Zondag 1 septemberGastarbeider
We ontmoeten elkaar op Amsterdam Centraal, onze tassen volgeladen met eten alsof we niet in een trein met catering, maar met de auto gaan. We gaan naar Bursa, om mijn vader te bezoeken die daar na zijn pensioen bij de Arnhemse rechtbank naartoe is verhuisd. De gastarbeider is terug naar zijn eigen land. We willen een voorstelling maken over dat gastarbeiderschap. Met welke dromen kwam hij, en met welke is hij weer vertrokken? We reizen zoals hij ooit hier naartoe is gekomen: per trein. Amsterdam, Frankfurt, Wenen, Boedapest, Boekarest, Istanbul, Bursa. Veel eten mee, en alle extended editions van The Lord of the Rings, die andere epische reis die een belangrijke inspiratiebron is voor mijn voorstelling. In Frankfurt drinken we een ijskoffie tijdens de overstap. Om ons heen meerdere Turkse restaurants, een Afghaan en ook op het terras lijken alle delen van de wereldbevolking vertegenwoordigd.
Nog steeds Duitsland? Ja nog steeds. Het is een zin die door heel veel kinderen van Turkse migranten is uitgesproken als er in de zomer naar het moederland werd gereden. En wij vragen het onszelf ook af, nadat we hebben bijgepraat en de volledige versie van The Fellowship of the Ring hebben gekeken. Maar dan aan het begin van de nacht, eerste stop Wenen.
Maandag 2 septemberKoud bier
Een ochtend in Wenen, we bekijken in het Leopold museum alle kunstenaars en denkers waar we op de toneelschool mee zijn doodgegooid. We moeten ons inhouden om niet in een van de tientallen Turkse restaurants te eten, want daar komen we nog.
De reis naar Boedapest verloopt vlotjes. Tijdens de overstap videobellen we met het thuisfront en missen bijna de nachttrein naar Boekarest. Als we aan de Roemeense conducteur vragen waar we wat te eten of drinken kunnen halen schudt hij meewarig zijn hoofd. We moeten zonder eten naar bed. Gelukkig is er als noodrantsoen een zakje gepofte kikkererwten en een verpakking biskrem-. Als we The Two Towers aanzetten wordt er op de deur van onze cabine geklopt. Een magere man met een gezicht dat veel heeft geleefd, verkoopt koud bier. Alles komt goed en we kijken zacht snorrend naar hoe Frodo en Sam van hun elvenbrood knabbelen op weg naar Mordor.
Dinsdag 3 septemberKoolrolletjes
Ik word wakker door de remmende trein, het is bijna 09.00. Zo stil mogelijk klim ik uit mijn bed naar beneden, langs de nog heerlijk ronkende Casper en stap het perron op. „Five minutes”, zegt de conducteur.
In de stationshal zijn vijf winkeltjes, maar niemand wil mijn euro’s aannemen. De broodjes, gebakjes en take away-koffies staren me aan. Ik ren terug naar het perron en stap met knorrende maag weer in.
In Duitsland en Oostenrijk struikelden we nog over de Turkse winkels en restaurants, maar in Boekarest duurt het een halve dag voor we de eerste kebab zien. Hoe dichter we Turkije naderen, hoe minder Turkse migranten we tegenkomen.
De keuken voelt wel steeds vertrouwder. We dineren met koolrolletjes gevuld met gehakt.
Woensdag 4 septemberVerlangens
De trein naar Istanbul bestaat uit slechts drie wagons, bestierd door een Turkse conducteur. Hij is verbaasd wanneer ik Turks tegen hem spreek. We delen de coupé met een in Duitsland wonende, Amerikaans-Engels sprekende Oekraïener met Litouws bloed. De conducteur heeft me al snel gevonden om wat tolk klusjes voor hem te doen en ik leg enkele mensen uit dat er inderdaad geen eten of drinken te verkrijgen is de komende twintig uur. Als dank krijgt onze coupé een kopje oploskoffie uit de eigen voorraad van de conducteur.
We kijken nog meer Lord of The Rings. Ondertussen klus ik bij als tolk voor de conducteur die me inmiddels aanspreekt met abe: broer. Bij een langere tussenstop in Bulgarije halen we een broodje köfte buiten het station. Andere smaak, dezelfde naam. We komen dichterbij. Morgen zien we mijn vader en hebben we de tijd om hem lang te interviewen over zijn reis naar Nederland. Het is een nuchtere man, maar met nuchterheid alleen maak je geen theater. Hoe komen we achter zijn grote verlangens en teleurstellingen?
Donderdag 5 septemberZwembad
We worden gewekt om half twee in de morgen. We zijn op station Kapikule op de grens van Griekenland, Bulgarije en Turkije. Slaperig staan we in de rij voor de Turkse paspoortcontrole en laten we onze koffers doorzoeken.
Istanbul, het einde van onze treinreis. Een taxichauffeur brengt ons naar de autoverhuur en verklaart ons meerdere malen voor gek als ik hem vertel dat we per trein uit Amsterdam zijn gekomen. We geven hem op dit moment groot gelijk.
We passeren de zoveelste grens deze reis, die van Europa naar Azie. Casper past zijn rijstijl aan op de Turkse en we zijn een half uur eerder dan onze routeplanner voorspelde bij het huis van mijn vader, in een nagelnieuwe woonwijk in de buitenwijken van Bursa. Hij leidt ons rond door zijn ruime woning en laat ons het binnenzwembad, het buitenzwembad, de sauna, stoombaden en fitnessruimte zien. Voor een prijs waar een Nederlandse student nog geen kamer voor kan huren. Hij is apetrots, en terecht. En hij kan niet nalaten om bij alles wat we tegenkomen te vertellen hoe slordig het is gebouwd. „Die Turken kunnen niet bouwen man.”
Na vijftien jaar onderwerp van mijn voorstellingen te zijn geweest, is mijn familie inmiddels wel gewend aan wat hen te doen staat: vertellen. En dat doet mijn vader weer. Ik denk wel eens dat ik alles nu toch wel weet van de migratieverhalen van mijn ouders, maar er is telkens meer.
Vrijdag 6 septemberEuropapa
’s Ochtends staan we voor het eerst deze week uitgeslapen op. Het is tijd om terug naar Istanbul te rijden. „Kom snel weer terug”, zegt mijn vader, „in de winter kunnen we skiën op de Uludag”.
Bij het passeren van de brug van Azië naar Europa zingen we een stukje ‘Europapa’ van Joost Klein. Als we zingen ‘Ik blijf hier tot ik doodga’ denk ik aan mijn vader die dat niet zal doen, maar de rest van zijn leven in Turkije zal doorbrengen.