Volgens een oude Brusselse wijsheid zijn er maar twee landen in de Europese Unie die echt fundamentele problemen met elkaar mogen hebben: Frankrijk en Duitsland. Voormalig Europees ambtenaar Riccardo Perissich beschreef eens hoe hij jaren geleden met de Spaanse Eurocommissaris Manuel Marin door het Commissiegebouw liep en dat Marin zei: „Riccardo, weet je wat jij bent? Jij bent een vraag.” Toen Perissich niet-begrijpend keek, vervolgde Marin: „Alleen de Fransen en Duitsers mogen hier problemen hebben. De Engelsen [dit was lang voor Brexit] mogen soms moeilijkheden hebben. De rest van ons mag alleen maar vragen hebben.”
Daar zit veel in, nog altijd. Alle ogen zijn dezer dagen gericht op de nieuwe Commissie, wie welke portefeuille krijgt en hoeveel kandidaten er straks gekielhaald worden bij de hoorzittingen in het Europees parlement. Allemaal belangrijk, soms zelfs vermakelijk. Maar doe een paar stappen terug, en je ziet wat het onderliggende verhaal is, ook nu: de relaties tussen Berlijn en Parijs. En die zijn niet goed.
De Europese eenwording begon in de jaren vijftig om te zorgen dat Frankrijk en Duitsland, die in hun zucht naar continentale hegemonie de laatste drie grote Europese oorlogen tegen elkaar voerden, elkaar nooit meer naar de strot zouden vliegen. Voortaan zouden beide landen, die andere politieke en economische culturen hebben en het per definitie oneens zijn, niet meer met munitie schieten maar alleen nog met woorden. Dat is wat ze sindsdien hebben gedaan: compromissen zoeken. Meestal lukt dat. Dat Berlijn en Parijs overal anders naar kijken, is een gegeven. De EU is bedacht om dat te kanaliseren en te managen. De Commissie, Italië, Benelux-landen en tegenwoordig ook Spanje en Polen helpen daar vaak bij. Niettemin kijken buitenstaanders als Perissich vaak naar die eeuwige Frans-Duitse ruzies „met een mix van hoop, irritatie en ook frustratie over het feit dat je daaraan eigenlijk niet kunt deelnemen”.
Tot nog toe is het bijna altijd gelukt om die twee op één lijn te krijgen. Het duurt lang, er is een hoop drama, maar dan rolt er een compromis uit. Bankencrisis, eurocrisis, pandemie: alle grote problemen van de laatste vijftien jaar zijn met Europese compromissen weggemasseerd. Waarom? Simpel: omdat Fransen en Duitsers niet wilden dat de EU kapot zou vallen.
Hopelijk kan de nieuwe Commissie snel aan de slag om Parijs en Berlijn op één lijn te krijgen over de grote uitdagingen van deze tijd. Klimaat, economische weerbaarheid, behoud van de rechtsstaat, oorlog in Oekraïne, Russische dreiging – er ligt nogal wat op het bord. En nee, immigratie hoort hier niet bij. Het Europese migratiepact van mei wordt in diverse landen aan de kant geschoven door politici die, zoals de Oostenrijkse satiricus Karl Kraus schreef, „liegen tegen journalisten en dan geloven wat ze afgedrukt zien”.
Helaas gebeurt dat niet alleen in Hongarije of Nederland, maar nu ook in Duitsland – zie de nieuwe Duitse grenscontroles. Ook bij het stimuleren van de Europese economie, collectieve defensie en hulp aan Oekraïne staat Duitsland op de rem. Door ruziënde regeringspartijen en panische angst voor extreem-rechts blokkeert Duitsland gezamenlijke investeringen in vitale Europese industrieën (zie het Draghi-rapport van vorige week) en de levering van aanvalswapens aan Oekraïne. Omdat Frankrijk evenmin leiderschap heeft, gaat ook daar binnenlandpolitiek boven buitenlandpolitiek. President Macron en kanselier Scholz spreken elkaar, maar de chemie tussen hen is nooit super geweest. Beider blik is naar binnen gericht. Niet op Europa.
Maar als die twee hun verschillen niet overbruggen, kan Europa niet vooruit. Voor landen als Polen, met de Russische adem in de nek, is dat angstaanjagend. Buitenlandminister Sikorski zei eens: „Ik ben minder bang voor Duitse macht dan voor Duitse passiviteit.”
Steeds als de wereld verandert, geven Frankrijk en Duitsland Europa een ‘reset’. Zonder die twee lukt dat niet. Heel Europa is daar helaas nog altijd afhankelijk van – net als in de dagen van Marin.
Steeds meer Nederlanders trekken hun portemonnee met Black Friday, eind november, en dat speelt zich voor een groot deel online af. Voor webshops is dit hét startschot voor de lucratieve feestdagen. En dat zorgt voor een schaduwkant: webshopfraude neemt toe.
Om consumenten te waarschuwen lanceerde de politie daarom afgelopen week een nepwebshop, pakjedealsnu.nl. De niet van echt te onderscheiden site biedt torenhoge kortingen op onder andere fatbikes, telefoons en spelcomputers. Zodra je een product in de ‘winkelwagen’ plaatst, volgt een waarschuwing van de politie. Hoe zorg je ervoor dat je zelf geen slachtoffer wordt? Vier vragen en antwoorden over webshopfraude.
1. Hoe vaak komt webshopfraude voor?
Ruim 15.000 mensen deden tot november van dit jaar aangifte om webshopfraude, meer dan in heel 2023. Zij verloren daarbij gezamenlijk ruim 3,5 miljoen euro. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ligt het daadwerkelijke aantal slachtoffers een stuk hoger, en was vorig jaar zo’n 9 procent van de bevolking slachtoffer van online oplichting en fraude. Niet gek als je kijkt hoeveel mensen wel eens wat online kopen: zo’n acht op de tien Nederlanders.
Volgens Rolf van Wegberg, onderzoeker cybercrime aan de TU Delft, gaat het vooral om aankoopfraude. „Kortingen op webwinkels zijn heel normaal in deze tijd van het jaar. Op nepwebwinkels vind je vooral kortingen op elektronica, omdat die vaak hoge standaardprijzen hebben. Voor criminelen kost het opzetten van zo’n website maar een paar euro, dus als ze maar één iemand oplichten, halen ze er al veel geld uit.”
2. Waaraan herken je webshopfraudeurs?
Bij Black Friday draait het om kortingen, maar er zijn grenzen. „Als een aanbieding te mooi lijkt om waar te zijn, is dat vaak ook het geval”, schrijft de politie. De frauduleuze webshops bieden vaak onrealistisch lage prijzen om klanten te lokken.
Voor Van Wegberg is de betaalmethode het belangrijkste handvat om er achter te komen of een winkel veilig is. „Grote partijen als Bol en Amazon maken gebruik van bepaalde betalingsverwerkers, zoals Adyen en Mollie, en die doen een hele strenge klantselectie. Dus op het moment dat je alleen maar bijvoorbeeld met bankoverschrijving kan betalen of met PayPal, dan zegt dat een hoop.”
Kijk ook of de website technisch gezien veilig is: begint het webadres van de webwinkel niet met ‘https://’, dan is er geen beveiligingscertificaat en kunnen online-criminelen er met je gegevens vandoor gaan. Andere zaken om goed in de gaten te houden zijn de leeftijd van de website. Oplichters kunnen de site bijvoorbeeld vlak voor Black Friday online hebben gezet. Hetzelfde geldt voor de reviews die je via Google leest. Als een webshop géén recensies heeft, dan is dat een risico.
3. Hoe weet je of de webshop waarop je surft veilig is?
Als je zoekt op informatie over het bedrijf, kijk dan of er een btw-nummer of inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel wordt gedeeld. Het kan zijn dat oplichters het KvK-nummer van een ander bedrijf gebruiken om goede sier te maken, dus dit is geen absolute garantie.
In de database van de politie of via de ScamCheck kun je kijken of er eerder aangiftes of negatieve ervaringen rond webshops zijn geweest. Andere manieren om te checken hoe betrouwbaar een website is, is aan de hand van keurmerken als Thuiswinkel Waarborg. Dat een webshop de logo’s van die keurmerken op de site heeft, betekent overigens niet dat ze daadwerkelijk te vertrouwen zijn: kijk op de sites van de keurmerken in kwestie of webwinkels daadwerkelijk doorgelicht zijn.
Kijk ook of er reviews zijn op sites met onafhankelijke beoordelingen, waar experts en andere consumenten hun ervaringen delen. Is er niets te vinden over de webwinkel waar je iets wil kopen? Of juist heel veel negatieve reviews? Kijk dan vooral verder.
4. Is webshopfraude in de loop der jaren veranderd?
Volgens onderzoeker Van Wegberg is vooral de ondergrondse digitale economie veranderd, oftewel het dark web waar criminelen actief zijn. „Daar vind je heel snel bouwpakketten voor malafide webshops”, zegt Van Wegberg. „Je hoeft niet zelf te weten hoe je een website bouwt. Je hoeft ook niet iemand te kennen die een website bouwt. Bij die pakketten zit gewoon een handleiding met wat je moet doen. Daarmee is het makkelijker geworden om dit soort webwinkels even snel in de lucht te zetten en weer offline te halen.”
Preventief optreden en bewustwording creëren is volgens de onderzoeker het beste recept. En, voor wie wil profiteren met kortingen op aankopen voor de feestdagen, goed kijken waar je je geld uitgeeft.
Urnen met as van Joodse slachtoffers uit de nazivernietigingskampen Auschwitz-Birkenau en Majdanek zijn over de hele wereld verspreid geraakt. „Het gaat om meer dan 800 urnen, 120 uit Majdanek en ruim 700 uit Auschwitz-Birkenau”, zegt de Poolse Zuzanna Dziuban, gespecialiseerd in cultuurstudies en tijdelijk verbonden aan de Oostenrijkse Academie van Wetenschappen (ÖAW) in Wenen.
De afgelopen jaren heeft ze onderzoek gedaan naar de verspreiding van de urnen en hun inhoud. Zo beschrijft ze samen met Ran Zwigenberg (Penn State University) in een onlangs verschenen open access-artikel in Eastern European Holocaust Studies hoe zeven as-urnen zijn terechtgekomen in Japan, onder andere in Hiroshima.
Waarschijnlijk weten velen niet dat as van nazislachtoffers in urnen verspreid is. Ik hoorde er ook pas van toen iemand mij over uw onderzoek vertelde.
„Ook ik wist er lang niets van. Acht jaar geleden had ik Rob van der Laarse, hoogleraar erfgoedstudies aan de Universiteit van Amsterdam, horen vertellen dat in de jaren vijftig een groep Nederlandse voormalige politieke gevangenen een urn met as uit Auschwitz-Birkenau naar Nederland had meegenomen. Toen ik enkele jaren later in een artikel van Ran Zwigenberg las dat Japanse vredesactivisten in 1963 een zelfde soort urn naar Japan hadden gebracht, drong het ineens tot me door: dit is dus vaker gebeurd, dit was blijkbaar gewoon. Dat is het moment dat ik besloot om naar de archieven van Majdanek en Auschwitz-Birkenau te gaan.”
En wat heeft u ontdekt?
„In 1947 nam het Poolse parlement een wet aan die van Auschwitz-Birkenau en Majdanek herdenkingsplaatsen maakte van het ‘Martelaarschap van de Poolse Natie en andere naties’ – voor altijd. De Joodse identiteit van de slachtoffers werd vanaf het begin uitgewist. De verbrande resten van slachtoffers werden kort na de oorlog ook nog eens door de lokale bevolking geplunderd of als mest gebruikt. Later werd de as beschermd en verzameld.
„Al vanaf 1945 zijn de verbrande resten als herdenkingsmateriaal gegeven aan scholen, kerken, fabrieken, individuen en herdenkingsplaatsen in Polen. Soms in dozen en zakken, en later in speciale urnen. Daarbij werd benadrukt dat de slachtoffers Pools waren.
„Later gingen de nationale musea van Auschwitz-Birkenau en Majdanek ook aan internationale groepen en instituten as-urnen geven. Zo zijn urnen ook terechtgekomen in Canada, Zuid-Afrika en Latijns-Amerika. Op speciale certificaten werd benadrukt dat het ging om slachtoffers van de internationale strijd tegen fascisme. Rond 2007 zijn ze gestopt met de verspreiding van de urnen, omdat steeds meer Joodse organisaties bezwaar begonnen te maken en de musea geen controverses wilden.”
Ik woon en werk zelf al twaalf jaar in het buitenland. Dat heeft me veel stress en angst bespaard
Toen Zuzanna Dziuban met haar onderzoek begon, was in Polen de conservatief-nationalistische PiS aan de macht. Zij beschouwden de Polen alleen als helden en slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, ze verboden te spreken van ‘Poolse concentratiekampen’ en wilden niets horen van Pools antisemitisme vóór, tijdens en na de oorlog.
Leverde dat politieke klimaat nog problemen op bij uw onderzoek?
„Ik woon en werk zelf al twaalf jaar in het buitenland. Dat heeft me veel stress en angst bespaard die mijn collega’s in Polen wel hebben ervaren. In het begin waren archieven in Polen huiverig om mee te werken, omdat omgaan met menselijke resten altijd voor controverses zorgt, maar uiteindelijk gaven ze me gewoon toegang tot hun documenten. Overigens wilden ook de regeringen vóór PiS niets weten van Pools antisemitisme.”
Volgens de Poolse wet is en blijft alles wat in de vroegere concentratiekampen wordt gevonden Pools bezit. Vallen de verbrande resten van de vermoorde Joden daar niet onder? Want de urnen met as weggegeven.
„Klopt. Dat roept vragen op over eigendom en menselijkheid van menselijke resten. En ook over de status van gecremeerde resten: of ze ook als dode lichamen worden beschouwd. Dat besef drong tot me door toen ik in 2011 met een archeoloog over de resten van het vroegere concentratiekamp Chelmno liep. De grond was bezaaid met kleine witte steentjes. Op een gegeven ogenblik knielde ik neer. De archeoloog kwam erbij, legde een steentje in mijn hand en zei: ‘Dat is een stukje oogkas.’ Ik was gechoqueerd, maar tegelijkertijd was het een vormende ervaring. Sindsdien ben ik verslaafd aan onderzoek naar hoe we met menselijke resten uit de Holocaust omgaan.”
Pas sinds 2017 is er een bindende richtlijn dat ook asresten als een lichaam moeten worden gezien
Wat heeft u met het botje gedaan?
„Ik heb een kuiltje gegraven en het begraven.”
Ook Joodse organisaties hebben urnen gehaald en gekregen. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft in 1955 een urn mee naar Nederland gebracht, die nu onder het Auschwitz-monument in Amsterdam ligt. Ook in Israël zijn dergelijke urnen, en in het United States Holocaust Memorial Museum.
Is dat niet vreemd? Want volgens de halacha, de Joodse religieuze wet, mogen de laatste rustplaatsen van de doden niet verstoord worden.
„De halacha had lang betrekking op lichamen en verbood crematie. Veel nabestaanden en overlevenden hebben na de oorlog in de kampen toch asresten verzameld om hun doden te beschermen en herdenken. Simon Wiesenthal heeft het ook gedaan: in 1949 is hij namens Oostenrijkse Joodse overlevenden met dertig urnen in een glazen kist naar Israël gegaan, om die in een door hemzelf ontworpen herdenkingsruimte te begraven.
„Maar Israël had geen belangstelling voor zijn herdenkingsplaats. Wiesenthal heeft daarna nooit meer iets ontworpen. Rabbijnen hebben vervolgens jarenlang gediscussieerd over hoe er met asresten moet worden omgegaan. De meesten waren tegen verstoring, maar pas sinds 2017, met het Wenen Protocol geschreven door rabbijn Joseph Polak, is er een bindende richtlijn dat ook asresten als een lichaam moeten worden gezien en niet verstoord moeten worden.”
Hoe kijkt u aan tegen de verspreiding van de urnen door de musea van Auschwitz-Birkenau en Majdanek?
„Het droeg bij aan de vorming van Auschwitz als een wereldwijd symbool, dat in de jaren vijftig, zestig en zeventig ook werd gebruikt in de context van andere gevallen van politiek geweld. Hoewel ‘Auschwitz’ ook symbool stond voor de genocide op de Joden, was dat niet de betekenis die door de Poolse staatsmusea aan de urnen werd toegekend. Gereduceerd tot overdraagbare ‘gedenktekens van de dood’ werden de resten ontdaan van hun menselijkheid en identiteit om als object gebruikt te worden.”
Ook in Japan eigende men zich de menselijke resten toe door ze voor eigen politieke doeleinden te gebruiken
Dat is volgens u en Ran Zwigenberg ook met de urnen in Japan gebeurd.
„Ja, ook daar eigende men zich de menselijke resten toe door ze van hun individualiteit te ontdoen en voor eigen politieke doeleinden te gebruiken. Japanse vredesactivisten haalden tussen 1963 en 1972 drie urnen met as naar Hiroshima – in totaal zijn er zeven urnen aan Japan gegeven – waar ze bij een tempel zijn begraven. De Japanse vredesactivisten, met een gebrekkige kennis van de Holocaust, stelden de slachtoffers van de atoombom in Hiroshima en Nagasaki gelijk aan de slachtoffers van de wreedheden die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s waren begaan.”
In jullie artikel las ik dat paus Johannes Paulus II bij zijn bezoek aan Hiroshima in 1992 een van de drie urnen zou hebben gekregen.
„Zeker is dat hij een urn heeft gezegend. We hebben aanwijzingen dat die urn inderdaad na het bezoek is meegegaan naar het Vaticaan en mogelijk een jaar later aan de Stephansdom in Wenen is gegeven. Binnenkort hopen we het zeker te weten.”
U gaat nog verder met onderzoek?
„Ja, als het kan wil ik de reizen van alle urnen achterhalen. We gaan in elk geval de urnen in de VS onderzoeken.”
Tot slot een persoonlijke vraag: heeft u een Joodse achtergrond?
„Nee, ik doe dit onderzoek onder andere als een tegenwicht tegen het overtuigd antisemitisme van mijn grootvader.”
Zul je net zien: Kerst staat voor de deur – een afschuwelijke feestdag voor afschuwelijke mensen – en dan klieft je domme zusje ook nog eens haar hoofd in tweeën op de rand van haar badkuip. Het overkomt Carola (Nandi van Beurden), eigenaar van Carola’s Christmas Shop, voorheen Carels Christmas Shop. Rechtstreeks naar de hemel kan zusje Christel (Suzan Seegers) niet: ze moet zich eerst nog een laatste keer tegen Carola aan bemoeien.
Op Kerstavond meldt Christels spook zich daarom bij haar grote zus in huis om daar te verkondigen dat Carola bezocht zal worden door drie geesten. Die ervaring zal haar ervan moeten overtuigen haar leven te beteren. Daar zal wel een hoop overtuigingskracht voor nodig zijn, want Carola lijkt niet meteen onder de indruk van Christels spookverschijning. Al zal ze haar zusje (tevens haar werknemer) wel missen in de winkel. Carola: „Niemand maakt zo’n goede cappuccino als jij.”
In kerstmusical A XXXmas Carola is Carola een botte, gierige, ijskoude zakenvrouw met een hekel aan Kerst. Dat maakt haar de vrouwelijke tegenhanger van Ebenezer Scrooge, de hoofdpersoon van Charles Dickens’ A Christmas Carol, het verhaal waar A XXXmas Carola op is geïnspireerd. Wel kreeg de musical de ondertitel Precies zoals Dickens het nooit bedoeld heeft mee, dus verwacht geen adaptatie die al te loyaal blijft aan het bronmateriaal.
Sterrencast
Wat je wél van A XXXmas Carola kunt verwachten is een vijfkoppige sterrencast (naast Van Beurden en Seegers zijn ook Jeremy Baker, Thomas Cammaert en Luuk Haaze van de partij) die uitblinkt in vrolijke, meerstemmige nummers, waaronder veel bewerkingen van bekende kerstliedjes. Zowel de nummers als de grapjes volgen elkaar in rap tempo op in het script van Allard Blom. In de eerste scènes is het wel even wennen aan de dik aangezette humor, met een hoofdpersoon die veel weg heeft van een snauwerige Disneyfilm-slechterik. Carola lijkt zelfs te zijn vormgegeven als Cruella de Vil, geheel in het zwart-wit, terwijl de overige personages zich hullen in rood-groene sjaals en truien.
Naarmate Carola’s voorgeschiedenis wordt onthuld, wordt het personage minder eendimensionaal. Dat wil niet zeggen dat A XXXmas Carola een bijzonder gelaagd geheel is – qua plot en sentimentaliteitsgehalte komt het verhaal vrij dicht in de buurt van de Hallmark-films die deze maanden iedere avond op ‘Christmas Channel’ RTL8 te zien zijn. Al Carola’s herinneringen, trauma’s en dromen draaien om mannen. Maar op vrijwel alle andere vlakken dan het plot is de musical origineel en creatief; van de bij vlagen harde humor tot de catchy liedteksten. Ook naar de muziek van Sam Verhoeven kun je blijven luisteren. Vooral de kerstrevue, een jaarlijkse traditie van Carola’s vader, zit zo goed in elkaar dat het jammer is dat hij maar een paar minuten duurt. Het decor – dat bestaat uit huisjes op kniehoogte die regelmatig van plaats wisselen of eventjes in de lucht zweven – zorgt intussen voor een sprookjesachtige sfeer.
Het maakt dat je je gewillig overgeeft aan het suikerzoete einde waar A XXXmas Carola onvermijdelijk op afstevent. Zo’n suikerzoet einde is ook best lekker. Af en toe. Met Kerst, bijvoorbeeld.