Column | Te weinig geologen

Aanvankelijk hoorde ik alleen het schorre gekrijs, weerkaatst door de bergflanken. Pas daarna zag ik de wirwar van vleugels boven de kalksteenrotsen. Vale gieren bij een stuk aas. „Een jonge gems”, zei mijn vriend. „Ze ruziën om de ingewanden.” De intensiteit waarmee de gieren elkaar bevochten en tegelijkertijd eensgezind hun prooi verscheurden, riep flashbacks op van het eerste Kamerdebat met Dick Schoof. FLAP! Daar haalde Timmermans uit met z’n vleugel. BAF! Direct stortte Van Baarle zich erop. SPLJET! Wilders dook er nog eens snaveldiep in. Het einde wachtten we niet af.

We waren op trektocht in de Picos de Europa. Kamperen onder de Spaanse sterren. In de zomer van 2001 was ik er voor het eerst geweest, als puber. Nu kwamen de herinneringen boven. Het naveltruitje dat ik had gedragen, de oorringen die ik had gekocht, ruzies met mijn ouders – wéér wandelen, wéér geen campingdisco. Het was de zomer waarin ‘9/11’ nog niets betekende, waarin de gulden nog bestond. Een eeuwigheid geleden. Wie mij toen had voorspeld dat ik twee jaar later aardwetenschappen zou studeren had ik voor gek verklaard. Pas nu, in de schaduw van de rotswanden, besefte ik dat de Picos destijds mijn bergliefde hadden aangewakkerd; ik was alleen te koppig geweest dat te erkennen.

Aan de rand van een klif belde ik Bert Boekschoten, een bevriende paleontoloog die die dag 91 werd. We praatten over leeftijd („Op de geologische tijdschaal is alles relatief!”), over dreigende bezuinigingen aan de VU, de Amsterdamse universiteit waar hij hoogleraar was geweest en ik student. Er gingen geruchten rond dat de studie aardwetenschappen het loodje zou leggen, vanwege de voorspelde onderwijsslachtingen uit het hoofdlijnenakkoord; in een mail stond dat de opleiding ‘in de huidige vorm’ niet kon voortbestaan.

Een dedain jegens aardwetenschappen is Nederland nooit vreemd geweest. In Leiden en in Groningen verdween de opleiding al decennia geleden uit het curriculum. Een geologisch minderwaardigheidscomplex wellicht. Of zoals Willem Frederik Hermans (aardwetenschapper en oud-collega van Boekschoten) in zijn roman Nooit Meer Slapen een Noorse geoloog tegen een Nederlandse promovendus laat zeggen: „Moeras, modder en klei, dat is alles wat er is! Het zal er in uw land nog op uitdraaien dat ze alle zandkorrels die er liggen een voor een gaan tellen. Dat noem ik geen geologie meer. Dat noem ik krentenwegen, boekhouden.”

Maar de neergaande tendens is universeler. In heel Europa daalt het aantal geologiestudenten, stond in Trouw. De EU wil meer Europese mijnen om minder afhankelijk te zijn van China, maar wáár de zeldzame metalen zich bevinden weet welhaast niemand: te weinig geologen. Met de aardbevingen in Marokko, Syrië en Turkije vers in het geheugen, met bosbranden en overstromingen wereldwijd is de aardwetenschappelijke urgentie groter dan ooit. In een klimaat waarin politici elkaar puberaal bevechten verandert de aarde helaas algauw in kaalgekloven aas. Het is te hopen dat Nederland wat hoger onderwijs betreft niet te veel aan krentenwegen doet.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.