N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse Migratie reguleren behoort tot de lastigste dossiers van de EU. Steeds meer draait het debat om het weren van migranten.
Wie de teneur in het Europese migratiedebat wil zien, zou eens moeten letten op het woordje ‘muur’. Ineens klinkt alom de roep tot fysieke afgrendeling van de Europese buitengrenzen, liefst ook nog gefinancierd vanuit Brussel, om migranten buiten de EU te houden.
Van een hardliner als de Hongaarse premier Viktor Orbán verrast die roep niet zo. Maar inmiddels is de grensmuur ook bij niet-autocraten bon ton. Zo pleit een christen-democraat als kanselier Karl Nehammer van Oostenrijk voor een muur van 2 miljard euro op de grens van Bulgarije en Turkije. De Griekse premier Kyriakos Mitsotakis, een ideologische geestverwant van Nehammer, wil dit jaar de stalen muur op de grens met Turkije drie keer zo lang maken. En de radicaal-rechtse Italiaanse premier Giorgia Meloni was deze week op bezoek bij haar Zweedse ambtsgenoot, de conservatief Ulf Kristersson, om plannen te smeden over beperking van de migratie naar Europa.
Muren stroken niet met de filosofie van de EU, zeggen idealisten. De EU is er immers om muren te slechten, niet om muren te bouwen. Maar die visie raakt in de verdrukking – ook in Nederland. In een discussiestuk dat Den Haag aan de overige lidstaten stuurde, is weliswaar geen sprake van een muur of een hek, maar wel van „stationaire infrastructuur”.
Pikant is in dit verband de positie van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. De christen-democraat was altijd fel gekant tegen een door de EU gefinancierde muur. Vorige week sprak ze in een brief aan de regeringsleiders over „de mobilisatie van EU-fondsen om de lidstaten te ondersteunen bij het versterken van grenscontrolecapaciteiten en – infrastructuur.” Volgens haar woordvoerder slaan deze woorden niet op Europees geld voor stenen of staal. Wel kan Brussel bijdragen aan grenspersoneel, bewakingscamera’s en drones.
Migratie is vaak schrijnend. Tegelijk is het een mijnenveld in zowel de nationale politiek als in de EU. De belangen van landen lopen uiteen en na jaren is het debat vastgelopen in routineus vingerwijzen en het afschuiven van verantwoordelijkheid.
Het helpt daarbij niet dat het migratiedebat in veel EU-landen sterk gepolariseerd is. Rechts spreekt van ‘gelukzoekers die in asielstromen de grenzen overspoelen’, links heeft het over ‘crises van eigen makelij, veroorzaakt door hardvochtige en kortzichtige politici die niet genoeg opvangcapaciteit achter de hand houden’.
Afgelopen jaar kreeg Europa 924.000 asielaanvragen te verwerken – het hoogste aantal sinds 2016, en dit nog los van de 3,27 miljoen Oekraïense oorlogsvluchtelingen. Landen aan de EU-buitengrens, waar de migranten binnenkomen, vinden dat de welvarende lidstaten in het noorden hen laten opdraaien voor wat in essentie een Europees probleem is. Pogingen om migranten solidair over de EU te verdelen, mislukten grotendeels.
De noorderlingen vinden dat de grenslanden te veel asielzoekers verder laten reizen die geen enkele kans maken op een verblijfsvergunning. Het noorden houdt vast aan de Dublin-afspraken: een migrant doet een asielaanvraag in het land waar hij zich als eerste meldt. Als je ‘Dublin’ loslaat, waarschuwt bijvoorbeeld premier Mark Rutte, loopt het vrije verkeer in de Schengenzone gevaar, een van de verworvenheden van de EU.
Twee trajecten
Om deze problemen met migratie op te lossen, lopen er nu twee trajecten dooreen. Traject één zou je kunnen samenvatten als ‘de Brusselse agenda’. Maar deze agenda wordt geregeld ingehaald door een tweede traject – een dat gedicteerd wordt door de actualiteit.
Eerst die officiële agenda. De verwachtingen waren hoog toen de Commissie in september 2020 probeerde om migratie voor eens en voor altijd goed te regelen. Ze zette in op betere en snellere procedures en op gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit. Uitgangspunt was dat migratie van alle tijden is en dat je het goed moet regelen om het basisrecht op asiel te waarborgen.
Het migratiepact van de Commissie voorziet in centrale opvang en registratie van migranten aan de EU-buitengrens. De niet-grenslanden kunnen asielzoekers overnemen van de grenslanden, of bijdragen aan het terugsturen naar hun land van herkomst van migranten die geen kans maken op een verblijfstitel. Ook zette de Commissie in op een grotere rol voor de Europese grensbewakingsdienst Frontex.
Een alomvattend plan, alleen: de Europese lidstaten kunnen het er al twee-en-een-half jaar niet over eens worden. In plaats van een akkoord over het hele pakket wordt er daarom gemikt op deelakkoorden – een ultieme poging om het ambitieuze migratiepact vlot te trekken. Dit half jaar moet een aantal kwesties onder Zweeds voorzitterschap van de EU opgelost worden, daarna is het de beurt aan Spanje en onder Belgische leiding moeten over een jaar de laatste belemmeringen weggenomen worden. Die planning is gewaagd, omdat er in mei volgend jaar Europese verkiezingen zijn. Het is maar de vraag of er in de weken voor die stembusstrijd nog genoeg compromisbereidheid is om een explosief dossier als migratie tot een goed einde te brengen.
Scheepsramp
Dan traject twee: de actualiteit. Politieke vooruitgang wordt doorgaans alleen geboekt als wegkijken onmogelijk is. De ene keer is dat na een scheepsramp in de Middellandse Zee, waar in het voorbije decennium volgens ngo’s 25.000 migranten omkwamen. Soms is wegkijken onmogelijk na onthullingen over grenswachten die migranten hardhandig terugjagen over de EU-buitengrens. Journalisten en parlementariërs hebben talloze voorbeelden van deze illegale pushbacks geboekstaafd.
Op dit moment is het een gebrek aan opvangcapaciteit dat migratie omhoogstuwt op de politieke agenda. Afgelopen zomer leidde dat in Nederland tot een crisis in aanmeldcentrum Ter Apel. Die kon wel eens de voorbode zijn geweest van een „maatschappelijk ontwrichtende” asielcrisis dit jaar, waarschuwen Nederlandse opvanginstanties in vertrouwelijke documenten waaruit NRC onlangs citeerde. Ook in België en Oostenrijk raakten opvangcentra overvol.
Nederland en Oostenrijk wilden de Brusselse dynamiek niet afwachten en vroegen eind vorig jaar om een speciale migratietop. Die top, op 9 en 10 februari, doorkruist de onderhandelingen over het migratiepact en zet die gesprekken ook meteen onder druk.
In 2020 had Eurocommissaris Ylva Johansson (Zweden, Binnenlandse Zaken) al hoge verwachtingen van het terugsturen van kansloze asielzoekers. Ze zag hierin een mogelijkheid om landen aan de EU-buitengrens en landen in het noorden tot elkaar te brengen. Grenslanden hebben immers baat bij het terugsturen van migranten. En landen die terughoudend zijn over de verspreiding van migranten zijn vooral tegen het verhuizen van migranten die niet in aanmerking komen voor verblijf.
Maar de praktijk is weerbarstig. Van de 300.000 terugkeerbesluiten die de lidstaten van de Europese Unie jaarlijks uitvaardigen, resulteert nog geen kwart in vertrek. Zo bleven afgelopen jaar 230.000 mensen in Europa die eigenlijk uitgezet hadden moeten worden.
Terugkeer lukt vaak niet, is duur en omslachtig, concludeert de Nederlandse Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), door „bureaucratische en politieke barrières in zowel de lidstaten als in de landen van herkomst”. Het gebeurt bijvoorbeeld geregeld dat de Commissie overeenstemming bereikt met een derde land om migranten terug te nemen, maar dat een Europese lidstaat vergeet om een aanvraag in te dienen.
Herkomstlanden hebben er weinig belang bij hun onderdanen terug te nemen. Dit wil Europa veranderen: zo niet met beloningen, dan met straf. Eurocommissaris Johansson reisde al naar Bangladesh om afspraken te maken over de terugkeer van (een deel van de) elfduizend Bengalen die in 2022 de EU bereikten. In ruil moeten er legale wegen naar Europa komen voor buitenlandse werknemers, onder wie Bengalen.
Onmisbaar onderdeel
Op de migratietop staat terugkeer hoog op de agenda. Het wordt gezien als een onmisbaar onderdeel van het migratiebeleid en geldt, met grensbewaking, als een onderwerp waar de lidstaten het in de loop van het voorjaar wel eens over eens zouden kunnen worden.
Jeroen Lenaers, migratiewoordvoerder van de christen-democraten in het Europees Parlement, erkent dat er niet genoeg solidariteit is tussen de lidstaten, maar juicht ook de focus op grensbewaking en terugsturen toe. Hij vindt – net als Rutte – dat de EU naar een nieuwe crisis slaapwandelt. De christen-democraten zetten vooral in op betere grensbewaking, op het terugsturen van asielzoekers en op aanmeldcentra buiten de EU.
Lees ook: Nederland zet zich bij EU-top in voor terugsturen van migranten
Maar volgens Europarlementariër Thijs Reuten (PvdA) is Rutte vooral bezig om via Europese weg een binnenlands politiek probleem op te lossen. Nederland kampt niet met een migratiecrisis, stelt hij, maar met een opvangcrisis, omdat de opvangcapaciteit niet groot genoeg is. De PvdA wil andere oplossingen: een solidaire verdeling van asielzoekers over de lidstaten én een legale immigratieroute voor werkzoekenden.
Reuten zegt dat de lidstaten steeds weer zullen proberen voorrang te geven aan ‘harde’ dossiers. De humanitaire dossiers schuiven dan naar de achtergrond. De taal – over muren en hekken, kustwachten en bewaking – geeft een idee welke kant de discussie op zal gaan.
Lees ook: In het ‘Calais van Italië’ is de grens ‘een zegen en een vloek’