Moord, ontvoering en spionage: de geschiedenis van de Mossad in vijf operaties

Israël geeft het zelf niet toe, maar bronnen uit de inlichtingenwereld melden aan diverse media dat de aanslagen van deze week op de communicatieapparatuur van terreurorganisatie Hezbollah het werk zijn van de Mossad. Deze Israëlische geheime dienst is belast met het verzamelen van buitenlandse inlichtingen en het uitvoeren van ‘speciale operaties’ – een eufemisme waarachter ook sabotage, ontvoering en moord schuilgaan.

In zijn boek Rise and Kill First. The Secret History of Israel’s Targeted Assassinations komt de Israëlische journalist Ronen Bergman tot minstens 2.700 liquidaties. Niet alle acties van de dienst zijn echter bloedig, zoals blijkt uit deze vijf beroemde operaties uit de geschiedenis van de Mossad.

1De spion die bijna minister werd

In de eerste jaren van het bestaan van Israël was de Mossad vooral actief met het bespioneren van de landen in de regio die de jonge Joodse staat naar het leven stonden. Onder directeur Isser Harel (1953-1963) lukte het om in Syrië, Egypte en Jordanië tal van informanten te werven en agenten te laten infiltreren.

Een van de bekendste spionnen uit deze periode is Eli Cohen. Hij werd geboren in Alexandrië in Egypte en werd in 1956 gerekruteerd door de Mossad. Cohen sprak al Arabisch en kreeg een intensieve opleiding tot spion. Hij kreeg ook een nieuwe identiteit aangemeten.

Als de Syriër Kamel Amin Thaabet reisde hij in 1961 naar Buenos Aires, om zich er te nestelen in de lokale Syrische gemeenschap. Cohen liet merken dat hij flink geld had en dat hij na een fraaie internationale carrière naar zijn vaderland wilde terugkeren. Een van de mensen met wie hij bevriend raakte, was militair attaché Amin al-Hafiz, de man die in 1963 na een coup namens de Ba’ath-partij president van Syrië zou worden.

Cohen was toen al een jaar in Syrië. Hij liet het ook hier breed hangen en wist door te dringen tot de hoogste kringen van het land. De informatie die hij inwon, verzond hij naar Israël via de radio (en in holle dominostenen). Hij slaagde er onder meer in de betwiste Golanhoogte te bezoeken en daar details over militaire installaties te verzamelen. Cohen zou het Syrische leger hebben aangeraden bomen te planten, zodat soldaten van de schaduw konden profiteren. Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 gebruikte het Israëlische leger die bomen als richtpunt.

Cohen maakte dat zelf niet meer mee. Hij zou misschien wel minister worden in een nieuw kabinet, toen hij in januari 1965 gesnapt werd. De Syrische geheime dienst was erin geslaagd de bron van zijn radiosignaal te lokaliseren. Eli Cohen werd berecht en in het openbaar in Damascus opgehangen.

2De ontvoering van de architect van de Holocaust

De Mossad had het aanvankelijk te druk met haar vijanden in het hier en nu om zich te kunnen bekommeren om vijanden van vroeger – de nazi’s – maar daar kwam in 1959 verandering in. Op 19 maart van dat jaar zond een agent vanuit Buenos Aires een codebericht naar Tel Aviv: „De chauffeur is zwart”. Dit betekende dat hij Adolf Eichmann had geïdentificeerd, de SS-officier die tijdens de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was geweest voor de organisatie van vernietiging van het Europese Jodendom.

SS-officier Adolf Eichmann staat terecht in Jeruzalem nadat de Mossad hem uit Argentinië heeft ontvoerd.
Foto Bettmann

Een team van tien mannen en één vrouw, de van oorsprong Nederlandse Yehudit Nessyahu, reisde naar Argentinië om de SS’er te ontvoeren. Op 11 mei 1960 verrasten ze Eichmann, die leefde onder de schuilnaam Ricardo Klement. De Israëlische agent Zvi Malkin moest de SS’er overmeesteren. Hij had handschoenen aan, omdat hij de mond niet wilde aanraken „die de dood van miljoenen had bevolen”. Eichmann stapte die avond uit de bus waarmee hij elke dag naar zijn werk in een fabriek reed, en het lukte de Mossad-agenten zonder veel moeite hem in een auto te slepen en over te brengen naar hun schuilplaats.

Daar moest de Duitser een week verstopt worden gehouden, omdat het El Al-vliegtuig waarmee hij naar Israël zou worden vervoerd vertraging had opgelopen. De internationale reacties op het nieuws van de ontvoering van Eichmann waren zeer negatief. Ook de Verenigde Staten, Israëls trouwste bondgenoot, tekenden protest aan tegen deze schending van het internationaal recht.

Israël ontkende formeel betrokkenheid bij de ontvoering – die zou het werk zijn van onbekende vigilantes – maar weigerde ook Eichmann te laten gaan. De architect van de Holocaust werd berecht in Jeruzalem en geëxecuteerd op 1 juni 1962.

3Wraak voor het bloedbad van München

Naast het gevaar vanuit Israëls buurlanden, had de Mossad te maken met organisaties als de PLO die met terreur streden tegen de bezetting van wat zij zagen als Palestijns gebied.

Terroristen van de Zwarte December gijzelden in 1972 in München leden van de Israëlische olympische ploeg. In de jaren hierna joeg de Mossad op de daders.
Foto Bettmann

In de nacht van 4 op 5 september 1972 gijzelde de aan de PLO gelieerde beweging Zwarte September tijdens de Olympische Spelen van München elf leden van de Israëlische ploeg. De actie liep uit op een bloedbad waarbij alle gijzelaars, een Duitse politieman en vijf van de acht terroristen het leven lieten.

De Israëlische premier Golda Meir beval hierna de Mossad iedereen die betrokken was geweest bij de gijzeling op te sporen en te liquideren. Het eerste slachtoffer van deze operatie Toorn van God was Wael Zwaiter, die in 1972 in Rome met twaalf schoten om het leven werd gebracht. Hij was lid van de PLO, maar had naar alle waarschijnlijkheid niks te maken met het drama in München.

Helemaal onschuldig was Ahmed Bouchiki, een Marokkaanse kelner die in 1973 in de Noorse plaats Lillehammer werd vermoord. Het team van de Mossad dat de fatale schoten loste, zag hem aan voor Ali Hassan Salameh, de vermeende leider van de Zwarte September. De Noorse politie pakte zes Israëlische agenten op. Zij werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, maar al vrij snel aan Israël overgedragen.

De Mossad liquideerde in de jaren zeventig leden van Zwarte September en de PLO in onder meer Parijs (explosief in een telefoon), Cyprus (bom onder een bed), Beiroet (commando-raid) en Athene (bom in een hotelkamer). Salameh kwam uiteindelijk in 1979 in Beiroet om het leven toen de Brits-Israëlische agente Erika Chambers zijn auto opblies.

Abo Daoud, de rechterhand van Salameh en de waarschijnlijke planner van de gijzelingsactie in München, overleefde in 1981 een schietpartij in Warschau. Hij gaf in interviews aan geen spijt te hebben van de gijzeling en overleed in 2010 in een ziekenhuisbed in Syrië onder onverdachte omstandigheden.

4Een verloren stam gered via een duikschool

In Ethiopië leefde eeuwenlang een groep Joden, de Beta Israël, die volgens rabbijnen de nakomelingen waren van een van de verloren stammen van Israël. (Volgens het Bijbelverhaal waren er twaalf stammen, afstammelingen van de twaalf zonen van Jakob.) In de jaren zeventig kregen zij te maken met burgeroorlog, vervolging en honger, waarna premier Menachem Begin besloot hen naar Israël te halen.

Na de Mossad-operatie in de jaren tachtig haalde Israël in 1991 met operatie Solomon nog eens ruim 14.000 Joden uit Ethiopië.
Foto Esaias Baitel/Gamma-Rapho via Getty Images

De leiding van de operatie was in handen van Mossad- agent Daniel Limor. Met zijn team besloot hij in buurland Soedan zijn hoofdkwartier in te richten in een verlaten duikresort aan de Rode Zee bij de plaats Arous. De agenten knapten de gebouwen op, namen lokaal personeel in dienst en lieten fraaie folders drukken.

Dat reclamemateriaal was dermate wervend dat er al snel westerse toeristen op de duikschool afkwamen. Deze vakantiegangers hadden niet in de gaten dat personeelsleden soms dagenlang verdwenen. Zij reden dan 900 kilometer naar de grens met Ethiopië om er vluchtelingen op te pikken. De agenten brachten deze leden van de verloren Joodse stam naar de kust, waarvandaan ze met rubberbootjes naar een marineschip werden gevaren.

De operatie duurde op deze manier echter veel te lang en vanaf 1982 werden de evacués afgevoerd met een transportvliegtuig dat vloog op in de woestijn aangelegde provisorische landingsbanen. Toen er twee jaar later een hongersnood uitbrak in de Hoorn van Afrika, besloten de Israëliërs het tempo van de repatriëring verder op te voeren. Tijdens operatie Moses werden in het geheim – maar met medeweten van de president van Soedan – nog eens 8.000 Joden geëvacueerd.

Een coup in Soedan zorgde er in 1985 voor dat de Mossad het duikresort moest verlaten – terwijl daar nog toeristen waren. Een Israëlische agent zei daar later over: „Zij moeten wakker zijn geworden en zich gerealiseerd hebben dat ze alleen in de woestijn waren. De plaatselijke staf was er nog, maar de duik-instructeur en de vrouwelijke manager enzo – die waren verdwenen.”

5Jacht op raketten en kernbommen

Israël is altijd beducht geweest voor de mogelijkheid dat vijanden het land van afstand konden aanvallen. Tijdens operatie Damocles in 1962 richtte de Mossad zich op Duitse ingenieurs en technici – veteranen van het raketprogramma van de nazi’s – die hun kennis te gelde wilden maken in Egypte. Met bombrieven en liquidaties bracht de geheime dienst hen van dit voornemen af.

Het Iraakse nucleaire complex dat in 1981 door Israël werd gebombardeerd.
Foto Ramzi Haidar/AFP

In de jaren zeventig kwam er voor Israël een nieuwe dreiging bij: die van kernwapens. Op 5 april 1979 blies de Mossad in de buurt van de Franse havenstad Toulon een aantal reactoronderdelen op die op het punt stonden verscheept te worden naar het Irak van Saddam Hoessein. Een jaar later werd de Egyptische ingenieur die aan het hoofd stond van het Iraakse nucleaire programma dood aangetroffen in zijn Parijse hotelkamer. Zijn keel was doorgesneden. Een prostituee die mogelijk getuige was geweest van de moord, kwam niet veel later om het leven toen ze door een auto werd geschept.

Deze operaties zorgden voor vertraging van het atoomprogramma, maar konden niet voorkomen dat de Osirak-reactor in de zomer van 1981 operationeel zou worden. Daarom besloot premier Begin tot operatie Opera: het bombarderen van het al-Tuwaitha nucleaire complex in Irak.

Op 7 juni 1981 stegen acht Israëlische F-16’s op vanaf de basis Etzion. De toestellen vlogen laag over de grond door het luchtruim van Jordanië en Saoedie-Arabië en vermeden ieder radiocontact. De piloten wierpen 16 zware Mark-84 bommen af en troffen doel. De installatie lag in puin, terwijl de opslagplaats van nucleair materiaal gespaard was, zoals de bedoeling was geweest. Elf mensen, onder wie één Franse ingenieur, kwamen om het leven. De internationale reacties op de aanval waren unaniem afwijzend.

De zorgen van Israël – dat mede dankzij de Mossad zelf beschikt over atoomwapens – waren hiermee niet voorbij. Vooral het nucleaire programma van Iran wordt met argusogen gevolgd. Dat viel in 2010 ten prooi aan een kwaadaardig computervirus genaamd Stuxnet. Deze software zorgde ervoor dat meer dan de helft van de Iraanse kerncentrifuges kapot ging. Officieel is niet bekend wie de worm ontwikkelde, maar veel kenners vermoeden dat de Mossad er de hand in heeft gehad.