Tv-recensie | Het is een verademing om eens wat positiefs over migranten te horen

In een gidsje dat gastarbeiders in de jaren zestig kregen, staat: ‘welkom vreemdeling’. Vrijwel alle oude landverhuizers die hun verhaal doen in Vaarwel Vaderland (NPO 2) vertellen dat ze in de jaren vijftig en zestig zo gastvrij werden onthaald in Nederland. Dat is nu niet meer voor te stellen. Terwijl de situatie vergelijkbaar is. Toen zaten de textielindustrie en de mijnen, maar bijvoorbeeld ook de gezondheidszorg, te springen om personeel. Dus kwamen arbeidsmigranten „helpen Nederland op te bouwen”. Ze veranderden het land. De Indisch-Nederlandse Frits zegt: „Ik ben blij dat wij warmte en kleur in Nederland hebben gebracht.”

De zesdelige documentaire vertelt de geschiedenis van de naoorlogse arbeidsmigratie in Nederland aan de hand van archiefbeelden (cursus aardappelschillen, bijvoorbeeld) en interviews met gepensioneerde migranten. Eerst was het schrikken: koud land, alles anders. De Surinaamse Rika laat de winterjas zien die ze van haar tante kreeg toen ze van de boot kwam. Over het Nederlandse eten zijn ze niet te spreken. Toen de Italiaan Luigi voor het eerst een bord erwtensoep voor zijn neus kreeg, zei hij: „Als dat zo doorgaat, ga ik weer weg.” Maar de verhalen zijn overwegend positief. Ze waren het avontuur aangegaan en hadden het goed volbracht. Ze voelden zich gewild in Nederland.

Vaarwel vaderland zit degelijk in elkaar, wat schools zelfs, maar het is een verademing om eens wat nuchters, positiefs over migranten te horen.

Wortels

De verhalen van de migranten deden me denken aan oom Youssef in Verhalen uit de Rif (NPO 2). Die mooie driedelige documentaire van Hassnae Bouazza beleefde vrijdag zijn laatste aflevering, maar is nog te streamen op NPO Start. Hierin reist Samira Dahmani naar het Rifgebergte in Noord-Marokko om kennis te maken met de cultuur van haar ouders. Dahmani, uitbater van een couscousrestaurant, is in de eerste plaats Amsterdammer, maar nu ze ouder wordt, en vooral na de dood van haar vader, voelt ze zich steeds meer aangetrokken tot de bergen waar haar wortels liggen.

Hoog op de rotsen, uitkijkend over de Middellandse Zee, voelt ze zich thuis. Tegelijk blijft ze toerist, ze wil er niet wonen. En ze is niet de enige: in de winter is de Rif uitgestorven, maar in de zomervakantie stroomt het gebied vol met Riffijnen uit de Europese diaspora. Door de klimaatcrisis wordt het gebied steeds droger en minder geschikt voor landbouw. Maar het toerisme brengt bedrijvigheid.

De cultuur van de Imazighen (Berbers) maakt een renaissance door, zo merkt Dahmani. Ze spreekt diverse mensen die zich bezighouden met het bevorderen van die cultuur: een schrijver die een nostalgische tv-soap in Berbertaal maakt, een zangeres die de traditionele volksmuziek izran weer tot leven wekt. Regisseur Bouazza wil ook een ode aan de sterke vrouwen van de Rif brengen. Diverse vrouwen vertellen hoe alfabetisering en emancipatie de vrouwen veel meer vrijheid en zelfstandigheid heeft bezorgd.

Nederland lijkt ver weg. Tot Dahmani haar oom Youssef opzoekt. Die vertelt dat hij naar Nederland migreerde, leerde fietsen, maar meteen flink verdwaalde. Nederland vindt hij saai, hij zou liever het hele jaar in de Rif willen zitten, maar ja, zijn gezin zit in Nederland.

Ze bezoekt ook een andere migrant die wel goede herinneringen aan Nederland heeft: „Die oude Nederlanders hielden van ons. Ze gaven ons respect.” Na zijn pensioen is hij teruggekeerd naar de Rif, hij heeft daar zijn eigen huis gebouwd. Tragisch, hij laat zijn grote huiskamer zien die gevuld is met eindeloze banken. Maar er zit niemand op, want zijn tijdgenoten zijn overleden, en zijn familie zit liever in Nederland.