‘Zeg nou tegen je teamgenoot dat hij kut speelt’. [..] Het zijn maar drie woordjes: je speelt kut. Zeg het gewoon!’ Halverwege Voetbaldroom, een deze week verschenen boek van journalist Jeroen Kleijne over de ervaringen van oud-profvoetballer Finn Berk, word je als lezer wat misselijk. Aan de lijst met voorbeelden van wangedrag jegens minderjarigen lijkt maar geen eind te komen. Een coach die een jeugdspeler complimenteert als hij een ploeggenoot in het gezicht slaat. Een coach die een speler na een matig optreden uit de douche plukt en als straf in z’n nakie voor een jonge vrouw zet die stage loopt als fysiotherapeut. Een 11-jarige die op de vluchtstrook wordt achtergelaten omdat hij in de spelersbus vol bewondering naar het stadion van Ajax wijst.
Je bent nog niet van de ene verbazing bekomen of de volgende anekdote dient zich al aan. Meestal betreft het gedragingen van stafleden van de, als zeer vooruitstrevend geldende AZ-jeugdopleiding, die Finn (24) van zijn tiende tot zijn achttiende doorliep. Maar het probleem is volgens hem clubbreed. „In de jeugdopleiding heb ik misstanden en pedagogische missers meegemaakt die nog steeds voorkomen”, staat in het voorwoord. „En die ervoor zorgen dat spelers afhaken of er zelfs een trauma aan overhouden.” Met zijn boek hoopt hij de KNVB aan het denken te zetten.
‘Hoe ik verliefd werd op de bal, maar ziek werd van de voetbalwereld’, is de ondertitel van het boek, waarin Berk oud-ploeggenoten en (oud)-clubmedewerkers bij naam noemt. Vooral Koen Stam, voormalig jeugdtrainer van AZ, komt er slecht vanaf. Die zou Berk zó hard hebben aangepakt dat hij chronische hyperventilatie opliep. ‘Het vernederende gedrag van de trainer heeft je onzeker en bang gemaakt’, citeert Berk zijn chiropractor in het boek. ‘Daardoor ga je hoog ademen.’
In de voetbalwereld is het volgens Berk ieder voor zich. Hij beschrijft hoe zijn jonge ploeggenoten bij AZ blessures faken, want „als ze niet spelen, kunnen ze geen fouten maken en dus ook geen kritiek krijgen”. Bij Cambuur beticht een bevriende ploeggenoot hem van wangedrag om de aanvoerdersband van hem te kunnen overnemen. Bij het Duitse Babelsberg, waar hij als 21-jarige zijn eerste fulltime profcontract tekende, wordt een zestienjarige gedwongen zijn wedstrijdpremie af te staan aan teamgenoten – hij maakte een foutje bij zijn debuut.
Berk beschrijft AZ in het boek als „een strafkamp”. Er heerst volgens hem een angstcultuur, die „tot in de haarvaten van deze organisatie zit”. „Verklikken wordt beloond, aardige mensen raken besmet.” Het is „schieten of geschoten worden”.
Geen misselijke aantijgingen. Heeft AZ zich al bij je gemeld?
„Van het management heb ik niets gehoord. ‘We herkennen ons niet in het geschetste beeld’, zeiden ze in De Telegraaf. Ik had eerlijk gezegd wel verwacht dat ze me zouden bellen. Zo van: laten we praten, zodat we ervan kunnen leren. Ik stel me tenslotte behoorlijk kwetsbaar op in het boek.”
Volgens de club heb je geen wederhoor gepleegd, waardoor je veel schade hebt berokkend, ook bij (ex) medewerkers.
„Waarom wederhoor vragen als ik geloof in mijn verhaal? Alles wat ik beschrijf is gebeurd. Dat weet ik niet alleen omdat die traumatische gebeurtenissen in mijn geheugen gegrift staan, maar ook omdat ik in mijn laatste twee jaar bij AZ op aanraden van mijn chiropractor een dagboek heb bijgehouden. ‘Van je afschrijven’ noemde hij het – het idee voor een boek ontstond pas later. Een tijd lang heb ik elke avond in een strandtent in Bloemendaal dingen op mijn laptop bijhouden. Het was pijnlijk, maar luchtte ook op.”
AZ zegt: we hebben contact opgenomen met een aantal in het boek opgevoerde mensen. Daaruit blijkt dat bijvoorbeeld het incident met de fysiotherapeut niet heeft plaatsgevonden.
Hij zucht. „Het blijft een welles-nietes verhaal. Daar kan ik niets aan veranderen. Maar waarom zou ik zoiets verzinnen? Ik heb de afgelopen tijd veel over me heen gekregen. Ik ben uitgescholden en bedreigd. Zo van: ‘Hé klootzak, jij gaat dat boek niet uitbrengen, want anders…’ Die eenmalige incidenten, zoals met de fysiotherapeut, zijn voor mij veel minder belangrijk dan de dingen die ik in als jeugdspeler elke dág meemaakte. Ik schrik nog steeds wakker van de angstige blik van een oud-ploegmaat die me vertelt dat hij een blessure gaat faken omdat hij de kritiek van de coach niet meer trekt. Of van het beeld van de bioscoopzaal van AZ waar we de volle laag kregen als we de wedstrijdbeelden van het afgelopen weekend bekeken. Ik vond het bedreigend.”
Heb je reacties van oud-ploeggenoten ontvangen op je boek?
„Ik heb honderden reacties ontvangen. Van oud-ploeggenoten bij AZ, maar ook van een voormalig jeugdcoach van AZ die uitlegde waarom hij ons zo hard aanpakte. Trainers pestten elkaar onderling ook, zei hij, de druk om goed te presteren was groot en dus reageerde hij het af op ons. Verder krijg ik veel berichten van ouders van jeugdspelers. Zoals de moeder die schreef dat haar twee voetballende zoons van elf ‘gered’ werden door de pandemie. ‘Toen stopte de voetbaltrein een paar weken en kwamen wij erachter dat het niet oké was en dat ze eigenlijk niet gelukkig waren.’”
Berk laat een bericht zien van de moeder van een jongetje in de jeugdopleiding van een top-drieclub. Ze schrijft dat hij te horen had gekregen dat hij het clublogo niet waard is. Berk: „Die hufterige opmerking bleef lang in zijn hoofd rondspoken. Voor jongens als hij schreef ik dit boek.”
Slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag durven vaak niet naar buiten te komen omdat ze bang zijn een smaadzaak aan hun broek te krijgen. Jij niet?
„Ik heb nooit met fysiek grensoverschrijdend gedrag te maken gehad, maar mentaal wel. Met mijn uitgever heb ik besproken wat er kon gebeuren als ik mensen bij naam noem in het boek. De uitgever vindt het vrijheid van meningsuiting. En ik sta voor honderd procent achter mijn verhaal.”
Je hoopt dat er door het boek een betere controle op jeugdopleidingen komt en betere mentale begeleiding van jong talent. Bereik je dat niet eerder door mensen anoniem op te voeren? Nu gaat in de reacties op het boek alle aandacht naar bij naam genoemde clubmedewerkers uit.
„Het boek zou aan geloofwaardigheid hebben verloren als ik mensen anoniem had opgevoerd. En daar schud je iemand als mijn oud-jeugdtrainer Koen Stam niet wakker mee. Dit boek is geen afrekening, maar ik wil mensen wel een spiegel voorhouden.”
Heeft Stam je benaderd sinds de verschijning van het boek?
„Nee.”
Wat zou je doen als hij aan zou kloppen voor een gesprek?
Voor het eerst valt er een stilte. Hij denkt even na. „Dat hangt ervan af. Waar vindt het gesprek plaats? Wie zijn erbij? Hoe stelt hij zich op? Alleen al het idee van een ontmoeting grijpt me naar de strot, want ik heb zijn manier van coachen als traumatisch ervaren, hoewel ik me ook realiseer dat hij onder druk stond van de grote bazen van AZ.”
AZ herkent zich niet in je beschuldigingen, maar de club staat wel open voor een gesprek. Jij ook?
„Misschien. Als ze mij persoonlijk benaderen en mijn ervaringen serieus nemen. Uit hun reacties in de media krijg ik de indruk dat ze schijt hebben aan mijn verhaal en vooral hun straatje willen schoonvegen.”
Op zijn zevende speelde Berk al in de jeugd van een betaald voetbalorganisatie. Al vrij snel bleek dat hij last had van heimwee en slecht tegen verandering en regels kon. ‘Voetbal haalt het slechtste in mij naar boven’, vertelt hij in het boek. Waarom dan toch koste wat het kost profvoetballer willen worden? „Ik wilde bewijzen dat ik het waard ben”, zegt hij. „Dat ik veel kan doorstaan om een droom te verwezenlijken. Ik heb misschien niet bij Barcelona of Real gespeeld, maar kon wel prima leven van voetbal. Daar ben ik trots op.”
De prijs was wel hoog.
„Ik zou het ook niet overdoen.”
In het boek spaar je jezelf niet. Je typeert jezelf als iemand die ‘anderen soms misbruikt omdat het doel alle middelen heiligt’.
Hij lacht. „Dat is geen goede reclame voor mezelf, maar ik denk dat veel voetballers zich in dat gedrag herkennen.”
Je beschrijft hoe je een vriendin ‘scoort’ om over je te moederen en de eenzaamheid bij je Duitse club te verdrijven, terwijl je weet dat je niets voor haar voelt.
„Ik voelde me een kat in het nauw. De druk en de belangen waren groot. Het was schieten of geschoten worden. Ik móest slagen als profvoetballer. Een maand geleden heb ik de dame, aan wie ik eerder mijn excuses had aangeboden, thuis opgezocht. Samen hebben we de passages over haar gelezen en besproken. Dat was heel fijn.”
In het boek lijk je te suggereren dat dat soort gedrag voortkomt uit de normen en waarden die je als jeugdspeler meekreeg.
„Ik denk niet dat ik me zo had gedragen als ik geen voetballer was geworden. Dan had ik geen vrouw nodig gehad om over me te moederen, want ik heb twee fantastische ouders die me heel goed hebben opgevoed.”
Twee jaar geleden stopte je met profvoetbal. Hoe gaat het nu?
„Ik voel me gelukkig. Heb alle narigheid verwerkt. Tegenwoordig geef ik les in padel. Binnenkort hoop ik mijn eigen padelpark te openen.”
Heb je nooit getwijfeld of je, nu het beter met je gaat, al dat oude zeer weer naar boven wilde halen?
„Ik geef toe dat het best pittig is, maar ik doe het voor de jeugdspelers die nu in dezelfde positie zitten als ik toen. Het maakt me gelukkiger dan wát ook dat ik hen en hun ouders kan helpen met dit boek.”
Finn Berk & Jeroen Kleijne: Voetbaldroom. Hoe ik verliefd werd op de bal maar ziek werd van de voetbalwereld. Uitgeverij Atlas. € 21,99