Schilder Peter Klashorst: artistieke en seksuele vrijbuiter

„Ik schilder het liefst koppen”, vertelde kunstenaar Peter Klashorst in 2000 in NRC. En, voegde hij er met een grijns aan toe: „Dames in standen die ze in sommige landen pornografisch noemen.”

Dat was een understatement. Eerder dat jaar wist hij uit een politiecel in Senegal te ontvluchten, met financiële steun uit Nederland. Hij was opgepakt omdat hij naaktportretten van minderjarige Senegalese vrouwen had geschilderd, en zou aanzetten tot prostitutie.

Woensdag overleed de kunstenaar op 67-jarige leeftijd. Hij overleed in het AMC-ziekenhuis in Amsterdam, waar hij sinds eind augustus was opgenomen. De doodsoorzaak is niet bekendgemaakt.

Klashorst (geboren als Peter van de Klashorst in Santpoort in 1957) trok jaren door Afrika om daar al of niet tegen betaling naaktportretten te schilderen van donkere vrouwen.

Die waren zijn muze, zei hij. Hij produceerde in razend tempo reeksen schilderijen. En kinderen bij verschillende vrouwen. Zeker twee in Kenia. Hij werd soms wel somber van die levensstijl, zei hij in 2003 tegen Robert Vuijsje in het boek King Klashorst: „Ik wil voorkomen dat ik over vijftien jaar een bordeel in Kenia binnenloop en mijn eigen dochter neuk.”

Lang duurden die bedenkingen nooit. Zijn honger naar nieuw naakt dreef hem naar andere goedkope sekslanden: hij verwisselde Afrika voor Azië, onder meer nadat in het blad Jeune Afrique een artikel over hem had gestaan onder de kop ‘De laatste slavenhouder’.

Bang voor aids was hij niet – hij voelde zich door zijn levensstijl er immuun voor zei hij. In Phnom Penh in Cambodja maakte hij een serie schilderijen van slachtoffers van het schrikbewind van de Rode Khmer, die in het plaatselijke herdenkingsmuseum getoond werd. In 2014 bleek in die stad ook dat hij aids had, vertelde hij in een interview in NRC.

Af en toe was hij in Nederland om zijn werk te verkopen – wat maar matig lukte. Hij klaagde in de Volkskant ooit dat hij soms maar 50 euro voor een doek kreeg. Hij probeerde ook een politieke partij op te richten in Nederland in 2006, Huisje-Boompje-Beestje, ‘tegen de vertrutting in Nederland’. Het was een serieuze partij, beweerde hij, maar die haalde de kiesdrempel niet.

Behalve een talent voor grootspraak had Klashorst ook schilderstalent. Hij behoorde begin jaren tachtig tot de veelbelovende kunstenaars uit de Amsterdamse anarchistisch-artistieke krakersscene. Hij had als student van de Rietveldacademie succes, als jonge wilde schilder, en als muzikant, in de newwaveband Soviet Sex. Zijn ruig geschilderde abstracte werken oogsten lof, onder meer in Amerikaanse kunstbladen. Maar abstract schilderen vond hij een doodlopende weg; hij wilde weer realistisch leren schilderen.

Hij vormde eind jaren tachtig het schilderscollectief After Nature met Jurriaan van Hall en de gebroeders Aad, Justus en Gijs Donker. Stillevens en naaktmodellen schilderen, daarop legden ze zich toe. Ze poseerden als moderne bohémiens, met alle drank en drugs die daarbij hoorden. En ze probeerden in Amerika door te breken.

Toen dat mislukte, keerde Klashorst Nederland en het traditionele kunstbedrijf de rug toe en begon aan zijn seks-en-schildertour door Afrika en Azië. „De kunstwereld is iets voor onesthetische mensen, contactgestoorde autisten en boterkonterige, seksloze vrouwen met uitgedroogde lange chagrijnige betweterige smoelen”, stelde hij in zijn memoires uit 2011, getiteld Kunstkannibaal.