Midden in het atelier van Walter Van Beirendonck, op de eerste verdieping van een kantoorgebouw in het centrum van Antwerpen, staan 44 grote dozen. Op elke doos staat de naam van een winkel: Stijl in Brussel, Common Place in Beijing, Concrete in Amsterdam, Dover Street Market Los Angeles.
Vanuit Van Beirendoncks kantoortje is te volgen hoe drie stagiairs bezig zijn ze te vullen met kledingstukken uit de najaarscollectie. In veel van de dozen ligt bovenop de kleding een lange, gebreide paars-roze sjaal in de vorm van een slang, een van de hits van de collectie voor najaar 2024. Op de vensterbank staat een rij camelkleurige tassen. Letterlijk staat: de tassen hebben voeten (en oren, en ogen).
Er is bijna geen ontwerper die uitgesprokener mannenmode maakt en heeft gemaakt dan de Belgische Walter Van Beirendonck (67) – of Walter, zoals hij meestal wordt genoemd, ook door mensen die hem niet kennen. Denk: leggings en tops met teksten en prints van zelfbedachte figuurtjes die zo uit een strip lijken te zijn gelopen, waaronder een geabstraheerde versie van hemzelf, een bloot kaal mannetje met een baard. Jassen van stof met ingeweven voorstellingen van landschappen en het interieur van het huis waar hij met zijn man Dirk Van Saene woont. Plastic jassen met kragen die eruitzien als een opgeblazen airbag of met enorme noppen of stekels erop, schoenen waar aan de rand roofdiertanden op zijn geschilderd, jasjes waarvan de revers en knopen een dierengezicht vormen. Maskers, latex en ander verwijzingen naar de wereld van kinky seks.
Walter Van Beirendonck, het merk, is er niet zo een dat uitpakt in een show om uiteindelijk te draaien op sweaters met logo’s en tassen: what you see op de Parijse catwalk is what you get in de winkel. Een felgekleurd pak of een T-shirt met een print – meer basic wordt het niet. Op zo’n print staat vaak een piemel of een dildo.
Van Beirendonck zelf draagt deze zomerse julidag een kuiser T-shirt van eigen merk: zwart, met een figuurtje dat een bloem vasthoudt, uit zijn andere ‘hand’ komt een bliksemschicht. Het komt uit zijn collectie van afgelopen voorjaar. Aan zijn vingers de dikke zilveren ringen die zijn handelsmerk zijn geworden. Zijn baard is bijna helemaal grijs geworden.
In september verschijnen twee vuistdikke boeken die laten zien hoe hij tot zijn ontwerpen komt: een met collages, en een met zijn tekeningen. Die tekeningen zien eruit als illustraties die gemaakt zijn ná het ontwerpproces, als er al een stylist langs is geweest om outfits samen te stellen, en een visagist en haarstylist hun zegje hebben kunnen doen. Maar zo werkt het niet bij Van Beirendonck: hij tekent geen losse kledingstukken, maar in één keer hele looks, compleet met accessoires, kapsels en make-up. Daarna is het de kunst die zo dicht mogelijk te benaderen. Het enige tastbare dat aan de tekeningen voorafgaat zijn collages van foto’s en teksten, die hij maakt om zich „los te maken” . Vervolgens komen de outfits bijna als een soort „visioenen” tot hem en zet hij die op papier. Zo is hij eigenlijk creatief directeur, ontwerpteam, accessoiresontwerper, stylist en make-upontwerper tegelijk. Dat maakt het mogelijk met een klein team te werken. Er is maar één persoon bij hem in vaste dienst: de Nederlandse Susan de Groot, die begint waar hij stopt; zij is verantwoordelijk voor verkoop en productie. Verder werkt hij met freelancers en stagiairs.
Van Beirendonck, zoon van een garagehouder uit Zandhoven, brak door als een van de beroemde Zes van Antwerpen, zes jonge ontwerpers die elkaar kenden van de modeafdeling van de Antwerpse kunstacademie en zich in 1986 gezamenlijk presenteerden op een modebeurs in Londen.
Dirk Bikkembergs’ modecarrière stopte als eerste, toen hij in 2012 aan de kant werd gezet door de nieuwe eigenaren van zijn merk. Ann Demeulemeester vertrok in 2013 bij haar bedrijf. Twee jaar geleden stopte Dirk Van Saene met zijn vrouwenmodelijn om zich volledig op keramiek te storten. Deze zomer ging Dries Van Noten met pensioen. Van de zes zijn alleen Van Beirendonck en Marina Yee nog actief in de mode. Of liever gezegd: na dertien jaar níét in de mode te hebben gewerkt begon Yee in 2018 opnieuw, zeer kleinschalig. Van Beirendonck is de enige die nog shows geeft.
„Het is een beetje een raar gevoel”, zegt hij. „Ik had nooit verwacht dat ik als laatste zou overblijven. Ik dacht altijd dat Dries langer door zou gaan, omdat hij in zulke optimale omstandigheden kon werken; hij had van ons allemaal het allergrootste bedrijf. Hij heeft altijd wel gezegd dat hij het met 65 wel voldoende vond, maar ik dacht dat dat een beetje bluf was.”
Foto’s Wendelien Daan
Heb je er onderhand niet een beetje genoeg van om te worden geassocieerd met de Zes van Antwerpen?
„Ik heb het nooit een probleem gevonden. Sommigen van ons hebben zich er wel tegen afgezet: nee, het is helemaal mijn eigen ding. Nou, het begin was echt een synergie. We hebben veel van elkaar geleerd en veel ontdekt door samen dingen te doen. We zijn een keer op uitnodiging van de Japanse regering naar Japan geweest, als een soort entertainment voor ambassadeursvrouwen, we zijn naar de Biënnale van Venetië gegaan, naar New York. Natuurlijk kwam er een moment dat we allemaal ons eigen ding zijn gaan doen, maar je voelt nog steeds hoe die groep tot de verbeelding spreekt. Het is ook een heel mooi verhaal, hoe wij heel naïef besloten de wereld te veroveren vanuit België en hoe dat ook is gelukt.
„In 2026 komt in het MoMu in Antwerpen een tentoonstelling over ons. Een paar maanden geleden hebben we met ons zessen aan tafel gezeten om het daarover te hebben, om de reactie te peilen van iedereen. Het was een heel aangenaam gesprek en uiteindelijk zijn we tot de conclusie gekomen dat we er allemaal aan willen meewerken.”
Ik kan maken wat ik wil
Denk jij weleens aan stoppen?
„Ja, maar dat komt alleen door mijn leeftijd. Ik wil altijd maar meer doen en ben nog steeds ambitieus. Je moet het alleen wel kunnen. Ik voel dat ik een beetje ouder word, ik heb af en toe kwaaltjes. En het is een intensief beroep. Maar het gaat allemaal best goed. Ik kan maken wat ik wil; ik heb geluk dat ik met winkels werk die steeds willen worden verrast met nieuwe dingen. En ik kan altijd genoeg geld vrijmaken om de productie te financieren.”
Tijdens je laatste show presenteerde je ook een samenwerking met het Nederlandse jeansmerk G-Star. Is zo’n samenwerking een manier om je bedrijf financieel gezond te houden?
„Ik verdien er wel iets mee, maar ook weer niet enorm veel. Ik maak deel uit van een project waarbij aan kunstenaars wordt gevraagd met denim te werken. Maarten Baas heeft een heel vliegtuig gemaakt, Stephen Jones een heel grote hoed. Ik had een tien meter hoge denim Walter-pop kunnen maken, maar ik wilde liever een collectie maken die al heel lang in mijn hoofd zit maar die ik nooit heb kunnen maken, omdat ik de budgetten er niet voor heb. De stukken die ik voor G-Star heb gemaakt zijn embossed, er gaat een laag onder en dan worden er ballen en letters in geperst.
„De collectie wordt niet genaaid, maar in elkaar getapet en geplakt. Dat is daar eigenlijk een beetje een reactie op hoe het gaat in de kledingindustrie. Die is eigenlijk nooit geëvolueerd. In de negentiende eeuw zijn we begonnen met de naaimachine en we werken nog steeds met de naaimachine. Die is wel meer geautomatiseerd, maar het gaat nog altijd met naald en draad en hij moet nog altijd door mensen worden bediend. Het enige dat is veranderd is dat die machines steeds worden verplaatst naar landen waar mensen nog minder betaald hoeven te worden: van West-Europa naar Oost-Europa naar India naar het Verre Oosten. Dat is dus in feite een heel pijnlijke situatie. Het heeft wel twee jaar gekost om de technieken te ontwikkelen. Het tapen en plakken is een manier om productie weer naar Europa te halen, en het hier dan door robots in elkaar te laten zetten. Daardoor zouden de prijzen aanvaardbaar kunnen blijven. Dan krijg je natuurlijk de kritiek dat je mensen vervangt door robots, maar er zullen altijd mensen nodig blijven om robots te bedienen.”
Waar wordt de collectie nu in elkaar geplakt?
„Bij de normale fabrikanten van G-Star.”
En die zitten…
„Die zitten vooral in het Verre Oosten.”
Dat is dan wel weer een beetje ironisch.
„Ja, dat is waar. Maar productie in Europa is op sterven na dood. Ik doe het nog wel met mijn collectie, maar het is heel duur. Mijn aantallen zijn te klein voor de fabrieken in Azië, daarmee kom je er niet tussen.” Hij wijst naar een rekje met wijde jurken met pofmouwen van lamé, een rijke stof waarin metaaldraad is verwerkt – sinds een paar seizoenen heeft hij ook altijd een paar stukken voor vrouwen in zijn collecties. „Dat is stof van 250 euro de meter, dan kun je wel bedenken wat zo’n jurkje kost. Dat maakt maakloon ook minder belangrijk voor mij.”
Je was naast ontwerper ook vijftien jaar hoofd van de modeafdeling van de academie in Antwerpen, die als een van de beste ter wereld bekendstond. Twee jaar geleden moest je daar stoppen omdat je de pensioengerechtigde leeftijd had. Vond je dat moeilijk?
„Ik vind dat nog altijd moeilijk. Ik deed dat heel graag. Die twee dagen per week dat ik op de school werkte, waren een beetje verlof van mijn eigen merk. Ik mis dat, en ook de dynamiek van de school. Maar ik ga weer beginnen, bij Polimoda in Florence. Werk van de masterstudenten volgen en een paar keer per jaar bekritiseren. Daar heb ik wel zin in.
„Ik ben er nog altijd ondersteboven van hoe het bij de academie is gegaan, zo bruusk. Ik wist natuurlijk al een hele tijd dat het eraan zat te komen. Ik was zelfs al kandidaten aan het zoeken om me op te volgen. Toen Linda Loppa, het vorige hoofd van de afdeling, in 2007 wegging vroeg ze aan mij: wil jij het overnemen? Dat ging heel spontaan en natuurlijk. Ik had iemand op het oog die ik al een beetje had klaargestoomd. Hij had ervaring in de mode en in lesgegeven. Maar ik ben teruggefloten door de directie: mijn opvolger moest worden aangewezen door een neutrale groep mensen. Zij hebben Brandon Wen gekozen, die vier jaar daarvoor was afgestudeerd aan de academie. Twee jaar later lijkt het toch niet goed te gaan.”
Wat gaat er niet goed?
„Brandon is een heel sympathieke jongen, daarom had ik me in eerste instantie ook achter de keuze voor hem geschaard. Maar hij heeft weinig ervaring als mode-ontwerper en had nog nooit lesgegeven. Hij begeleidt zelf de derdejaars, dat deed ik ook. Meer dan de helft daarvan is dit jaar niet geslaagd voor hun bachelor. Studenten die het jaar ervoor wel goed waren. De school was zo’n groot deel van mijn leven. Ik heb er zoveel energie in gestoken internationaal hadden we een heel goede reputatie. En die staat nu onder druk.”
Als hij het hoofd is, hoe kan het dan dat die studenten niet slagen?
„Dat wordt besloten door alle docenten samen. Dan kun je als hoofd niet meer zeggen: het is wél goed.”
Dus de studenten worden door hem niet genoeg begeleid?
„Niet genoeg. En ook niet op zo’n manier dat ze ontzag en respect voor hem hebben. Hij is dertig, hij zit nog helemaal in dezelfde vibe als de studenten. Hij gaat met ze uit, ze gaan samen drinken. De directie vond het fantastisch dat hij op gelijk niveau stond met de studenten, maar het werkt niet. Ik heb nog aangeboden om hem een jaar te coachen, maar daar zijn ze niet op ingegaan. Er is ook geen budget voor. Maar lesgeven is niet iets dat je zomaar kunt. Dat komt met de jaren.”
Wat is het belangrijkste dat je moet kunnen als kunstdocent?
„Het moeilijkste van alles is om studenten hun identiteit te laten houden. Je moet leren hoever je kunt gaan met tips geven. Als die te ver af staan van wie zij zijn, blokkeren ze. Ik probeerde studenten altijd goed te leren kennen, in hun hoofd te gaan zitten en van daaruit suggesties te doen waarmee ze vooruit konden. Je moet het op zo’n manier doen dat ze niet het gevoel hebben dat dat door jou komt, maar dat het spontaan tot ze is gekomen.”
Jouw man Dirk Van Saene is nu ook met pensioen bij de academie, maar tot deze zomer begeleidde hij nog de masterstudenten.
„Hij deed zo goed mogelijk zijn werk. De resultaten van de masterstudenten waren goed. Maar nu moet daar iemand anders voor komen. De docenten worden nu ook niet goed begeleid, die voelen zich stuurloos.”
In 2018 kwam de mode-afdeling onder vuur te liggen. Nadat een student een einde aan zijn leven had gemaakt, suggereerde een artikel op modesite The Business of Fashion dat de school daar een rol bij zou kunnen hebben gespeeld. Het lesprogramma zou „notoriously rigorous” zijn, de cultuur „very emotionally damaging”. Docenten zouden onrealistische verwachtingen hebben, (voormalige) studenten verklaarden in het artikel dat ze gekampt hadden met depressies, drugs hadden gebruikt om wakker te blijven of anorectisch waren geworden omdat ze geen tijd hadden om te eten. Van Beirendonck werd vergeleken met Simon Cowell, een notoir hard jurylid van talentenshows, iemand die de macht heeft kandidaten zomaar weg te sturen.
Ik had nooit het gevoel dat ik over grenzen heen was gegaan
De zelfdoding van de student, die uit Zuid-Korea kwam, had niks te maken met de opleiding, maar met zijn geaardheid en zijn familie, zegt Van Beirendonck. „Maar ik wil daar niet te veel over zeggen, dat is niet aan mij.” Hij werkte in New York aan operakostuums toen hij hoorde dat er een stuk over de opleiding zou komen – er was contact gezocht met de school, maar niet met hem persoonlijk. Op het moment dat hij landde in Brussel stond het online. „Het was heftig, heel heftig om te lezen. Ik had het nooit zien aankomen omdat ik nooit het gevoel had dat ik over grenzen heen was gegaan of dingen had gedaan die niet goed waren of niet konden. Maar het is een zware opleiding, je moet er echt voor gaan. Sommigen kunnen dat en een aantal kan het niet. Ik ben altijd heel duidelijk tegen de studenten geweest: dit is niet goed en dit is wel goed en daar moet aan gewerkt worden.”
Waarom is de opleiding zo zwaar?
„Omdat modeontwerper gewoon een zwaar beroep is. En dan is het logisch dat een modeopleiding daar een beetje een afspiegeling van is. Er wordt niet bewust gezocht naar dingen die onmogelijk zijn. Er wordt gewoon heel realistisch gewerkt. Dat gebeurt ook als je theater of muziek studeert.”
Hoe werd er door de school gereageerd op het stuk?
„Het bestuur is achter mij blijven staan. Ik heb wel een cursus moeten doen hoe ik moest omgaan met de pers. Dat je heel duidelijk je grenzen moet stellen, moet stoppen met babbelen als je wil dat er niet verder wordt gegaan over een onderwerp. Ik werd uitgenodigd in allerlei tv-programma’s, die wilden natuurlijk sensatie. Daar ben ik niet op ingegaan. Maar ik moest wel met de pers praten na afloop van de jaarlijkse show van de academie en mijn eigen show.”
Is er door het artikel iets veranderd op de opleiding?
„Het is iets minder streng geworden, iets minder opdrachten, een outfit minder voor een collectie, een wat zachtere toon. Vroeger deden we de beoordelingen met de hele groep erbij, dan waren er soms wat tranen als iemand niet zulke goede resultaten had geboekt. Dat gaat sindsdien individueel.”
Werd er goed gereageerd op die veranderingen?
„Ik heb eigenlijk nooit veel problemen gehad met studenten. Ze merkten dat mijn manier van werken leidde tot resultaten en vooruitgang. En ja, dan is de student blij. Het stuk kwam op het moment dat een generatie op de academie was begonnen die overgevoelig is voor kritiek. En ouders zijn veel mondiger geworden. Als resultaten slecht zijn schakelen sommigen meteen een advocaat in om het aan te vechten.”
Heb je nadien ooit nog contact gehad met The Business of Fashion?
„Ik sta nog altijd in hun 500 [lijst van belangrijkste mensen in de internationale mode-industrie]. Vandaag kreeg ik nog een uitnodiging voor hun gala in Parijs.”
Ga je?
„Nee, nee. Ik heb het ze echt wel kwalijk genomen. Het artikel was vooral gebaseerd op roddels en aanklachten van studenten die niet waren overgegaan of geslaagd.”
Heb je een idee waar die overgevoeligheid van studenten vandaan komt?
„Ik denk dat het de wereld is, die nu zo dominant en heftig is. Je staat op met oorlog en gaat naar bed met Trump. Vroeger was er ook oorlog, maar daar werd je niet constant mee geconfronteerd. Maar ja, wij leven in dezelfde wereld.”
Wij zijn een stuk ouder, wij hebben het grootste gedeelte van ons leven achter ons liggen.
„Ik kan wel begrijpen wat die jonge mensen voelen. Denk ik. Maar met zo’n houding maken ze het zichzelf nog moeilijker. Ik heb het de laatste jaren op de academie zelf meegemaakt, en ik hoor het ook van andere mensen in het kunstonderwijs, dat je niet meer kunt zeggen wat je wil. Je moet eerst nadenken voordat je iets zegt. Dat is best spijtig.”
Heb je dat ook met je stagiairs?
„Ik denk dat ik goed selecteer. Zij hebben veel respect voor mij. Ik doe correctie op correctie op correctie en dat vinden ze normaal.”
Soms ben ik blij dat ik een outsider ben
In jouw werk ben je altijd begaan geweest met de wereld, in bijna elke collectie zit wel iets van engagement.
„Ik vind dat belangrijk. Twee weken na de aanslag op Charlie Hebdo in 2015 heb ik mijn show geopend met een top met de tekst ‘Stop Terrorizing Our World’. In de mode wordt zo weinig over de wereld gezegd, terwijl het een van de weinige kunstvormen is waarmee je heel snel kunt reageren op de actualiteit. Het is een beetje struisvogelpolitiek: we steken de kop in het zand. De grote luxemerken gaan maar door met shows op exotische bestemmingen en bouwen gigantische decors – al die budgetten die er tijdens fashion week worden uitgeduwd – als ik dat zie voel ik me echt een outsider. En dan ben ik ook blij dat ik een outsider ben. Ik vind het vulgair.”
Wanneer is het lastig om een outsider te zijn?
„Het stadium dat ik ongelukkig was omdat bepaalde mensen niet naar mijn shows komen ben ik gepasseerd, maar dat is iets wat lang toch wel heeft gespeeld. Want in de jaren negentig was dat nog heel anders. Toen werkte ik samen met [jeansfabrikant] Mustang en gaf ik grote shows waar iedereen op afkwam. Zij wilden eind jaren negentig een andere richting op en toen ben ik eruit gestapt. Ik kon weer helemaal opnieuw beginnen. Ik moest mijn team van twintig man ontslaan en kon de eerste vijf jaar mijn eigen naam niet gebruiken omdat ik contractbreuk had gepleegd. Het was zo’n groot contrast met hoe het voordien ging, ik ben daar een tijd ontgoocheld door geweest.”
Van wie zat het je dwars dat ze niet kwamen? Anna Wintour?
„Die is in de jaren negentig ook nooit geweest. Van de belangrijke Vogues komt niemand. De laatste tien jaar krijg ik wel veel respect van alternatieve magazines, van musea. Door kunstenaars word ik ook heel erg gewaardeerd. En jonge mensen blijven ontdekken wat ik doe, dat is ook tof. Ik vind het soms wel jammer dat ik onvoldoende financiële armslag heb om bepaalde dingen te realiseren. Maar aan de andere kant weet ik ook hoe heftig het is om een groot bedrijf te hebben, hoe zwaar dat kan wegen. Dus ja, ik heb vrede met alles – dit klinkt wel een beetje belegen, hè.”
Wat heb je niet kunnen doen omdat je er geen geld voor had?
„De wereld van parfum heeft mij altijd gefascineerd. Ik zou heel graag werken aan de ontwikkeling van een geur, van flesjes, een campagne. Maar op de manier waarop ik dat wil lukt ons dat niet zonder de steun van een groot bedrijf.”
Je laatste collectie, voor voorjaar 2025, heette I’ve Seen The Future, en zat vol verwijzingen naar clowns.
„Het publiek zag het vooral als een happy-clown-show. Maar wat ik bedoelde was dubbel: alle restaurants zitten vol en mensen gaan elke week naar festivals waar ze veel geld spenderen. Maar ondertussen heeft iedereen zoveel schrik: wat gaat er gebeuren in Oekraïne, in Amerika? Er is zoveel racisme en onverdraagzaamheid. Clowns zijn nooit alleen maar vrolijk, die hebben ook altijd iets melancholieks.”
Heb je het gevoel dat je iets hebt bereikt met al je statements?
„Ik ben niet zo naïef dat ik denk dat ik de wereld kan veranderen. Maar het is aangenaam om erover te babbelen met de pers.”
CV
Walter Van Beirendonck
- 1957
- Geboren in Sint-Antonius-Brecht, België
- 1980
- Afgestudeerd aan de Academie voor Schone Kunsten, Antwerpen
- 1983
- Modemerk Walter Van Beirendonck
- 1983
- Eerste show in Parijs
- 1985
- Docent Academie voor Schone Kunsten
- 1998
- Podiumkleren U2, tentoonstelling Kiss the Future!, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
- 1998
- Conceptstore Walter, Antwerpen (tot 2012)
- 2007
- Hoofd modeafdeling Academie voor Schone Kunsten
- 2011
- Tentoonstelling Dream the World Awake, MoMu, Antwerpen
- 2018
- Tentoonstelling Powermask, Wereldmuseum, Rotterdam
- 2022
- Pensioen Academie voor Schone Kunsten
- 2024
- Docent Polimoda, Florence
- Van Beirendonck werkte ook voor Scapa Sports, ontwierp een kindercollectie voor de Belgische keten JBC en kostuums voor theater, dans en opera.
- Walter Van Beirendonck woont in Zandhoven, bij Antwerpen, met zijn man Dirk Van Saene.