Cappella Amsterdam bewaart de betovering tot het laatst tijdens ‘La femme lumineuse’

Het is net alsof er een tapijt van witte mist boven onze hoofden hangt. Een brede rij lampen straalt dunne lichtbundels van boven de zangers van Cappella Amsterdam horizontaal naar achter in de Grote Zaal van het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ. Ook aan de zijkanten wordt het publiek ingepakt met wazig wit licht. „In U is helemaal geen duisternis”, klinkt er vanaf het podium: een verrukkelijke, nu eens schurende, dan weer stralende zetting van psalm 139, The Darkness is no Darkness, door de Engelse componiste Judith Bingham (1952). En Cappella Amsterdam bewijst het weer: ze kunnen zo adembenemend zacht zingen dat je het horloge van je buurman er doorheen hoort tikken.

Het kamerkoor presenteert deze maand het programma La femme lumineuse. Daarmee zet het muziek van acht eigentijdse vrouwelijke componisten – de oudste overleed vorig jaar, de jongste is van 1996 – in de schijnwerpers. Alleen dat al is een reden om dit concert te bezoeken: je gaat ongetwijfeld naar huis met namen om bij je Spotify-favorieten op te slaan. De Sloveense Nana Forte (1981) bijvoorbeeld, die in O Oriens het morgenlicht zalig over je heen laat golven en het koor in ‘En ego campana’ laat galmen en klingelen als een klokkentoren.

Het programma, allemaal stukken geïnspireerd door het thema ‘licht’, komt uit de koker van aankomend chef-dirigent Krista Audere (1989), maar wordt geleid door de Duitse Heide Müller. Dit dirigeertalent vliegt nog enigszins onder de radar, maar maakt eind oktober in Stockholm als een van acht koordirigenten onder de 35 jaar kans op de Eric Ericson Award, de prestigieuze prijs die in 2021 nog door Audere in de wacht werd gesleept.

Het licht van de waarheid

Lichtontwerper Floriaan Ganzevoort zorgt bij ieder stuk voor een bijpassend lichtplan, ‘voor een betoverende ambiance’. Op die betovering is het wel lang wachten. Een vredige nacht, een wintermiddag, de dageraad, het licht van de waarheid: de gezongen teksten belichten het thema steeds vanuit een andere hoek. Het zou de beleving versterken als je deze verschillende poëtische perspectieven meekrijgt. Maar omdat je de teksten en vertalingen in het programmaboekje niet kan lezen, tast je overwegend in het duister. Zo mis je prachtregels als „In de lucht ontworstelt het licht zich los van de aarde’’ (Jacques Roubaud) en een Shakespeareaanse doordenker als „Licht dat licht zoekt, wordt door licht van licht misleid’’. Als er halverwege een stuk een rimpeleffect door een rij blauwige lichtkolommen trekt, ziet dat er mooi uit, maar is het lastig er betekenis aan te hechten. Het gekleurde licht voegt dan wel een visuele dimensie toe; de tekstuele dimensie vervaagt erdoor.

Al is dat bij het laatste stuk sowieso de bedoeling. De Litouwse componiste Juste Janulyte (1982) gebruikt in Iridiscence voor koor en elektronica wel woorden, maar daarvan worden alleen de klinkers gezongen. Een rookmachine spuwt flarden nevel en vanuit het niets creëren de zangers een zich steeds subtiel van kleur verschietende klankwolk: Janulytes muzikale equivalent van de ‘regenboogkleuren’ van zeepbellen en parelmoer. De zangers baden in diezelfde kleuren, die steeds meer verzadigd raken naarmate de vocale lijnen en elektronica luider worden en dichter opeenpakken. Een dik kwartier lang wordt oog en oor zo gehypnotiseerd: een memorabele afsluiter van dit lichtconcert.