn van het publiekskoor van Jacob Collier. Dat wil je niet per se, maar zie het maar eens te weerstaan als iedereen om je heen op zijn subtiele vingeraanwijzingen al in verschillende toonsoorten ‘Here Comes the Sun’ meezingt. De Brit toont zich deze editie een van de meest bezielde huisartiesten – niemand weet publiek zo intensief bij zijn optredens te betrekken als hij. Naast zijn concerten met band en het Metropole Orkest, ontstonden er muzikale kettingen in de geest van Bobby McFerrin’s circle singing in het publiek.
Jazzlegende Herbie Hancock op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
4De springende jazzlegende Hancock
Een sterrenstelsel aan jazztitanen dooft langzaam uit – des te meer wil men de laatsten nog zien. Herbie Hancock is er nog, en hoe: 85, vitaal, scherp, met gevoel voor show. De zaal stroomt over, tot ver buiten de dichte deuren. Hancock speelt frisse arrangementen van zijn klassiekers: ‘Actual Proof’ met de Headhunters, ‘Footprints’ eert zijn overleden vriend Wayne Shorter. Maar een hoogtepunt is de opgefriste hit ‘Rock It’. Als Hancock zijn campy keytar om zijn schouders gooit en samen met gitarist Lionel Loueke springend losgaat, lijkt hij plots weer die jonge jazzgod van toen.
DeWolff heeft hun bingokaart met festivals wel zo’n beetje vol. DeWolff kan overal. Maar als ze bij North Sea Jazz het podium opkomen zit de charismatische frontman Pablo van de Poel in een rolstoel. Een Kurt Cobaintje? Nee: hij is in Groningen van een podium gelazerd en scheurde zijn enkelband, maar rockt (en rollt) niet minder. Hilarisch hoe hij door twee man over het podium heen en weer wordt geracet tijdens zijn gitaarsolo’s.
Eerbetoon aan Wayne Shorter op North Sea Jazz. Op de foto dirigent Clark Rundell, bassist John Patitucci en drummer Terri Lyne Carrington.
Foto Andreas Terlaak
6Ode aan Wayne
De in 2023 overleden Wayne Shorter zette bij het componeren geregeld CNN aan. De wereld staat in brand. Zijn antwoord was ontsnapping, voor zijn jazzensembles mét symfonieorkest schreef hij stukken die eerder reizen leken dan composities: naar verre planeten, naar binnenwerelden. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest, voor het eerst duikend in Shorters abstracte maar gelaagde muzikale taal, klinkt aanvankelijk wat aftastend. Toch ontstaat er onder leiding van dirigent Clark Rundell een spanningsveld, geholpen door Shorters bandleden en bevriende musici als Terri Lyne Carrington. Dat in dit eerbetoon de partituur leidt, schept afstand. Maar als saxofonist Tineke Postma voor de solo haar ogen sluit weet je: dit voert terug op herinneringen.
Concert van Judith Hill
Foto Andreas Terlaak
7Het mysterie van de Congo
De Congo-tent is een beetje mysterieus: verscholen in een verre hoek achter de grootste podia. Maar als je de hoek omgaat weet je meteen of het áán is daar, dan puilt het uit en dromt de massa zich tussen de terrasstoeltjes om erbij te zijn. Zo was het vrijdag bij de funkrock van Judith Hill, voormalig Michael Jackson- en Prince-protegé met een ontzettend krachtige stem, waarvoor je een paar extra haringen in de tent zou willen slaan. Of een dag later bij de Spaanse hiphopflamenco van Queralt Lahoz, die haar stem mooi laat slangen als Rosalía, en dan weer een vette trap-beat opzoekt. En anders bij echte dansbands Ghost Note en Steam Down. De Congo blijkt ook dit jaar vaak dé plek waar het gebeurt.
Aja Monet op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
8Jazzactivisme van Aya Monet
Lange rijen voor dichter, performer, activist Aya Monet zijn logisch, ze is on fire. Met lange blauwe dreadlocks staat ze strijdbaar achter een desk vol bloemen, haar jazzband onderstreept haar woorden. De bevlogen poëzie stuitert alle kanten op: urgent, overvol, soms wat veel tegelijk. Er passeren tientallen thema’s, soms in één gedicht: racisme, feminisme, nood in Gaza, Soedan, en hoe de zorg voor de aarde veel te vaak over het hoofd wordt gezien. Maar ook: de zoete, wellustige liefde, als echtgenoot, drummer Justin Brown – „to whom I make love every night” – aansluit.
Mary J. Blige op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
9De tijdmachines van Mary J Blige en Maxwell
Twee keer jaren negentig top-r&b op North Sea Jazz, maar wel wisselend van kwaliteit. De niet altijd toonvaste, soms zelfs schreeuwerige Mary J. Blige blijkt het meest in die tijd blijven hangen, met een band vol spierbundels, dansers met Backstreet Boys-pasjes, en gare visuals. Goed voor de tijdmachine, maar het wordt cringe als ze beelden laat zien van de gevolgen van klimaatverandering, en meteen erna een video van hoe ze zelf in haar privéjet stapt. Alles „for the fans”, zei ze.
Maar Maxwell stond écht voor zijn fans: een batterij blazende ventilatoren die zijn wapperjas een uur lang horizontaal liet staan. „De meesten van jullie heb ik in 1996 ontmoet.” Heerlijke smelt-en-glij bij tophit ‘Ascension (Don’t Ever Wonder)’.
10De klimaathamer van Anohni
Dolende visjes, een depressieve inktvis, kaal koraal. Het zijn treurige beelden die de Engelse zangeres Anohni heeft meegenomen, waarmee ze inslaat op haar publiek. „Hopelessness, I feel the hopelessness”, zingt ze. Haar kracht zit in haar sterke, ijlhoge en soulvolle stem en in de veelzijdige band The Johnsons, maar ook in de herhaling waarmee ze er op blijft hameren: de catastrofe komt sneller dan je denkt. Een artiest die je niet meteen verwacht hier, maar met de sterke boodschap (ondanks de blazende airco…) en onmiskenbare muzikaliteit een erg goede match.
„Twee violen en een trommel en een fluit, want Lientje is jarig en de vlaggen hangen uit!”
Elk jaar klinkt het lied voor Kleine Lien in het woonwagenkamp. Terwijl de jaren verstrijken, groeit hij op in de caravan met witte bank, wit kleed en witte keuken met gouden details. Op zijn verjaardag spreekt hij onder een gloeilamp die ene, langgekoesterde wens uit: „Dat die ouwe weer terugkomt.” Moeder Jaanie en broer Grote Lien zuchten, zij weten dat zijn vader nooit meer terugkeert.
In de muziektheatervoorstelling Zanger zonder volk geeft acteur en toneelschrijver Giovanni Brand een stem aan de woonwagengemeenschap. Het is een wereld die zelden zichtbaar is, laat staan in het theater. Afkomstig uit een Roma-familie, vertelt Brand het verhaal in de rol van Kleine Lien. Hoewel hij zelf nooit op een kamp heeft gewoond, maakt Brand invoelbaar met welke vooroordelen en worstelingen kampbewoners te maken krijgen, maar ook hoe sterk de onderlinge verbondenheid en liefde voor het kamp zijn.
De ‘burgerij’, de buitenwereld, kijkt op ze neer, de gemeente wil hen het liefst wegjagen, laaggeletterdheid maakt het moeilijk om mee te praten met de ouders op het schoolplein en er wordt keihard gewerkt om het hoofd boven water te houden. Het kamp is een afgesloten plek en draait niet mee in de samenleving. Maar voor Jaanie, Kleine Lien en Grote Lien is het ook een plek van trots. Zoals Grote Lien zegt: „Mensen die niet op wielen wonen, snappen het niet.”
Nieuw jasje
De voorstelling ging in 2023 in première en leverde Brand een nominatie op voor de Toneelschrijfprijs. Nu is Zanger zonder volk terug in een nieuw jasje, dankzij de livemuziek van ensemble Black Pencil. Percussie, piano, accordeon, viool en blokfluit ondersteunen de scènes en versterken de krachtige zang van Brand.
Samen met Janneke Remmers (Jaanie) en Steven Ivo (Grote Lien) vormt Brand een hechte drie-eenheid op het podium. Hun samenspel toont de complexe dynamieken binnen het gezin. Naarmate Kleine Lien ouder wordt, breekt hij zich los van zijn moeder, broer en het kamp. Op de havo streeft hij zijn moeder en broer al snel voorbij en na zijn eindexamen verlaat hij het kamp voorgoed om te gaan studeren.
Naarmate Kleine Lien ouder wordt, breekt hij zich los van zijn moeder, broer en het kamp
Waar Kleine Lien aan het begin van de voorstelling tien jaar oud is, is hij aan het eind een jongvolwassene. Toch is het niet altijd duidelijk in welke levensfase hij zich bevindt. Zijn kleding blijft de hele voorstelling onveranderd, als tienjarige en als jongvolwassene draagt hij nog steeds hetzelfde paarse joggingspak, alleen de badslippers zijn ingeruild voor leren instappers.
Zo langzaam als de tienerjaren van Kleine Lien aan het begin voorbij kruipen, zo plotseling voelen de laatste scènes. Jaanie ligt ongeneeslijk ziek op haar sterfbed en na ruim anderhalf uur snellen de spelers zich naar een afronding. Toch weet Brand de voorstelling overtuigend af te sluiten met een krachtig laatste nummer waarin hij zingt: „Ik ben een zanger zonder volk.”