Op de vraag „of wij een museum kunnen gebruiken in deze stad”, zou hij „volledig ja antwoorden”. Maar op de vraag „of wij een museum in de lucht willen houden waar kennelijk te weinig bezoekers op af komen”, zegt de Zoetermeerse wethouder Jan Iedema: „Hoe groot een stad ook is, dat gaat nu eenmaal niet.”
VVD-wethouder Iedema heeft ‘afronding museum’ in portefeuille. En die benaming is goed gekozen, want een stedelijk museum heeft de stad sinds vorig jaar niet meer. Dat in 2019 geopende ‘Museum De Voorde’ was de opvolger van ‘Stadsmuseum Zoetermeer’, een klein museum dat was gehuisvest in een van de weinige historische panden van de stad. Het nieuwe museum zat in een groter, moderner en duurder gebouw, er waren ook wat meer mensen in dienst gekomen. In de vier jaar van zijn bestaan hield het tentoonstellingen met leefstijl als thema: ‘Dit zijn wij! …en wie ben jij’ (over identiteit), drie tentoonstellingen over stoer zijn, een tentoonstelling over respect hebben.
Museum De Voorde sloot de deuren op 5 maart 2023. Het pand is intussen weer verhuurd.
En nu is er niks meer.
Nou ja, verschil van mening – dát is er wel. Moet een stad van deze omvang (Zoetermeer is met 128.000 inwoners na Rotterdam, Den Haag en Leiden de vierde stad van Zuid-Holland) nu wel of niet een stedelijk museum hebben, is een twistpunt. Wat moet je je bij zo’n stadsmuseum trouwens voorstellen, daarover verschillen de opvattingen ook. En wat mag het kosten – ook al geen onbelangrijke vraag.
Ontzameling van de collectie
Vooralsnog was er in elk geval geld voor het doen van onderzoek. Een plaats voor erfgoed in Zoetermeer heette vorig jaar het eindrapport van een door de gemeente ingeschakeld adviesbureau, dat uitkwam op drie mogelijke toekomstscenario’s. Voor het onderzoek waren vele tientallen documenten ‘bestudeerd en geanalyseerd’, in ‘interviews en verdiepende werksessies’ was gepraat met een stuk of twintig ‘betrokken partijen’.
En dan waren er nog de kosten van het sluiten van het museum: afvloeiingsregelingen, de ontzameling van de collectie. „We zijn denk ik een half miljoen verder”, zegt directeur a.i. Hans van de Bunte van (voormalig) Museum De Voorde.
Je zou ‘Zoetermeer’ een casus kunnen noemen voor de kwetsbaarheid van stadsmusea. Waarbij het nog lastig is om ‘stadsmuseum’ te definiëren. Een museum dat wordt gefinancierd door de gemeente, is het in elk geval. Maar dan heb je dus stadsmusea die kunstmusea zijn (Van Abbemuseum in Eindhoven, Stedelijk Museum Amsterdam), die kunst én stadsgeschiedenis tonen (De Lakenhal in Leiden, Centraal Museum in Utrecht) of die alléén gaan over stadsgeschiedenis: Hoorn, Rhenen, Woerden, Roosendaal, Deventer – en nog veel meer.
„Bij een stadsmuseum denk ik vooral aan die laatste categorie: stedelijke oudheden, bodemvondsten, de geschiedenis”, zegt Peter Hecht. Hij is emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis en publiceerde veel over stadsmusea. Hecht: „Een stad heeft spullen uit de geschiedenis, die worden op een gegeven moment bij elkaar gezet en dat wordt dan het stedelijk museum.”
In zijn publicaties wond hij zich regelmatig op over de precaire positie van dit soort musea: ze zijn meestal klein, trekken relatief weinig bezoekers, vaak is er politieke druk om erop te bezuinigen. In de regel overleven ze, met dank aan een grote schare vrijwilligers. Maar het loopt ook wel eens fout af. Zwolle, Deventer, Rotterdam, Zoetermeer: daar gingen de stadsmusea dicht. Soms gaan ze dan later weer open, al dan niet in een andere vorm.
In dienst van de democratie
Hoe verging het Stadsmuseum Zoetermeer?
Als je wethouder Iedema vraagt om terug te kijken, herinnert hij zich een tentoonstelling van Stadsmuseum Zoetermeer uit 2010 die een recordaantal bezoekers trok. ‘In dienst van de democratie’ ging over het werk van de AIVD, de nationale inlichtingendienst die toen was verhuisd van Den Haag naar Zoetermeer. „Die tentoonstelling vertelde een verhaal dat iedereen aansprak”, weet hij nog. Wat hij zich ook herinnert: „Toen kwam het idee op: het zou gaaf zijn als we hier meer mee konden.”
En niet alleen kwam dat idee op, er werden ook plannen uitgewerkt. Zoals voor een nieuw te bouwen ‘culturele as’, van Stadshart naar Dobbeplas. Dat bleek te duur, maar een plek in het vernieuwde gemeentekantoor waarin ook de bibliotheek kwam, kon wel.
Dit nieuwe museum, met een nieuwe naam, zou ook een andere inhoud krijgen. Uit een notitie van de toenmalige wethouder cultuur aan het college: „De geschiedenis en de opbouw van Zoetermeer van boterdorp tot de huidige stad halen we eruit. Het thema wordt primair Lifestyle.”
Wat er dan te zien zou zijn: „De thema’s hebben een landelijk karakter, er kunnen onderwerpen landen die uit Nederland of Europa of de wereld komen.”
De notitie is uit 2017. In het toenmalige college (2014-2018) was D66 met twee van de vijf wethouders, onder wie die voor cultuur, de grootste partij.
Museum De Voorde opende op 12 april 2019, Hans van de Bunte begon er twee jaar later als directeur a.i. Hij kent de notitie. En hij vindt: „Het zijn de bekende musea die het beeld bepalen van wat een museum is. Bij bezoekers, maar ook bij de politiek. Bij kleine musea is er vaak veel ambitie die niet kan worden waargemaakt. Er komen te weinig bezoekers, het kost allemaal veel geld.”
Onder zijn directeurschap was het museum vooral dicht (corona), waarna tijdens de formatie-onderhandelingen van 2022 een nieuw college aantrad (VVD, Lijst Hilbrand Nawijn, Partij Democratie voor Zoetermeer, Zo!Zoetermeer, CDA en ChristenUnie-SGP). Dat college besloot vrijwel meteen om de subsidie van het museum stop te zetten: het geld kon beter worden besteed.
Voorwerpen uit Museum De Voorde, het stadsmuseum van Zoetermeer.
Foto’s: Hedayatullah Amid
Op safari in Zoetermeer
De laatste tentoonstelling van Museum De Voorde, ‘WILD in de stad! Op safari in Zoetermeer’, ging wél weer over de stad: welke dieren en planten heb je hier. Van de Bunte: „Een stedelijk museum moet tentoonstellingen over de stad hebben. Mensen willen graag trots zijn op de stad waar ze wonen – en met die trots hun vrienden op zondag meenemen naar het museum.”
Of niet natuurlijk. In topjaar 2010 trok Stadsmuseum Zoetermeer 11.000 bezoekers, meestal was het (veel) minder. Voor Museum De Voorde werden de verwachtingen opgeschroefd, ook omdat de kosten hoger lagen: 20.000 bezoekers in 2022. Het werden er 6.759.
De plannen waren goed, maar de uitvoering was minder
Daar was niet iedereen verbaasd over. Voorzitter van ‘Historisch Genootschap Oud Soetermeer’ Jan de Ruiter: „De filosofie van het nieuwe museum had niks te maken met deze stad. En die filosofie sloeg niet aan, want musea met zulk soort tentoonstellingen heb je genoeg in de omgeving. Rotterdam, Den Haag, Leiden, Delft – het is allemaal vlakbij.” Wethouder Iedema: „De plannen waren goed, maar de uitvoering was minder. Het museum zou verbinding zoeken met de stad – dat is niet gebeurd.”
Wat bij de sluiting ook een rol speelde: „De nieuwe opzet was een idee dat vooral werd gedragen door progressieve partijen”, zegt D66-fractieleider Gernand Ekkelenkamp. „Bij de andere partijen lag het museum meteen onder een vergrootglas: wat gebeurt daar? En toen het niet goed liep, trokken die partijen, toen ze zelf in het college kwamen, direct de stekker eruit. En dat deden ze met een zekere gretigheid.”
Ekkelenkamp zit sinds 2016 in de gemeenteraad van Zoetermeer. Zijn les: voor zo’n besluit is niet alleen draagvlak onder de bevolking vereist – mensen moeten het museum willen bezoeken – óók heb je voldoende politiek draagvlak nodig. „En dat moet je bij zoveel mogelijk partijen organiseren – zodat er ook als jouw partij even niet meedoet nog tijd is om iets te realiseren. Toekómstig politiek draagvlak, zeg maar.”
Niet zomaar ontzamelen
Toen de subsidie voor het museum van het ene op het andere moment werd gestopt, bleek er een issue waar het nieuwe stadsbestuur niet aan had gedacht: de collectie. Want ontzamelen kan niet zomaar, daar zijn regels voor. Schenkers (of erfgenamen van die schenkers) moet worden gevraagd of ze hun objecten terugwillen. En andere musea moeten een kans krijgen ze over te nemen. Pas daarna kan de collectie worden afgestoten: verkocht, weggegeven of vernietigd.
Om dat probleem op te lossen, organiseerde museumdirecteur Van de Bunte ‘Open Depot De Ontzameling’. Eerder dit jaar was daar de hele collectie te zien, zesduizend objecten in totaal. Spullen uit de tijd dat Zoetermeer nog een dorp was – geschilderde dorpsgezichten, houten landbouwwerktuigen, een klompenkar – én spullen die stadsbewoners in de jaren zestig en zeventig naar het museum hadden gebracht: strijkijzers, broodroosters, Tina’s, Burda’s en Muziek Expressen, tv’s in oranje kasten, lp-spelers in koffers. Die herinneren aan het recente verleden van new town Zoetermeer, in 1962 met een aantal andere steden (Almere, Purmerend, Spijkenisse) aangewezen als ‘groeistad’.
Museumwerkers verplaatsen voorwerpen uit Museum De Voorde, het stadsmuseum van Zoetermeer.
Foto’s: Hedayatullah Amid
Bezoekers van het ‘open depot’ wezen 420 objecten aan als ‘onvervreemdbaar erfgoed’: die wilden ze behouden voor de stad. Het waren spullen uit de tijd van het dorp, maar ook uit de collectie populair design van de jaren zestig en zeventig. Directeur Van de Bunte: „Voor mij bewijst die uitkomst dat je moet uitkijken met exposities die grote groepen bezoekers buitensluiten. De bevolking kiest voor erfgoed, mensen hebben behoefte aan historie. Dat vind ik hier wel de les van.”
Bij gebrek aan een stedelijk museum is het onvervreemdbaar erfgoed nu geschonken aan het stadsarchief. Eerder al retourneerde Museum De Voorde 565 historische objecten aan Historisch Genootschap Oud Soetermeer, veelal uit de tijd van voor de new town. Uit de collectie populair design gaan 2.500 spullen naar het ‘Museum van de 20ste Eeuw’ in Hoorn. Waarmee ze definitief verdwijnen uit Zoetermeer.
Afgeslankte versie
Grote vraag is nu: wat gaat er gebeuren met het onvervreemdbaar erfgoed, dat sinds deze maand ligt opgeslagen in een voor publiek gesloten depot? Is er nog een stadsmuseum denkbaar dat het wél redt in Zoetermeer?
D66-fractieleider Ekkelenkamp denkt van wel. Hij heeft er het afgelopen jaar een paar keer moties over ingediend, de laatste vlak voor het zomerreces. Een meerderheid van de raad was het toen met hem eens dat er een ‘erfgoedcentrum’ moest komen – en dat het college moest zorgen dat daar geld voor komt.
Zo’n erfgoedcentrum was ‘scenario 1’ in Een plaats voor erfgoed in Zoetermeer van het vorig jaar door de gemeente ingeschakelde adviesbureau. In dat rapport werd het omschreven als: „Een ontmoetingsplek van serieuze omvang voor iedereen die nieuwsgierig is naar de wereld van vroeger, van nu en de mogelijkheden van morgen. Een multifunctioneel gebouw met een vaste expositie, grote (wissel-)exposities, een filmzaal, horeca en een dakterras. De nieuwe huiskamer van Zoetermeer.”
Maar dat leek wel héél erg op Museum De Voorde – en wat dat per jaar kostte.
Van ‘scenario 1’, liet het college eerder dit jaar dan ook weten aan de raad, zou „een afgeslankte versie” moeten komen, „inclusief realistische businesscase”. Mogelijk zou het erfgoedcentrum terecht kunnen in de oude brandweerkazerne, opnieuw een historische locatie.
Dat is allemaal nog niet zeker, voorlopig is er alleen duidelijkheid over een nieuwe naam: ‘stadslobby’. „Deze is gekozen om het ‘stoffige’ karakter van ‘Erfgoedcentrum’ af te koppelen”, heet het in een door de gemeente uitgebracht Visiedocument Ergoedcentrum.
„Een flínk afgeslankte versie”, noemt Gernand Ekkelenkamp de stadslobby. Toch is hij positief gestemd: „De sluiting van het museum was een te snelle beslissing, dat is nu wel duidelijk. En de ontzameling heeft laten zien dat er een breed draagvlak is voor behoud van erfgoed.”
Jan de Ruiter van Historisch Genootschap Oud Soetermeer is terughoudender: „Ik kan je nu al voorspellen dat als we in november het begrotingsdebat hebben, daar geen besluit gaat vallen.” Wethouder Iedema: „De politieke wil is er. Maar het is lastig in de toekomst te kijken.”
En emeritus hoogleraar Peter Hecht, wat vindt hij? „Mocht er een nieuwe kans komen voor het museum, dan moet dat vooral een verhaal vertellen. Alleen wat spullen bij elkaar is nooit genoeg, het gaat om de betekenis van de dingen die je ziet. ”
Zelf zou hij, zegt hij, „zeer geïnteresseerd zijn in het verhaal van de new towns”.
En wie weet. Uit het Visiedocument Ergoedcentrum: „In de Stadslobby staat het vertellen, in de breedste zin van het woord, van het Verhaal van Zoetermeer centraal. Dit vormt de aanleiding, en daarmee in zekere mate het bestaansrecht, van een Erfgoedcentrum c.q. Stadslobby.”