Al vaak stond ze er op het podium, maar een van haar levendigste herinneringen aan Het Concertgebouw koestert ze als luisteraar. Mezzosopraan Joyce DiDonato bezocht de Amsterdamse concertzaal voor het eerst in 2001: „Ik zat in het allerhoogste hoekje van het balkon en hoorde Jessye Norman spirituals zingen. Ik vergeet nooit hoe ze van die grote trap zweefde, met haar lange kaftan golvend achter haar aan.”
Bovenaan diezelfde solistentrap wordt DiDonato’s naam woensdag bijgeschreven op een eretableau. Tijdens een besloten galaconcert ontvangt ze de Concertgebouw Prijs, die voor de veertiende keer wordt uitgereikt. Daarmee voegt ze zich bij een illuster rijtje musici. Onder de eerdere laureaten zijn mezzosopraan Cecilia Bartoli, violiste Janine Jansen en dirigent Bernard Haitink.
DiDonato (Kansas, 1969) ontvangt de prijs voor haar langdurige bijdrage aan het artistieke profiel van Het Concertgebouw. Sinds haar debuut in 2007 in de Kleine Zaal – de Grote volgde anderhalf jaar later – bracht ze er muziek van Claudio Monteverdi tot Duke Ellington. „Ik heb inderdaad een grote diversiteit aan muziek meegenomen”, beaamt DiDonato tijdens een gesprek in maart, kort na de aankondiging van de prijs, in een witverlicht kamertje achter de Haitinkzaal op het Conservatorium van Amsterdam. Ze heeft daar zojuist een masterclass gegeven aan drie talentvolle jonge zangers; een avond eerder stond ze in Het Concertgebouw met muziek van haar album Songplay.
„Het concert van gisteravond is een mooi voorbeeld van die verscheidenheid”, vertelt ze. Op Songplay worden barokke studie-aria’s op een speelse manier verbonden met jazzballads en -standards. „Ik denk niet dat ik zo’n programma had kunnen zingen bij mijn debuut hier. Maar ik heb me bewezen” – ze gebruikt het woord aarzelend – „met eerdere concerten als Drama Queens, In War and Peace en Eden. Dat waren ook gecureerde shows, maar ze putten wel uit hele ‘legitieme’ muziek.”
Dat ze met haar concerten de laatste tien jaar een meer conceptuele weg inslaat – gestructureerd rond een thema, met theatrale elementen en vaak een maatschappelijke boodschap – is een bewuste keuze. „Ik stel mezelf de vraag: hoe kunnen we muziek op zo’n manier presenteren dat het niet alleen in de concertzaal blijft hangen, maar dat de mensen het meenemen naar huis? Waarom zouden we dezelfde formule blijven hanteren die al honderd jaar gebruikt wordt? Dat werkt niet altijd voor een modern publiek dat klassieke muziek misschien niet van thuis heeft meegekregen. Wij musici hebben de plicht om die wereld voor ze te openen. Waarom zou je daar geen show van kunnen maken? Dat we er lichten aan toevoegen, een beetje sfeer, verandert niks aan de muzikale inhoud. Die blijft volstrekt legitiem. Dat sluit volgens mij goed aan bij de missie van Het Concertgebouw.”
Aan de muziek doet ze geen concessies: „Ik ben nu 55. Ik voel me heel fit, maar ik weet ook dat ik vocaal gezien meer jaren achter me heb dan voor me. In alles wat ik nu nog zing wil ik vol overtuiging mijn volledige energie kunnen stoppen. We leven in zo’n precaire tijd, alles wat je naar buiten brengt heeft impact op de wereld.”
In haar voorstellingen wil DiDonato dan ook inhaken op actuele thema’s. In War and Peace was een muzikaal pleidooi voor vrede en creatie na de aanslagen van 2015 in Parijs. In Eden, waarmee ze Het Concertgebouw twee jaar geleden aandeed, zocht ze naar de verbinding tussen mens en natuur – een relatie die ze door oorlogen en klimaatproblematiek steeds verder bekneld ziet raken.
„Songplay daarentegen draait minder om een boodschap, en meer om een gevoel. De scheidslijn tussen een musicus en een activist is dun. Ik weet niet of ik als concertbezoeker élke keer trek zou hebben in een ernstige connotatie, soms wil je gewoon plezier hebben. Dat geeft ook juist weer energie om die serieuze thema’s te behandelen. We moeten de pijn van de wereld onder ogen zien, maar dat los je niet op met nog meer zwaarmoedigheid. Zelfs te midden van al dat leed moeten we ons vermogen behouden om te dansen en plezier te maken.”
„Dat is trouwens ook een boodschap aan jonge zangers”, voegt ze toe. „Als artiest moet je heel serieus en gedisciplineerd zijn, maar zolang je geen plezier uitstraalt in wat je doet, hoef ik je niet op een podium te zien.”
Wereldster
De jonge DiDonato die zich ooit aan het begin van haar eigen carrière aan Jessye Norman vergaapte, heeft inmiddels ruimschoots haar sporen verdiend. In de operarollen van Händel, Mozart en Rossini groeide ze uit tot een wereldster. Waar Norman de Concertgebouwtrap twintig keer afdaalde, is DiDonato hard op weg om dat getal te evenaren. Soms zelfs onaangekondigd: vorige maand verscheen ze als verrassing op het podium voor twee toegiften met het orkest uit haar geboortestaat Kansas.
Het eerstvolgende geplande concert in Amsterdam geeft ze in januari met het Concertgebouworkest, waar ze dan haar debuut maakt. „Het is eigenlijk gek dat ik de Concertgebouw Prijs win maar nog nooit met het thuisorkest heb samengewerkt”, glimlacht ze. Op het programma staat een liedcyclus van Jake Heggie (1961), een van haar lijfcomponisten.
Of er verder nog muziek op de planning staat voor de toekomst? Ze trekt haar mondhoeken omhoog, gaat rechtop zitten: „Ik ben begonnen Mahler te zingen’, zegt ze plechtig. Het was dirigent Yannick Nézet-Séguin die haar op dat spoor zette. „Ik zag mezelf nooit als een Mahler-zangeres. Mahler was van mensen als Christa Ludwig en Janet Baker, niet van Joyce DiDonato. Maar tijdens de pandemie ben ik het lied ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ gaan bestuderen. Ik had twee hele maanden niet gezongen; dit kwam precies op het juiste moment. Het was alsof de hemelpoort openging.”
Kinderkoor
Tijdens haar Eden-tournee in 2022 zong ze het lied in Het Concertgebouw, een zaal die nauw verweven is met Gustav Mahler. DiDonato haalt een herinnering op: „Voor Eden stellen we in elke stad speciaal een kinderkoor samen. Geen gepolijste, professionele koren dus. Ik neem altijd de tijd om even met de kinderen te zitten en over de muziek te praten. In Amsterdam was het een lekker speels en onstuimig clubje. Ze wisten waarschijnlijk niet wat voor iconische plek Het Concertgebouw is, alleen dat ze er een of ander maf concert kwamen geven met een operazangeres. Toen ze de zaal binnenkwamen, was ik net dat lied van Mahler aan het repeteren.
„‘Zien jullie die naam daar midden op het frontbalkon?’, wees ik ze. ‘Het lied dat jullie net hebben geluisterd is door hém geschreven. Sterker nog, meer dan honderd jaar geleden stond hij hier zelf op het podium! Hij is dus heel belangrijk in de geschiedenis van dit gebouw.’ Een meisje stak haar hand op : ‘Horen wij dan nu ook bij die geschiedenis?’ Ik vond het geweldig hoe ze alles met elkaar verbond, en ergens had ze natuurlijk gelijk. ‘Ja’, zei ik. ‘Jullie zijn nu ook onderdeel van de geschiedenis van Het Concertgebouw.’”