Column | Andere ideologie, zelfde vrouwenhaat

Waarschijnlijk was het in 1988, toen Benazir Bhutto de eerste vrouwelijke premier van Pakistan werd, dat ik als jong meisje voor het eerst hoorde hoe seksistisch mannen kunnen zijn. Het woord seksisme kende ik nog niet, maar de haat voor Bhutto is me bijgebleven. Een vrouw die een land leidde en autoriteit over mannen had, dat was het einde van de wereld. Dat gevaar moest gestopt worden.

Overslaande stemmen, ‘zijn er dan geen mannen meer, is zij meer man dan wij?’, hoofden die verontwaardigd nee schudden, mannen die elkaar opjutten actie te ondernemen. Die ze uiteraard niet ondernamen, want het waren in het dagelijks leven liefhebbende echtgenoten en vaders die goed voor hun vrouw en dochters zorgden – niets zo gecompliceerd als de mens. Maar Bhutto haalde heel even – niemand die het vliegtuig naar Pakistan nam, de volgende dag gingen ze verder met hun leven – een koortsige irrationaliteit in hen naar boven.

Maar genoeg mannen die hun vrouwenhaat koesteren, zoals de Taliban in Afghanistan. Het volstaat niet dat vrouwen zich onherkenbaar moeten bedekken, het is niet genoeg dat ze niet meer naar school gaan, hun stemmen mogen ook niet meer in het openbaar klinken.

Sta je daar trots op je tank of met een kalasjnikov de onverschrokken man uit te hangen, maar ondertussen vrees je je eigen vrouwen meer dan de Amerikanen en hun bondgenoten die het land twintig jaar lang met bommen bezaaiden. Die Amerikanen werden bevochten, voor de vrouwen duiken ze weg, want angst is het, blinde angst, wanneer je de aanwezigheid van vrouwen zo extreem beteugelt en hen uit het publieke leven wist.

Ook hier proberen horden mannen onafhankelijke vrouwen de mond te snoeren

De Taliban vrezen de invloed van vrouwen op de maatschappij. Het is heel tegenstrijdig: ze kijken op vrouwen neer, zien hen niet voor vol aan (uiteraard wel vol genoeg om hun kinderen te baren en op te voeden), maar zien hen tegelijk als gevaar voor de verhoudingen in de maatschappij en hun machtspositie. Meer invloed voor vrouwen, betekent het einde van de krankzinnig repressieve cultuur van de Taliban.

En dus moeten vrouwen zwijgen, want echte argumenten hebben deze types niet, alleen een – volgens hen – door God aangereikte autoriteit waar ze als vanzelfsprekend recht op denken te hebben omdat ze man zijn, maar wat dat inhoudt, daar hebben ze geen antwoord op en als je aandringt, vragen ze doodleuk ‘ben je dan geen moslim’. Ik heb vaak zulke discussies gevoerd, alsof de islam je vraagt je verstand uit te zetten, je niet te ontwikkelen en als een robot alles aan te nemen. Man zwatelt maar wat, maar daag hem vooral niet uit, want hij denkt dat zijn snikkel hem een magisch gezag geeft.

Die ziekelijke neiging progressieve vrouwen klein te houden, gebeurt ook bij ons. De vrouwenhaat van GeenStijl en Vandaag Inside is lucratief. We hoeven geen boerka aan, maar door intimidatie, georkestreerde aanvallen, bedreigingen en opdrachtgevers die benaderd worden, proberen horden mannen onafhankelijke vrouwen de mond te snoeren.

Opgejut door Telegraaf-opiniemaker, Poetin-fan en Trump-adept Wierd Duk, die historicus Nadia Bouras, Trouw-columnist Emine Ugur en mij regelmatig wegzet als bedreiging, storten bloeddorstige massa’s zich geregeld online op ons.

Progressieve, biculturele en islamitische vrouwen die zich uitspreken tegen genocide, voor universele mensenrechten, vrijheid, gelijkheid en de rechtsstaat afgeschilderd als gevaar. Andere ideologie, zelfde vrouwenhaat. De Taliban zit niet alleen in Afghanistan.

Hassnae Bouazza is schrijver, journalist, columnist en programmamaker.