N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Bep Gérard (95), die wenskaarten maakt voor het ziekenhuis in Hoofddorp.
‘Ik maak wenskaarten. Collages. Kaarten met afbeeldingen van vlinders. Of poezen. Ik krijg oude kalenders met spreuken erop. Ik houd van zulke wijsheden. Kijk, op deze kaart: ‘Door vol te houden, bereikte ook de slak de ark.’ En deze: ‘Wees zelf de warmte in de kou.’
„Als ik honderd kaarten heb, breng ik die naar het ziekenhuis in Hoofddorp. Ze ontvangen me altijd heel hartelijk daar. Ik ben er nu tien keer geweest, met opgeteld duizend kaarten dus al. Dokters en verplegers mogen die kaarten aan patiënten geven. Ik wil niet dat ze verkocht worden.
„Knutselen geeft me een doel in het leven. Als ik niks voor m’n medemens kan betekenen, voel ik me waardeloos. Ik heb veel lieve mensen om me heen. Een vriendin zei een keer: ‘Beppie, je lijkt Facebook wel.’ Bij iedereen ben ik welkom, maar ik wil m’n dagen niet slijten met koffie leuten.
„Een jaar of acht geleden ben ik met het maken van de kaarten begonnen. Ik was net hersteld van een ellendige ziekte, die me tijdelijk verlamd had gemaakt. Ik ben er redelijk bovenop gekomen, maar m’n zenuwstelsel is blijvend aangetast. Helaas ben ik nu veel minder mobiel dan ik was.
„Ik dacht: wat nu? Ik kan toch niet de hele dag voor me uit gaan zitten staren? Gelukkig kon ik terugvallen op mijn oude beroep. Ik heb gewerkt als pedagoog. Ik heb veel geknutseld met kinderen.
„Vanaf m’n twaalfde ben ik opgegroeid in een katholiek internaat voor moeilijk opvoedbare meisjes. Ik was zelf geen lastig kind, maar thuis was er geen plek meer voor mij. Dat komt door het bombardement in Rotterdam, in mei 1940. Ik heb dat meegemaakt. Wij verloren ons huis, mijn vader zijn zaak. Hij was goudsmid en horlogemaker.
„Eerst kregen we tijdelijk onderdak in een boerderij. Mijn ouders vonden een winkel met een piepkleine bovenwoning in Berkel en Rodenrijs. Twee van de vier kinderen van ons gezin konden onderdak krijgen in een internaat. Ik kwam terecht bij de nonnen in Zoeterwoude.
„Tot 1969 heeft mijn leven zich afgespeeld in katholieke tehuizen. Ik ging er naar school, ik woonde er, ik werkte er. Mijn eerste baantje was in Ermelo, in een gesticht – wat ze nu een psychiatrisch ziekenhuis noemen. Dat was niks voor mij. Ik wilde met kinderen werken.”
Zusters Karmelietessen
„Ik ben toen teruggegaan naar Zoeterwoude. Daar ben ik opgeleid als kinderjuf. Een jaar of tien later mocht ik in Vogelenzang komen, bij de Zusters Karmelietessen. Daar kon ik met kleine kinderen werken, kruimeltjes – dat deed ik het liefst.
„Ik kan niet anders zeggen dan dat ik een mooie tijd heb gehad bij de nonnen en de paters. Een overste in Zoeterwoude zei een keer tegen me: ‘Beppie, jij hebt een mooi karakter. Jij bent spontaan en hartelijk, en je weet van aanpakken. Slechts één op de tien mensen heeft het geluk zo in elkaar te zitten. Dat kan andere mensen jaloers maken. Zul je oppassen dat die mensen jou niet dwars gaan zitten?’
„Zoiets maakte natuurlijk diepe indruk op me, in de tijd dat ik een onzeker pubermeisje was. Maar de boodschap had ik ook goed begrepen: nóóit opscheppen, niet zeuren, niet sjoemelen. Gewoon je werk doen. Naastenliefde, saamhorigheid. Dáár draait het om in het leven.
„In Vogelenzang heb ik de man ontmoet met wie ik in 1969 getrouwd ben. Ik zeg altijd: ‘Ik heb een klompje goud gevonden tussen de ouwe kranten.’ Dat was echt zo. Met een bolderkar ging ik het dorp in om oud papier te verzamelen. Zo verdiende ik een extraatje, waarmee ik leuke dingen voor de kinderen kon kopen. Ik kwam een knappe, jonge vent tegen, die bezig was een huis te ontruimen. Karren vol papier heb ik daar weggehaald. Die knapperd is toen mijn man geworden.
„Het grote verdriet in mijn leven is dat wij geen kinderen konden krijgen. Op m’n 34ste heb ik een buikoperatie gehad. Daarna kreeg ik te horen dat zwangerschap voor mij niet meer was weggelegd.
„We hebben geprobeerd een pleegkind te krijgen. De Kinderbescherming wilde ons alleen een ouder kind toewijzen, omdat ik al ruim in de veertig was. Maar ik wilde een kleintje. Dat kun je nog echt opvoeden. Tot op de dag van vandaag voel ik het verdriet van onze kinderloosheid.
„Mijn man zei: ‘Ach Beppie, wat geeft het, we zijn toch gelukkig samen?’ En we waren inderdaad gelukkig. Hij werkte bij een bank. Ik deed het huishouden en vrijwilligerswerk. Voor kinderen ook, ja.
Mijn Loeki
„Eind januari 2019 overleed mijn man. De wintermaanden zijn moeilijk voor mij. Dan beleef ik weer dat mijn man ziek was en overleed. ’s Avonds wil ik niet beneden in de woonkamer zijn. Ik voel dan dat mijn Loeki daar nog in zijn stoel zit. Maar als ik naar die stoel kijk, is-ie leeg.
„Liever ben ik dan boven, in mijn hobbykamer. Daar werk ik in alle rust aan mijn kaarten. Ik kijk televisie. Maar daar kan ik steeds minder goed tegen. Door die ziekte heb ik ook minder greep op mijn emoties gekregen. Oorlogsbeelden uit Oekraïne verdraag ik slecht. Dan voel ik mezelf weer beven, zoals bij het bombardement van Rotterdam.
„Wat mensen op tv zeggen, kan me echt raken. Die Johan Derksen riep daar laatst dat de hemel helemaal niet bestaat. Zoiets maakt me verdrietig. M’n hele leven al bid ik voor het slapengaan. Dan praat ik nu ook tegen Loeki. Die avond vroeg ik: ‘Ben jij er écht, daar, boven? Geef me een teken dat we elkaar straks weer zien?’ Wat denk je? ’s Ochtends kwam ik beneden, waar op tafel een kerststukje stond, met een elektrisch lampje erin. Dat lampje brandde! Terwijl ik zeker wist dat ik het de vorige avond had uitgedaan. Dan weet ik genoeg.
„Alleen zijn maakt me onrustig. Ik heb mensen om me heen nodig, die ik kan helpen. Een paar keer per week ga ik hier vlakbij naar de bakker. Daar is een koffiehoek. Ik maak met iedereen een praatje. Ik kijk hoe ouders omgaan met hun kinderen. Zie ik liefde voor het kind, echt contact, geduld? Hoor ik consequent ‘nee’ als een kind zeurt om een koek?
„Soms zie ik dat het niet zo goed gaat. Daar bemoei ik me natuurlijk niet mee. Hooguit zeg ik: ‘Je hebt een klompje goud in handen. Zorg je wel dat het opgroeit als een sieraad?’ Zo probeer ik die moeder of vader dan positief te stimuleren. Ik zal altijd een opvoeder blijven.”