Volt-leider Laurens Dassen noemde de PVV op 16 mei tijdens een Kamerdebat extreemrechts. Toevallig was ook de NSDAP van Hitler extreemrechts, vandaar dat Kamervoorzitter Martin Bosma vond dat Dassen de PVV niet zo mocht noemen. Journalisten en deskundigen haastten zich Bosma bij te vallen. De PVV zou geen extreemrechtse partij zijn (en dus niet vergelijkbaar met de nazi’s), omdat ze de parlementaire democratie niet openlijk verwerpt.
Volgens Lucassen is het asielbeleid van de PVV een duidelijk teken van haar antidemocratische en antirechtsstatelijke signatuur en bedoelingen. Dat zit hem dus niet meer alleen in het dehumaniserende taalgebruik van Wilders, vergelijkbaar met hoe de nazi’s over joodse mensen praatten. Of in de voorstelling die de PVV geeft van bepaalde groepen mensen als existentiële bedreiging voor Nederland.
Het reële gevaar zit hem niet langer in de xenofobe en racistische retoriek maar in de daadwerkelijke handelingen die de PVV daar, nu ze de macht heeft, aan zal verbinden. Het afroepen van een asielcrisis, het opzeggen of opschorten van internationale wetten en verdragen, het nemen van andere maatregelen die niet te verwezenlijken zijn binnen een democratie – die dus per definitie over de democratische grenzen heen gaan.
Het is zelfs de vraag of je de PVV een ‘partij’ kunt noemen
Een partij die ondemocratische dingen wil, daarover kun je nog discussiëren of ze ook echt ondemocratisch is, zolang ze functioneert binnen een democratisch bestel. Maar in wezen sluiten de PVV en de partijdemocratie elkaar vanaf het begin al uit. Het is zelfs de vraag of je de PVV een ‘partij’ kunt noemen, volgens de gangbare betekenis van een politieke organisatie waarbij je je aan kunt sluiten, zoals andere radicaal- of extreemrechtse clubs in Europa: Rassemblement National, Alternative für Deutschland, Fratelli d’Italia of Forum voor Democratie.
Geen leden en een ongekozen leider
De PVV is een partij zonder leden, met een ongrijpbare, ongekozen leider en een schimmig bestuur (en die nu een Kamervoorzitter heeft geleverd die volksvertegenwoordigers met een onwelgevallige mening de mond snoert). De oeverloze discussies over de ideologische status van die ‘partij’ zijn evenzovele manieren om welwillende politici en journalisten zand in de ogen te strooien. Hopelijk openen zij hun ogen wanneer de democratie nu ook in de rest van het land wordt afgeschaft.
Dat begint met een minister die een asielcrisis uitroept (of verzint) en zichzelf daarmee onbeperkte, buitenparlementaire macht geeft. Is dat ondemocratisch? Is dat eng? Is dat erg? Ja, ja en ja. Met of zonder toestemming van het parlement zal de minister mensen het land uitzetten die hier al hun hele leven wonen, ze zal mensen de illegaliteit in dwingen die onder normale omstandigheden in aanmerking komen voor asiel en verblijf – dat gebeurt nu al. Ze zal ouders van kinderen scheiden, meer- en minderjarigen laten rondzwerven over straat. Misdaad en verloedering nemen toe. Mensen worden opgesloten in mensonterende opvangcentra of gevangenissen (mannen, vrouwen, kinderen) waar ze geestelijk verkommeren.
Verhongeren of ziek door verwaarlozing
Vervolgens zullen deze mensen verhongeren of ziek worden door verwaarlozing en gebrek. Het gaat er tenslotte om deze ongewenste mensen te laten verdwijnen: „minder, minder, minder”.
Dit mag allemaal niet – dat is nu juist de hele grap. De PVV stuurt openlijk aan op een confrontatie met ‘de rechtsstaat’ (in de praktijk zal dat betekenen het Europese Hof). Het is een strijd die ze best zouden kunnen winnen, gewoon door te blijven liegen en bedriegen, bijvoorbeeld wanneer ze de schuld bij de EU zullen leggen, ‘de Europese elite die ons iets verbiedt’. Wat is dan het gevolg? Procedures die Nederland eindeloos weet te rekken, boetes die Nederland weigert te betalen, schermen met een Nexit.
Veel, maar niet alles zal afhangen van de politieke koers van met name Duitsland en Frankrijk. Nederland heeft meer invloed in de EU dan Hongarije en Polen die eerder dezelfde strategie hebben gevolgd. Ook in Italië worden mensenrechten nu al met de voeten getreden. En dan hebben we het niet alleen over de rechten van migranten, maar ook over het recht van een niet-biologische ouder op het wettelijk gezag over zijn of haar kind.
Lees ook
Geert Wilders wordt soms ‘knettergek’ van de dreiging, zegt hij in de rechtbank
In feite is het asielbeleid van ‘Fort Europa’ al zo streng, sterven al zo veel mensen als gevolg ervan, dat het niet nog rechtser en xenofober kan zonder dat het ook gevolgen heeft voor ons, die ons veilig wanen binnen dat fort. Dan wordt de ‘uitzonderingstoestand’ regel en is het einde van de democratie met haar mensenrechten een feit. En dat is dan niet per ongeluk, dat is precies wat de PVV wil. De vraag is niet eens meer of andere partijen dat ook willen – de vraag is waarom ze dat willen. Welke belangen zitten daarachter?
Hoeveel tijd zou het kosten om een paar A4’tjes aan ambtelijke adviezen tot één pdf’je samen te voegen en naar alle Tweede Kamerleden te mailen? Donderdag is er een bataljon aan communicatie-deskundologen vier uur bezig geweest om opgevraagde stukken grotendeels zwart te lakken.
Vier uur! Dit kabinet wil 22 procent minder rijksambtenaren. Ik ben reuze benieuwd bij wie die snoeischaar gaat toeslaan. Bij de ambtenaren die adviezen schrijven of bij degenen die ze zwartlakken?
In die vier uur moest ik geregeld denken aan Zoetermeer, residentie van onze premier. Ik sprak iemand die zijdelings te maken heeft gehad met de renovatie van de Mandelabrug over de A12. Weet u nog? Begin 2022 was daar ineens paniek, want er zaten scheuren in. Nou ja, inééns…
Die zaten er al sinds 2007 en waarschijnlijk nog veel langer. Onschuldige krimpscheuren, dachten sommigen, maar anderen vreesden voor grotere constructieve malheur. Nu waren er twee stervelingen op aarde die daar iets zinnigs over konden zeggen: A) De man die al meer dan twintig jaar dagelijks op die brug staat voor een controlerondje. B) De hoogste bruginspecteur bij Rijkswaterstaat.
Korte samenvatting: de weg van A naar B duurde vijftien jaar. Vijftien jaar zijn er rapporten van afdeling naar afdeling geschoven, zijn er vergadering geweest van commissies onder tl-lampen, hebben raadsleden zich erover gebogen en zijn communicatie-deskundologen aan het communiceren geslagen, totdat de opperinspectie eindelijk die brug tot ‘onveilig’ kon verklaren. Plotseling begreep ik de tekst die jarenlang op de plastic overkapping had gestaan: Zoetermeer Leisurestad.
Mijn informant citeerde zo’n communicatiemedewerker, die opgewekt verklaard had dat dit „een lekker uitdagende klus” was. De Nelson Mandelabrug laat precies zien wat het probleem is met de ambtenarij. Binnen al die organisatielagen ontbrak de juiste vakinhoudelijke deskundigheid. Het probleem is dat ambtenaren in de loop van de afgelopen decennia steeds minder ruimte hebben gekregen om hun kennis te laten gelden, om bewindspersonen tegen te spreken op grond van hun eigen deskundigheid, en, niet te vergeten, hun morele opvattingen.
In weekkrant Den Haag Centraalvertelt een vrouw deze week waarom ze als gemeenteambtenaar overstapte naar het onderwijs. Ze moest de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitvoeren, maar „er was geen ruimte om te luisteren naar wat mensen nodig hadden, het beleid ging boven de praktijk. Daar ben ik op stukgelopen.”
Zo komen we vanzelf wel aan die 22 procent. Degenen die het schip verlaten zijn niet de babbelaars, de weglakkers of de procesmanagers. Het zijn degenen die gedreven zijn door idealisme en specifieke vakkennis en ervaring. Het gevolg is dat overheidsinstellingen de mensen die écht iets weten en kunnen freelance moeten inhuren. Vorig jaar becijferde marktonderzoeksbureau Ipsos dat het in 54 procent van de gevallen om méér dan de voorgeschreven 10 procent gaat. „De helft erkent dat externen kennis meebrengen die ontbreekt in de organisatie.”
Op zichzelf is dat logisch. Je hebt freelancers nodig voor de blik van buiten je kantoor of redactie (columnisten horen op straat te lopen en met bruggeninspecteurs te kletsen), maar je hoopt toch ook dat er binnen die organisaties ruimte is voor tegengeluid van degenen die een vak hebben gestudeerd en praktijkervaring hebben.
Een dezer weken komt er een nieuwe ambtseed voor rijksambtenaren. Eén nieuw zinnetje trof me: „Ik werk integer en behandel iedereen rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect.” Eigenlijk trof me vooral dat ene woord: rechtvaardig. Dat kun je gerust lezen als een uitnodiging aan ambtenaren om de eigen subjectieve morele blik in te zetten, en veel meer bevoegdheden te nemen dan die van een eerloze afvinker en stempelaar. Een goede ambtenaar is geen neutrale robot die bij het beleid alleen maar de vraag stelt of iets technisch kán en of het juridisch mág. Nee, die ambtenaar moet ook de vraag durven stellen: wíllen we dit?
Voor dit kabinet, dat ambtsadviezen weglakt en de ogen sluit voor wat nog wel leesbaar is, is zo’n cultuurverandering tamelijk spoedeisend. De nieuwe eed verplicht onze ambtenarij tot een morele revolte.
In Beeld Het was de week van de Miljoenennota en de zwartgelakte adviezen van ambtenaren. Die laatsten zijn vooral wat er in de herinnering blijft na twee lange dagen Algemene Politieke Beschouwingen. Premier Schoof haalde de woede van de oppositiepartijen ermee op zijn hals en de verhoudingen in de coalitie werden er nog verder door getest. NRC-fotograaf Bart Maat legde deze week het politiek spektakel vast. Een selectie van zijn beste beelden.
Commotie in de Kirkjuvegur, een straat aan de rand van het IJslandse dorp Heimaey. Het is nog maar net donker en de eerste papegaaiduiker is al uit de lucht gevallen. Vier kinderen lopen gillend rond een geparkeerde Skoda. Ze zijn met hun opa en oma op pad. De opa heeft zijn eigen auto zo neergezet dat zijn koplampen op de Skoda gericht zijn. Eén van de kinderen is gewapend met een net aan een lange stok, een ander heeft een zaklamp.
Het gevallen beestje blijkt zich verscholen te hebben aan de binnenkant van het rechtervoorwiel. Na een paar minuten lukt het de oma om hem eruit vandaan te duwen. Een van de kinderen kan de vogel pakken. „Hou hem voorzichtig vast. Pas op voor zijn vleugels”, roept de oma. „Au”, gilt het meisje dat de papegaaiduiker vastheeft. „Kun je stoppen met bijten zodat ik je kan helpen?” Ze stoppen het jonge vogeltje in een doos en stappen weer in hun auto. Op naar een volgende papegaaiduiker die in de war is geraakt.
Oh, there once was a PuffinJust the shape of a muffin,And he lived on an islandIn the bright blue sea!
Met dit gedicht van de Amerikaanse natuur- en kinderboekenschrijver Florence Page Jaques groeiden veel Amerikanen op. Het werd recent ook gebruikt in een veelbeluisterde podcast van The New York Times waarin de maker zijn liefde betuigt aan de papegaaiduiker. In IJsland en het Verenigd Koninkrijk is juist het kinderboek The Puffling Patrol populair, over kinderen die de vogels helpen.
Kinderen proberen een in de war geraakt papegaaiduikerkuiken onder een auto uit te halen.
Foto’s: Foto Sigga Ella
Op de schaal van schattigheid scoort de papegaaiduiker hoog. De kleurrijke snavel, het zwartwitte verenkleed, de grote oranje poten, de onhandig ogende manier van vliegen, hun monogame leven. Sommige mensen zien iets van een pinguïn in ze. Ze zijn ook slim: in 2019 ging een filmpje viraal waarin een papegaaiduiker een stokje als gereedschap gebruikt om zich te krabben en parasieten uit zijn veren te verwijderen.
In de zomermaanden zijn deze vogels dé toeristische attractie op Heimaey, het enige bewoonde eiland van de Westman-eilanden, ten zuiden van het hoofdeiland van IJsland. Met miljoenen komen ze vanaf april broeden en eind augustus, begin september vertrekken ze weer. In IJsland heten ze lundi, in het Engels puffin. De kuikens zijn pufflings.
Op Heimaey is het al zo’n honderd jaar een traditie onder de 4.800 inwoners: in de tweede helft van de zomer gaan ouders en kinderen de pufflings redden. Als ze 15 tot 20 centimeter groot zijn en hun nest uitvliegen vanaf de Heimaklettur, een bergtop tegenover de haven, of vanaf de kliffen aan de westkant, gebruiken ze het maanlicht om zich te oriënteren. Maar de felle lichten uit het dorp zorgen voor verwarring: ze komen niet in zee terecht maar in de straten en de tuinen. Soms honderden per nacht. Ouders maken hun kinderen soms midden in de nacht wakker om naar ze te gaan zoeken.
Het eiland kent ook een andere, tegengestelde, traditie: het eten van de volwassen papegaaiduikers. De bewoners willen vasthouden aan beide tradities, dus ook het jagen voor de consumptie. Dat gebeurt ook elders in IJsland. In Reykjavik staan ze soms op het menu van toeristische restaurants. Goed klaargemaakt komt de smaak in de buurt van pastrami of eend met lekkere visachtige nasmaak, zeggen de mensen die ze hebben gegeten.
„Ik heb een goed recept, maar ik eet ze niet meer”, zegt Erpur Snær Hansen van het South Iceland Nature Research Centre. Hij vindt dat de jacht moet stoppen en hij geldt wereldwijd als dé tegenstander van de ‘oogst’ van deze vogels.
De Atlantische papegaaiduiker heeft weliswaar niet de status van bedreigde diersoort, maar is volgens de rode lijst van International Union for Conservation of Nature (IUCN) wel ‘kwetsbaar’. „Ze zijn wél bedreigd”, zegt Hansen stellig. Op lange termijn staat de populatie volgens hem enorm onder druk.
Maar op Heimaey staat Hansen alleen. Erpur? Die is altijd zo negatief, zeggen bewoners als je zijn naam noemt. Hij overdrijft. Hij heeft geld nodig om meer onderzoek te doen. Hij wil ons een eeuwenoude traditie afpakken.
Data sinds 1840
De papegaaiduiker leeft in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan. Ze worden 20 tot 25 jaar oud, met volgens Hansen uitschieters richting de 40. Er zijn vier grote populaties: langs de kust van Noorwegen, bij het Canadese Newfoundland, in het Verenigd Koninkrijk, op de Shetland-eilanden en de Farne-eilanden, en in IJsland, waar de grootste groep leeft. Ongeveer acht miljoen exemplaren – zo’n 60 procent – komen tijdens het broedseizoen naar IJsland, met name naar de Westman-eilanden. De rest van het jaar leven de vogels op zee.
Erpur Snær Hansen doet hier sinds 2007 onderzoek naar de vogelpopulatie. Hij maakt gebruik van een enorme dataset met gegevens vanaf 1840, bijgehouden door jagers. Gecombineerd met eigen veldwerk concludeerde Hansen drie jaar geleden met collega-wetenschappers dat de populatie sinds 1995 met 70 procent is afgenomen. Er is weinig twijfel over de oorzaak: klimaatverandering. Door gegevens over de Atlantische oceaancirculatie, een cyclus van zeventig jaar waarbij globaal om de 35 jaar het zeewater kouder en warmer is, te combineren met de dataset van de jacht, is te zien hoe de papegaaiduikers reageren op temperatuurschommelingen. Hansen berekende dat elke graad opwarming van de oceaan de populatie met ongeveer 55 procent doet afnemen.
„Het gaat allemaal om de zandspiering”, vertelt Hansen in het onderzoekscentrum in de haven van Heimaey. Deze dunne, lange visjes vormen voor veel vogels het belangrijkste voedsel, ook voor de papegaaiduiker. De ideale temperatuur voor zandspiering is 7 graden. Wordt het warmer of kouder, dan krijgen ze het moeilijk. En de papegaaiduiker dus ook. Dan worden de kuikens minder goed gevoed en vliegen ze in een slechte conditie uit. Hansen waarschuwt dat de hele populatie over 20 jaar verdwenen kan zijn.
Papegaaiduikers spotten
Bij reisbureau Odinn Tours, vlak bij de haven van Heimaey, zitten op een zonnige ochtend in augustus gidsen te wachten op de toeristen. Die maken voor 70 euro per persoon een papegaaiduiker- en walvistour. Vanmiddag is de boot vol. Morgen en overmorgen zijn nog onzeker: er is slecht weer op komst.
Garanties op het zien van papegaaiduikers worden niet gegeven. Maar dat gaat vanmiddag wel lukken, vertelt de 19-jarige Reynir Thór Egilsson. „Er zijn er heel veel dit jaar.” In een hoek staat een doos met twee kuikens, afgelopen nacht in het dorp gevonden. Deze worden vanaf de boot losgelaten, leuk voor de toeristen.
De eerste die we vangen, laten we altijd weer los. Dat is een soort bijgeloof
Hoewel ze ook afhankelijk zijn van een gezonde populatie papegaaiduikers, zijn de gidsen bij Odinn Tours niet tegen de jacht. „De traditie zit te diep in ons”, vertelt gids Egilsson. Hij heeft eerder in de zomer met zijn vader en broer op de vogels gejaagd. Dat doen ze met een stok van een meter of vier, met een groot net eraan. Afschieten is niet handig, dan blijft er niks van het vlees over. De jagers hangen op de schuine hellingen en proberen de vogels te vangen als ze uit de nesten vliegen op weg naar zee.
„De eerste die we vangen, laten we altijd weer los. Een soort bijgeloof”, zegt Egilsson. En als een vogel visjes in zijn bek heeft – de papegaaiduiker kan er wel tien tegelijk vangen – dan laten ze die ook vrij. „Want dan is die op weg naar een kuiken.” Samen met zijn broer en vader hebben ze tachtig vogels gevangen. In november geven ze een etentje voor 15 personen. Dan gaat de hele vangst op. Voor een volledige maaltijd heb je per persoon wel 4 à 5 vogels nodig. „Tachtig papegaaiduikers. Wat maakt dat nu uit? Er zijn er hier miljoenen.”
Tachtig zal het verschil niet maken, erkent Hansen. Maar in heel IJsland mogen jaarlijks zo’n twintigduizend vogels worden gevangen, met illegale vangsten is het waarschijnlijk wel het dubbele, zegt Hansen. En dat maakt wel degelijk uit, samen met de dalende aantallen door klimaatverandering. „Juist de vogels die voor het eerst terugkomen, die van drie en vier jaar oud, worden veel gevangen. Die komen wel naar het broedgebied, maar broeden nog niet. Ze vliegen rond de oudere vogels en de nesten, ze zijn dus makkelijker te vangen. Dat zorgt voor een aanslag op de populatie.” Zijn organisatie heeft de autoriteiten geadviseerd te stoppen, maar de traditie is volgens hem zo sterk verweven met IJsland dat politici die beslissing niet durven te nemen. IJsland weerstaat tot nu toe de internationale druk, net als bij walvissen, om de jacht op deze dieren helemaal aan banden te leggen.
Hansen dacht in april dat 2024 weer een slecht jaar zou worden voor papegaaiduikers. De zee was te warm. Maar een onverwacht koude zomer en noordelijke stroming in zee zorgden voor veel zandspieringen en een jaar met veel broedende vogels. De kuikens die uitvlogen gingen goed gevoed hun leven op zee tegemoet. „In de goede jaren worden de eilandbewoners in slaap gesust. Maar er zou geen discussie meer over moeten zijn. Stop hiermee.”
Kinderen laten kuikens uitvliegen aan de kust van Heimaey.
Foto’s Sigga Ella
In een kartonnen doos
Acht uur in de avond. Het eiland licht nog zwakjes op bij de ondergaande zon. Aan de zuidwestkant van het eiland zijn de papegaaiduikers tot op een paar meter te benaderen. Ze zijn niet bang voor mensen.
Hilmar Ágúst Björnsson, leraar en handbalcoach, is even verderop met zijn vrouw, twee jongens en een jong meisje uit de auto gestapt. Met twee kartonnen dozen en vijf angstige pufflings. Afgelopen nacht hebben ze door het dorp gereden, en de beestjes in een half uur gevangen. „De kinderen hoeven nog niet naar school, vandaar.” Overdag hebben ze goed in de gaten gehouden of ze wel gezond waren, zegt hij. Dat zijn ze. Dus mogen ze vanavond opnieuw uitvliegen.
Aron (9) en zijn even oude vriendje Kristófer pakken allebei een beestje uit de doos. Met twee handen gooit Aron er eentje voorzichtig richting de zee. Kristófer doet het meer zoals je tennisbal weggooit. „Vroeger vingen we veel meer. Soms wel twintig, dertig. Maar dit jaar is oké. De laatste jaren waren er veel minder”, vertelt Hilmar. De 4-jarige Elvar mag er ook een loslaten. Zij zet hem op de grond. De vogel denkt een minuutje na en vliegt weg. Op naar een leven op zee. Als-ie het overleeft komt hij over een jaar of vier terug. Om te broeden. En, misschien, om opgegeten te worden.