Column | Extraparlementair dagdromen

De HJ Schoo-lezing, al zestien jaar de officieuze politieke seizoensopening, zorgt traditiegetrouw voor beroering. Denk aan Edith Schippers, die de Nederlandse cultuur „een stuk beter dan alle andere die ik ken” vond; Sybrand Buma, volgens wie „gewone Nederlanders” verweesd waren geraakt door immigratie; en Dilan Yesilgöz, die „het wokisme” op één lijn plaatste met gewelddadige extremisten.

Wat beroering betreft heeft Pieter Omtzigt geleverd. Door een alarmistisch betoog te houden over het dalende Nederlandse geboortecijfer, daarna te wijzen op stijgende geboortecijfers in Afrikaanse landen, en de boel af te ronden met een omineus „ik laat u raden wat dit betekent over twintig, dertig jaar”, wist hij mensen verschillende kasten op te jagen: de een hoorde hondenfluitjes, de ander vreesde een fokplicht voor vrouwen.

Vanwege de ophef zag Omtzigt zich genoodzaakt op de NSC-site een blog te publiceren. Hij had „niet gezegd” dat Nederlanders meer kinderen moesten krijgen, schreef hij, waarna hij nog meer grafieken toonde over het demografische ravijn waarop de bevolking afstevent. Intussen deed men op sociale media driftig aan Omtzigt-exegese. Ewald Engelen, die meende de tekst wél te hebben begrepen, legde in een LinkedIn-post aan alle critici „de regels van het hermeneutische spel” uit. Zelf denk ik dat dat spel niet nodig was geweest als Omtzigt had gezegd wat hij bedoelde, in plaats van mensen te laten raden. „Vertel het maar met je eigen woorden”, zoals Reve schreef in De Avonden.

Door al het hermeneutisch geweld had niemand het over het feit, toch ook opvallend, dat Omtzigt in zijn lezing nog steeds de oppositiepoliticus was van een jaar geleden. Hij unboxte weer zijn hele maatschappijvisie: het personalisme, de kleinschaligheid, de markt als middel in plaats van als doel. Het was tijd voor „meer regie” en een „nieuwe ordening”. Hij hekelde het neoliberalisme met zijn nadruk op winstmaximalisatie, die ertoe leidt dat expats belastingkorting krijgen – alsof hij niet vorige week had zitten meepraten over de begroting, waarin die korting intact blijft.

Is dit dan wat extraparlementair betekent? Dat je als politicus de ene dag bewindslieden mag micromanagen en de volgende dag mag wegdromen over een andere maatschappij?

Ook voor VVD-Kamerlid Thierry Aartsen leek het moeilijk te bevatten dat zijn partij in het kabinet zit. Vorige week beschreef hij in een ‘visiestuk’ over arbeidsmigratie de „eigen koers” van de VVD, expliciet gemaakt in negen voorgestelde maatregelen. Alsof er over twee weken verkiezingen zijn, in plaats van een Miljoenennota van zijn eigen partij.

In het Kamerdebat over arbeidsmigratie, afgelopen woensdag, profileerde Aartsen zich als een goedgemutste liberaal. Hoewel hij moest toegeven dat er ook „schaduwzijden” zijn aan arbeidsmigratie, zag hij niets dat niet kon worden opgelost: „We moeten de instroom doseren, het goede behouden en de problemen aanpakken.” Op de vraag van Mirjam Bikker (CU) of het met sectoren als de slachthuizen en de distributiecentra niet „een tandje minder” kon, zei hij dat ze van haar „roze wolk” moest afkomen. „Het is een illusie dat wij in Den Haag kunnen bepalen hoe de Nederlandse economie eruitziet. Gaan we dan op ons fietsje naar het Westland en aanbellen bij een tomatenkweker: ‘Hallo, wij hebben hier van achter een Haags bureau besloten dat u weg moet’?” Naar oud liberaal gebruik haalde hij ook het communisme erbij: „We hebben dat een tijdje geprobeerd in Oost-Europa, om vanachter een Haags… vanachter een bureau te bepalen wat voor type economie je wil hebben, en dat is niet bijster goed uitgepakt.”

Dit klinkt niet als een partij die enthousiast wordt van regie, laat staan van een nieuwe ordening. De markt wordt als het aan de VVD ligt geen middel, maar blijft gewoon doel: „We hebben vrijheid van ondernemerschap”, zei Aartsen tevreden.

Hoe kom je, met zulke verschillende visies, tot een compromis? Omtzigt en Aartsen noemen een paar dezelfde oplossingen: ze willen malafide uitzendbureaus aanpakken, werkgevers verantwoordelijk maken voor huisvesting, en arbeidsmigranten inschrijven. Daar blijft het bij, qua overeenstemming. Of dit echt leidt tot minder arbeidsmigranten, en hoeveel dan, is onduidelijk.

Het is minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC) die het compromis moet verdedigen. In het Kamerdebat temperde hij alvast de verwachtingen: hij heeft „de economie niet aan een touwtje”. Hij wilde geen „strikte norm of getal plakken” aan de instroom van arbeidsmigranten, maar verwachtte veel van de aanpak van misstanden: „daar gaat al een structurerend effect vanuit”. Geen visie dus op wat voor economie Nederland wil hebben, zoals de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 begin dit jaar adviseerde in een veelgeprezen rapport.

„We kunnen terugkeren naar een sociale markteconomie”, zei Omtzigt in zijn lezing. Maar dat kan juist niet, met deze partijen. In een coalitie met VVD, PVV en BBB krijg je geen kleinschaligheid, geen streefgetallen voor arbeidsmigranten, geen andere ordening van de economie. Gaat Omtzigt dat nog uitleggen, of mag zijn minister dat doen?

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC