Opinie | Als niemand een vergezicht schetst voor de natuur en stedenbouw, blijven de mogelijkheden uit

Als je via de A27 of de A6 de Flevolandse polder binnenrijdt, lacht de leegte je toe. Groene vlaktes, hoge luchten. Op het knooppunt van de twee snelwegen heet een vrolijk landschapskunstwerk je welkom. Het bestaat uit vijf reusachtige olifanten. En onbewust ga je denken: ja, de wereld is maakbaar. Alles is mogelijk.

Al verder rijdend over een steeds stillere snelweg vraag je je af of Nederland wel zo vol is als vaak wordt beweerd. Nee, is hier het juiste antwoord, en dat geldt niet alleen voor Flevoland. De geschiedenis van de jongste provincie leert ons een belangrijke les voor onze omgang met ruimtelijke inrichtingsvraagstukken: er kan meer dan je denkt, maar je ziet het pas als het is bedacht.

Mijn grootouders trokken in het voorjaar van 1952 van het Noord-Hollandse De Weere naar een fonkelnieuwe boerderij in de Noordoostpolder. Ik groeide er op en heb eens berekend hoeveel polderkilometers ik heb gefietst in mijn leven. Ik kwam uit op 55.000 kilometer.

Eigenwijze ingenieurs

Aan de eigenwijze ingenieurs die mijn geboortegrond ontwierpen, moet ik denken als ik de nieuwe ministers van het kabinet-Schoof zie ronddolen. In het regeerakkoord blijft veel bij het oude. Het kabinet weet vooral wat het niet wil. Zo houdt minister van Landbouw Femke Wiersma (BBB) vast aan een krimp van de veestapel. Het ontbreekt aan een structureel, inspirerend alternatief dat haar boerenaanhang een uitweg biedt uit de stikstofcrisis. Toen de oppositie hier eerder naar vroeg, antwoordde ze: „Eén maatregel die gaat meewerken aan een oplossing? Ja poeh…”

Luisterend naar haar gestamel schoot ik even in de lach. Ze leek op mijn puberzoons die heftig protesterend aangeven wat ze níét willen eten. Maar als ik suggereer om zelf boodschappen te doen en te koken, zwakken hun grote woorden af tot een fluisterend ‘ja maar…’.

Toen in de tweede helft van de negentiende eeuw dat groepje ingenieurs voor het eerst begon over de ‘drooglegging der Zuiderzee’ werden zij door collega’s en politici beschimpt en bespot. Wat dachten zij wel niet? Dat zij die binnenzee zomaar konden temmen? Maar zij hielden vol, ontwikkelden een visie, deden onderzoek na onderzoek, en onder aanvoering van Cornelis Lely werd de grootste polder van de wereld aangelegd.

Optimisme over de mensheid

Het reusachtige ruimtelijke ordeningsproject begon in 1932 met de Afsluitdijk, en loopt tot op de dag van vandaag door met de experimentele woonwijken in het Almeerse Oosterwold. De Amerikaanse historicus Barbara Tuchman heeft de afsluiting van de Zuiderzee een van mankind’s better moments genoemd: „Tegenwoordig is de Afsluitdijk een normale doorgaande weg. Rijd eroverheen, en je voelt je eventjes vervuld van optimisme over de mensheid.”

Er kan meer dan je denkt, maar je ziet het pas als het is bedacht

De Flevopolder staat in een lange traditie van projecten die ontsproten aan een eigengereide visie. Zo begon de Kop van Zuid in Rotterdam ook met verbeelding en doorzettingsvermogen. Niemand nam stedenbouwkundige Riek Bakker serieus toen zij voor het eerst wees op de potentie van dat landtongetje vol verweesd industrieel erfgoed. Hoezo zou je daar een brug naartoe aanleggen? Die Erasmusbrug, dat wordt een brug naar nergens, zo klonk het.

Als een vergezicht uitblijft, is er niets om naar uit te kijken, zou je kunnen stellen. Het perspectief ontbreekt. En daarmee zijn we bij het risico van de roep dat Nederland vol is.

Op de handrem

Zonder ambities rest ons de eis dat alles moet blijven zoals het is. Er kan per definitie niets bij. We lopen vast en schieten in een kramp. De discussie staat op de handrem.

Ze hadden indertijd ook conservatief naar de Zuiderzee kunnen kijken: dat is een zee, en dat is het, daar valt niets aan te doen. Dat die binnenzee met enige regelmaat gevaarlijk overstroomde, zou voor lief zijn genomen. Dat Nederland toen kampte met een gebrek aan landbouwgrond, en van het buitenland afhankelijk was voor voedsel – het was nu eenmaal zo.


Lees ook

Hoe de stilte uit de Nederlandse natuur verdwijnt

Hoe de stilte uit de Nederlandse natuur verdwijnt

Als Lely en de zijnen hadden willen behouden wat er was, waren de Flevopolders slechts rechte lijnen op een tekentafel gebleven. Het ontwikkelen van een visie betekent dat je keuzes moet maken, die deels pijnlijk kunnen zijn. De visserseconomie van de Zuiderzee verdween en maakte plaats voor de efficiency van de polderboeren. Zij brachten het credo ‘nooit meer honger’ van de naoorlogse landbouwminister Sicco Mansholt in de praktijk. Kuststadjes als Volendam, Spakenburg en Urk veranderden voorgoed van karakter. Poldersteden als Emmeloord en Lelystad geven de horizon sindsdien vorm. Tegenover de offers stonden ook toen klinkende resultaten.

The city that never sleeps

Meer nog dan de Zuiderzee had Manhattan in 1920 als ‘vol’ beschouwd kunnen worden. Elk woonblok was immers bebouwd, Central Park was aangelegd, de stad was af, klaar. Er leek niets bij te kunnen. Toch is New York sindsdien drastisch veranderd – telkens zagen het stadsbestuur en investeerders nieuwe mogelijkheden voor the city that never sleeps.

In de wereld van ingenieurs, stedenbouwkundigen en planologen valt het Zuiderzeeproject onder de noemer conversie: een reeds bestemde ruimte krijgt een nieuwe functie. Woeste gronden veranderen in landbouwgrond, boerenland wordt een bedrijventerrein, een bedrijfspark transformeert in een woonwijk.

Over de Bloemendalerpolder tussen Amsterdam en Weesp werd lange tijd gezegd dat daar beslist geen plaats was voor nieuwe woningen of wegen. Het uitgangspunt van het Groene Hart dicteerde dat het daar al ‘vol’ was, vol met landschappelijke schoonheid. Maar de bestemming van de grond bleek toch ‘converteerbaar’. De A1 werd er fors verbreed en Weesp bouwt er nieuwe woningen.

Park op een snelweg

Je kunt ook de manier waarop een plek wordt gebruikt verdichten, zoals dat heet, meer van hetzelfde. Om zo bijvoorbeeld een urgent probleem als de woningnood te bestrijden. Dan verrijzen er woontorens in een buurtje met louter laagbouw.

Een andere mogelijkheid: er komen nieuwe activiteiten bij, de functies stapelen zich. Een park op een snelweg (het Zuiderplantsoen bovenop de nieuwe ringweg ten zuiden van Groningen, het Willem-Alexanderpark als dak van de tunnel in de A2 bij Utrecht, of het Brasapark boven de Gaasperdammertunnel in de A9); sportvelden op een IKEA (Utrecht); een indoor skihelling op een vuilstort (Zoetermeer).


Lees ook

Is het hoogmoedig te wonen waar het water ook wil zijn?

Is het hoogmoedig te wonen waar het water ook wil zijn?

Als je zegt dat het land vol is, suggereer je een onontkoombare feitelijkheid. Alsof er niets meer aan te doen is. We staan met onze rug tegen de muur. Maar, zoals de vele voorbeelden van conversie, verdichting en stapeling laten zien, als er een aanlokkelijk perspectief wordt geschetst, blijken er volop mogelijkheden.

Vermogen om te verlangen verloren

Probleem is dat de politiek een schroom heeft ontwikkeld voor visionair denken. Of, zoals voormalig rijksbouwmeester Floris Alkemade, geïnterviewd in het tv-programma Zomergasten, verzuchtte: „De overheid is het vermogen verloren om ons te laten verlangen naar dingen.”

Intaketafels, omgevingstafels, ontwikkeltafels, maatwerktafels – ten tijde van de kabinetten-Rutte voltrokken belangrijke besluitvormingsprocessen zich aan ‘overlegtafels’ in allerlei vormen en maten. Partijen kregen de opdracht om al overleggend tot een oplossing te komen voor de grote ruimtelijke problemen van onze tijd. De klimaatverandering, de energietransitie, het woningtekort, bereikbaarheid, om er maar een paar te noemen.

Niet de visie van een deskundige was leidend in deze gesprekken. Niet een vergezicht waar jarenlang over was nagedacht, gestoeld op wetenschappelijk onderzoek, stond centraal. Het proces was maatgevend. Iedereen mocht overal wat van vinden, en wat daar uit zou komen, zou dan wel het beste zijn. Alles is een mening; perception is reality.

Flevoland als duizenddingendoekje

De besluitvorming verliep niet zozeer proactief, maar reactief, handelend naar de problemen die zich aandienen. Een beetje zoals mijn hongerige puberzoons. Als je reageert op wat er gebeurt, ben je meestal te laat. Compromissen en conservatisme gaven de doorslag. Het ontbrak aan ambitie en innovatie.

Helaas is ook Flevoland een parkeerplaats voor reactief beleid. Als de rijksoverheid een oplossing zoekt voor acute ruimtelijke problemen, kijken de beleidsmakers al snel in de richting van de polders. Een datacenter, het zoveelste zonnepark, eindeloze rijen windturbines, extra asielopvang, tijdelijke huisvesting van Oekraïners, nieuwe hoogspanningsleidingen voor de energietransitie, een militaire superkazerne… In de jongste provincie is vast nog wel plek. Flevoland als duizenddingendoekje.


Lees ook

Bouwen voor de eeuwigheid kan niet op kwetsbare plekken

Woningbouw in de laag gelegen en daardoor kwetsbare Zuidplaspolder.

Flevoland voelt immers niet zo vol als, bijvoorbeeld, het Westland. Tussen de eindeloze kassencomplexen raak je daar het overzicht kwijt. Je kijkt altijd ergens tegenaan. Maar behalve fysiek-ruimtelijk kan een plek ook sociaal-economisch een emotie van ‘vol’ oproepen. De Schilderswijk in Den Haag bijvoorbeeld, met zijn vele arbeidsmigranten en de talloze jongeren die op straat vermaak zoeken – dan biedt een polderdorp als Luttelgeest een oase van rust, al ervaren de dorpelingen dat zelf niet zo omdat hun buitengebied een van de grootste asielzoekerscentra van Nederland herbergt.

Een toekomst vol ruimte

Zoals gezegd, het is maar hoe je ernaar kijkt. Net als in de rest van Nederland heeft ook in Flevoland iedere vierkante meter reeds een bestemming. Boeren moesten uitwijken, toen het vliegveld van Lelystad werd uitgebreid. Een recreatiepark ondervindt overlast als windturbines zich opdringen. Nederland is net zomin vol als Flevoland leeg is.

Vraag deskundigen, al met al, om te kijken naar een ruimte die op het eerste gezicht vol lijkt, want wie weet wat zij dan zien. Laat eigengereide visionairs de vrijheid. Als niemand een vergezicht schetst, blijven de mogelijkheden uit. Nogmaals: je kunt het pas zien als het is bedacht.

Toen mijn grootouders in de jaren vijftig naar Flevoland verhuisden, schrok de kale vlakte hen niet af. Het opstuivende zand stoorde hen allerminst. Ze lachten om de jonge boompjes die tot hun knieën kwamen. In het uitgestrekte landschap dat anderen unheimisch vonden, zagen zij een toekomst vol ruimte.

Met medewerking van Terry van Dijk, universitair hoofddocent planning en ontwerp (Rijksuniversiteit Groningen).