Vrouwen uit Turkije in beeld: „De noodzaak om de levens vast te leggen werd breed gevoeld. Wanneer gaat het nou over hen?”

‘Hos geldiniz, welkom”, zegt Selvet Sükür, terwijl ze de voordeur voor ons opendoet. Ze staat in de deuropening van haar huis in Geuzenveld-Slotermeer, een van de meest westelijke wijken van Amsterdam. Als we onze schoenen in de gang hebben uitgedaan en doorlopen naar de huiskamer, staat er een uitgebreid ontbijt voor ons klaar. Eksimik – een soort cottagekaas met groene pepers. Komkommers, tomaten en olijven. Msemen en börek.

Çigdem Yüksel, zelfportret.

Samen met fotograaf Çigdem Yüksel (35) ben ik op bezoek bij Selvet Sükür, die in 1951 geboren werd in Kiklareli, een dorp in het noordwesten van Turkije. Ze kwam in 1973 naar Nederland. Selvet Sükür is een van de 22 vrouwen die Yüksel portretteerde voor haar project Je moest eens weten. De eerste generatie vrouwen uit Turkije in Nederland, dat vanaf eind september te zien is in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam.

In de tentoonstelling en in het fotoboek zijn behalve de portretten van Yüksel ook foto’s uit de privé-albums van de vrouwen te zien: gekreukte jeugdfoto’s in zwart-wit, bruiloften, kinderen, een picknick in het park. Daarnaast werden alle vrouwen geïnterviewd – een aantal van hun verhalen is in de tentoonstelling ook in een video te zien.

Sükür vertelt in het Turks en in het Nederlands: „Sinds ik niet meer werk en nu ik ouder word, begin ik de taal soms te vergeten”, zegt ze. Yüksel vertaalt als Sükür de Nederlandse woorden even niet vinden kan. Vier jaar nadat Nederland in 1964 een wervingsverdrag met Turkije had gesloten, werd haar man Sait Sükür in Istanbul gerekruteerd door een selectieteam van de Amsterdamse NDSM-werf. Er hangt een foto van zijn vertrek: vijf jonge mannen die vrolijk de camera inkijken. In de fotolijst zit ook het treinkaartje van toen, ‘groepsreis’ staat erop. Vanaf het Sirkeci-station in Istanboel via Bulgarije en Oostenrijk naar München. Van daaruit verder naar Amsterdam, waar hij en zijn collega’s een onderkomen vonden in een van de 34 witte houten barakken van woonoord Atatürk, op loopafstand van de werf in Amsterdam-Noord.

Toen Sükür haar man in 1973 naar Nederland volgde, kon dat alleen als ze ook aan het werk ging. „Om een verblijfsvergunning te kunnen krijgen, moesten Turkse vrouwen werken”, legt Yüksel uit. Dat gold ook voor Yüksels oma, die in de jaren zeventig met haar kinderen naar IJmuiden kwam, waar haar man al een aantal jaren voor Hoogovens werkte. Haar grootmoeder ging aan de slag in de visfabrieken in de havens. „Ik was veertien toen ze overleed. Pas later begon ik me af te vragen: hoe was dat eigenlijk voor haar, om naar Nederland te komen? Haar familie in Turkije achter te laten? Wat waren haar dromen, hoe vond ze hier haar weg, terwijl ze de taal niet sprak? Taallessen of inburgeringscursussen waren er niet. Elke ochtend liep ze door de duinen naar de fabriek, wat ging er door haar hoofd?”

Istanbul, 1973. Selvet Sükur en haar man op het vliegveld, waar ze worden uitgezwaaid door familie en vrienden voor hun vertrek naar Amsterdam
Privéarchief Selvet Sükür
Amsterdam, 1973. Selvet in Amsterdam Centraal, kort na haar aankomst in Nederland.
Foto Cigdem Yüksel

Derde generatie

Yüksel deed een master journalistiek aan de Universiteit en werkte voor de Volkskrant. Ze maakte meerdere series over afkomst en identiteit: Niet meer zonder jou, 2015; A New Beginning, 2021. In 2017 won ze de Zilveren Camera voor een serie over gevluchte Syrische kinderen in Turkse fabrieken. In 2020 en 2022 deed ze twee keer een onderzoek naar de representatie van moslima’s in de media. „Ik hou me bezig met ons collectief visueel geheugen. Wat voor beelden maken we eigenlijk en hoe bepaalt dat onze blik op de wereld? En wat voegt mijn werk toe aan dat geheugen?”


Lees ook

‘Persfoto’s tonen clichébeeld moslima’

Moslimgezin uit het aanbod van Getty. Het fotobureau streeft naar een representatieve weergave van moslimvrouwen.

Yüksel legt uit hoe ze haar eigen oma en haar eigen moeder niet herkende in de beelden die ze tegenkwam. „In kranten zag ik vrouwen met een bloemetjeshoofddoek die in een lange jas op straat of op de markt lopen. Meestal van achteren en van een afstandje gefotografeerd.” ‘Safarifoto’s’, noemt ze die beelden, alsof de fotograaf een exotische soort observeert, zonder zich daar in te verdiepen.

„Ik kan mijn grootmoeder niets meer vragen”, zegt Yüksel, „maar de tijd dringt voor al die vrouwen die tegelijk met haar aankwamen. Het is deze groep vrouwen met wie mijn verhaal en dat van honderdduizenden andere Nederlanders uit Turkije begint. Ik ben inmiddels de derde generatie. Ik ben hier geboren en opgegroeid. Maar Turkije is ook een deel van mij. Het is van belang om te weten wie onze voorouders waren en wat hun verhaal is. Ook omdat we in een tijd leven waarin de retoriek als het over migranten gaat niet mals is. Dat dehumaniseert en demoniseert mensen. Het woord ‘migrant’ komt steeds meer onder druk te staan. Ik vind het belangrijk een verhaal te laten zien dat recht doet aan de menselijke ervaring van migratie en aan het leven van deze vrouwen.”

Amsterdam, rond 1982: Selvet Sükür op de Vespuccimarkt in De Baarsjes.
Privéarchief Selvet Sükür
Selvet Sükür
Foto Çigdem Yüksel

Door te kiezen voor portretten, intieme familiefoto’s en interviews probeert ze een gelaagd beeld te geven. „Iedereen, ongeacht afkomst, zal zich kunnen herkennen in het leven van deze vrouwen; de complexiteit, de veelzijdigheid, het mens-zijn.”

Sükür vertelt over die eerste jaren, waarin het echtpaar eerst op zolder woonde bij een ouder Nederlands stel en uiteindelijk in 1991 Geuzenveld terechtkwam, inmiddels met vier kinderen. Ze vertelt over haar eerste werkgever, meneer Kommer die een winkel op de Kinkerstraat had en die haar kip in het kerstpakket gaf in plaats van varkensvlees. Ze praat over haar werk als schoonmaakster in het Stedelijk Museum in de jaren tachtig, via de Dienst Was(ch) en Schoonmaak, Bad en Zweminrichtingen (WSBZ) van de gemeente Amsterdam. Voor de kunst die daar hing had ze geen belangstelling, ook omdat het dan al haar derde schoonmaakdienst van de dag was. Om 5.50 uur had ze al de tram gepakt naar de Slavenburg’s Bank, later Le Crédit Lyonnais, in het centrum. En ’s middags poetste ze bij twee scholen in oud-West.

Het emotioneert haar als ze vertelt over die tijd, en hoe ze door al dat werken en die lange dagen de kinderen zo weinig zag toen ze klein waren. „Ze lagen nog in bed als ik de deur uitging en ze sliepen als ik thuiskwam.” Haar man overleed in 2002, haar jongste was toen dertien.

„‘Bir bilsen…’, je moest eens weten, is wat de vrouwen vaak tegen mij zeiden toen ik vroeg naar hun leven”, zegt Yüksel. „Deze vrouwen hebben veel meegemaakt. Van slechte arbeidsomstandigheden tot eenzaamheid en racisme. Liefde en ongelukkige huwelijken. Beknot zijn als vrouw én emancipatie. Ik miste in Nederland een visueel archief van hun leven. Dat heeft denk ik te maken met het ontbreken van een gevoel van noodzaak, van te weinig besef dat deze vrouwen onderdeel zijn van de Nederlandse geschiedenis. De geschiedenis van Sükür en de andere vrouwen mag niet onzichtbaar blijven.”

Amsterdam, 2024: Selvet Sükür met haar kinderen, hun partners en haar kleinkinderen.
Foto Çigdem Yüksel

Bertien van Manen

De dochter van Sükür reageerde op een oproep die Yüksel op sociale media had geplaatst, waarin ze vroeg of de eerste generatie migrantenvrouwen hun verhaal wilden delen. Yüksel: „De noodzaak om de levens vast te leggen werd breed gevoeld. Wanneer gaat het nou over hen?” Behalve via sociale media selecteerde ze daarnaast een aantal vrouwen die eerder, in de jaren zeventig, door fotograaf Bertien van Manen (1935-2024) waren vastgelegd in haar fotoboek Vrouwen te gast.

Sükür benadrukt hoe belangrijk ze het vindt dat jonge mensen de verhalen van de vrouwen nu kunnen zien en lezen. Dat ze weten hoe moeilijk het soms was. Voordat we opstappen laat ze ons nog even de rest van het huis zien, waar op de slaapkamers ook kinderbedjes staan, en waar overal foto’s en knutselwerkjes van de zes kleinkinderen staan. „Het doet soms pijn als ik eraan denk hoeveel ik weg was toen mijn kinderen klein waren. Maar het zijn alle vier goede mensen geworden. Als oma zorg ik veel voor mijn kleinkinderen. De aandacht die ik niet kon geven aan mijn eigen kinderen, geef ik nu aan hen.”