‘De Europese Unie is een relatief nieuwe, nobele vorm van bestuur. De grote uitdaging is nu: hoe kan de EU zichzelf aanpassen aan een veranderende wereld? Een wereld waarin niet wederzijdse afhankelijkheid, mensenrechten en een focus op compromissen centraal staan, waar Europa zo lang wel bij heeft gevaren, maar juist rauwe macht en conflicten?” Volgens Arancha González Laya (1969), voormalig Spaans minister van Buitenlandse Zaken en nu decaan van de School of International Affairs van de universiteit Sciences Po in Parijs, is deze aanpassing dé noot die de nieuwe Europese Commissie, de president van de Europese Raad en de Hoge Buitenlandvertegenwoordiger deze dagen moeten kraken bij het begin van hun mandaat. Een behoorlijk harde noot, zegt ze telefonisch vanuit Spanje.
„Wat het extra moeilijk maakt, is dat wij het in Europa niet eens zijn over hoe we die aanpassing moeten doen. Er zijn twee opties. De eerste is om Europese natiestaten zelf meer in deze wereld te laten navigeren. Dat betekent een minder sterk Europa. Hongarije en de regering in Nederland willen zo’n koers, met meer en niet minder nationale soevereiniteit. Ook de Franse oppositie zit op die lijn. De tweede optie is om Europa juist te versterken, zodat je die navigatie collectief doet. Deze richtingenstrijd tussen nationalisten en federalisten is bepalend voor de toekomst van Europa. Bij de Europese verkiezingen in juni koos de meerderheid voor de tweede optie, voor een sterker Europa. De winnaar van de verkiezingen was centrumrechts. En niet, zoals velen hadden voorspeld, radicaal- of extreemrechts.”
Een groot politiek besluit is nodig, zodat de EU een vredesproject kan blijven
Toch willen politici als Viktor Orbán, Marine Le Pen en Geert Wilders geen exits meer uit de EU. Zijn ze de twee opties aan het mixen?
„Nee, dat kan helemaal niet. Je kunt niet zeggen: we blijven in de EU en verwateren het van binnenuit. Dat is ‘gatopardismo’, waarbij je – naar het motto uit de roman De Tijgerkat van Giuseppe Tomasi di Lampedusa – dingen alleen maar verandert zodat ze hetzelfde blijven. Zo komen we er niet. We kunnen niet hetzelfde blijven in een wereld die radicaal verandert.”
Orbán zei laatst: ik blijf erin omdat ik dan meer macht heb dan wanneer ik erbuiten ben.
„Ik denk niet dat Orbán veel macht heeft op deze manier. Hij heeft elk sanctiepakket tegen Rusland goedgekeurd. Oké, hij haalt iemand van de lijst, verandert een detail, wint wat tijd. Maar uiteindelijk gaat hij door de pomp omdat elk ander land die sancties wil. Zijn macht is beperkt. Om machtig te zijn moet je in de EU niet aan de zijlijn staan, maar in het hart zitten. Dán stuur je dingen. Dát is waar macht over gaat. Wat we allemaal willen, is de wereld beïnvloeden. Sturen hoe dingen internationaal gaan. Niet op de Russische of Chinese manier, maar op onze manier. Alleen een sterk Europa krijgt dat voor elkaar. Neem het klimaat. Als Europa een helder standpunt heeft, vormt het internationale afspraken. Als Europa verdeeld is, doen andere machtsblokken het. Daarom ben ik blij dat optie één, dus de keus voor sterkere lidstaten en een zwakkere EU, in de minderheid is in Europa.”
Lees ook
Als Europa niet meer innoveert, volgt een ‘langzame doodsstrijd’, zegt Mario Draghi
In Frankrijk en Duitsland, de twee dominante EU-landen, is optie twee misschien in de minderheid, maar wel populair. Heeft dat geen impact?
„Jazeker. Wat Frankrijk en Duitsland met Europa willen, is bepalend. Zonder die twee kan de EU niet functioneren. Ze blijven de motor van de Europese integratie. Beiden zijn nu zwak in Europa en niet alleen omdat uiterst rechts hoog staat in de peilingen. Ze hebben allebei zwakke regeringen vol interne verdeeldheid en de verstandhouding tussen Berlijn en Parijs is ook fragiel.”
Ofwel, de EU zit vast?
„Nee, dat geloof ik niet. Maar je krijgt een andere politieke ballgame. Andere landen springen in om de boel vlot te trekken. Zo was er tijdens de pandemie bonje in de EU over de economische respons. De interne markt kreunde onder de lockdowns en had een sterke impuls nodig. Frankrijk en Duitsland, die altijd overal anders over denken, kwamen er niet uit. Spanje, waar ik destijds minister was, kwam toen met een soort compromisvoorstel. Daar zijn Parijs en Berlijn mee aan de slag gegaan. Het resultaat was het coronaherstelfonds. Zo gaat het tegenwoordig vaak: andere landen helpen die twee om het zwaartepunt te vinden. Als dat er eenmaal is, en de Fransen en Duitsers ermee kunnen leven, is het relatief eenvoudig om anderen mee te krijgen. Een compromis tussen Frankrijk en Duitsland vertegenwoordigt toch een soort Europees gemiddelde.”
Zonder crisis komt Europa moeilijk vooruit
Sommigen zeggen: Europa was ooit enkel een markt, maar nu wordt het steeds politieker. Bent u het daarmee eens?
„Europa is altijd politiek geweest. De beslissing om de markt op te zetten was een politiek besluit. De Duitse hereniging was een politiek besluit – andere landen moesten beslissen: willen we zo’n sterk Duitsland in Europa? Ze gingen ervoor. Ook de grote uitbreiding in 2004 was een politiek besluit. Weer klopte de geschiedenis op de deur. Daarna moesten er veel technische details worden geregeld, maar die komen voort uit dat ene politieke besluit.”
„Hetzelfde gebeurde tijdens de pandemie met vaccins: gezondheid is iets dat de lidstaten altijd nationaal hebben willen houden. Door de pandemie kon dat niet meer en werd gezondheid voor het eerst een beetje Europees. Ook dit is een groot politiek besluit. Maar zulke beslissingen komen er alleen in crisistijd, zonder crisis komt Europa moeilijk vooruit. Nu zien we hetzelfde met defensie. Een groot politiek besluit is wederom nodig. Niet om ten strijde te trekken, maar om een vredesproject te kunnen blijven.”
Waarom?
„Er is enorme rivaliteit tussen Amerika en China. Alle conflicten worden daardoor gevoed: in Oekraïne, in het Midden-Oosten, in de Zuid-Chinese Zee. Oorlog komt dichtbij. Europa moet zichzelf kunnen verdedigen. Ook om een kalmerende factor te kunnen zijn tussen zoveel heethoofden moet je macht hebben. Anders kom je er niet tussen. Dat is het macro-verhaal. Hoe komen we daar? Allereerst door binnen Europa dingen te plannen. Waarom koopt elk land wapens van verschillende merken, waarom stemmen we dat niet wat beter met elkaar af – zodat al die hardware en software compatibel zijn en we elkaar kunnen assisteren? Ook moeten we de Europese wapenindustrie stimuleren. Waarom is hier geen interne markt voor? Waarom importeert Europa 80 procent van zijn wapens, terwijl we wapenfabrieken hebben? Als je samen tien, vijftien jaar vooruit kijkt, kun je collectief sterker worden. En dat is nodig als Europa binnen de NAVO meer verantwoordelijkheid gaat dragen voor zijn eigen defensie.”
Lees ook
‘Solidariteit met Spanje is in jullie belang’, zegt de Spaanse minister
Om Amerika te ontlasten?
“Ja. Amerika heeft altijd voor onze veiligheid gezorgd maar wordt meer isolationistisch – wie ook de verkiezingen wint in november. De gradatie van isolationisme is natuurlijk anders onder Trump of Harris. We moeten ons voorbereiden op beide scenario’s. Passief afwachten en ons lot in handen van Amerikaanse kiezers leggen, dat bevalt me niet.”
Meer defensie kost wel geld.
„Ja. We moeten de Europese begroting verhogen. Ik weet dat sommigen daar geen zin in hebben. Maar kijk eens naar twee recente crises: de financiële en eurocrisis vanaf 2008/2009, en de pandemie. In de eerste crisis sukkelden we jaren rond omdat we een meer nationale dan Europese respons hadden. Het ging met stukjes en beetjes. De crisis laaide steeds op. Europa zigzagde, straalde verdeeldheid en onzekerheid uit. Beleggers vluchtten weg. Daardoor duurde de recessie lang, anders dan in Amerika dat er meteen een grote bazooka op zette. In de tweede crisis, de pandemie, zette Europa er de bazooka op: het coronaherstelfonds. We handelden doortastend, eensgezind, en straalden zelfvertrouwen uit. De economie kwam vrij snel weer op gang, anders dan in Amerika, dat de pandemie amper bestreed. Die voorbeelden zijn leerzaam. Bij grote crises die allen raken, is een collectieve respons goedkoper en effectiever.”
Zijn Europese burgers hier klaar voor?
„Dit is een moeilijk gesprek, vooral in landen met traumatische herinneringen aan oorlog. Maar we moeten dat gesprek voeren. Lang dachten we: de kans dat we oorlog krijgen, is klein. Oekraïne laat zien dat die kans niet zo klein is. Europa moet geen oorlogsmachine worden. Het gaat over defensie. Nu kunnen we onszelf amper verdedigen. We moeten onszelf, onze media, bedrijven en data kunnen beschermen. Daar gaat dit over. Het is defensief, niet offensief. Onze leiders moeten hierover praten. Als we niet in defensie en veiligheid investeren, zijn we totaal onverantwoord bezig.”
Is Spanje daar niet toch minder mee bezig dan, zeg, Polen?
„Oost-Europeanen zijn bang voor een Russische invasie, Spanje vreest vooral de destabilisering van de Sahel en chaos aan de kust. Logisch. Als minister ging ik vaak naar Noord-Europa en de Baltische landen om hun nachtmerries te begrijpen. Maar dan vertelde ik ze de mijne. Dat is Europa: je nachtmerries delen. Alleen zo kun je consensus bouwen.”
Tot slot: bent u optimistisch of pessimistisch over Europa?
„Van Jacques Delors [Commissievoorzitter van 1985 tot 1995 ] heb ik geleerd dat het onzinnig is om hiertussen te kiezen. Je moet kiezen voor activisme. Dus dat doe ik. Als decaan probeer ik dat mee te geven aan mijn studenten. Ik wil dat ze zich inzetten voor Europa. Niet klagen over dingen, maar proberen ze te verbeteren. Zij hebben zorgen over de wereld die ze van ons erven. Over alle risico’s, die soms slecht gemanaged worden. Voor de verkiezingen hebben we veel colleges over Europa georganiseerd. De zaal zat altijd vol. Dat geeft mij hoop.”