Een van de leukste Netflix-titels van 2024 is geen serie, film of documentaire, maar een programma in een genre dat nogal is ingekakt: de talkshow. De Amerikaanse komiek John Mulaney werd afgelopen mei een week lang ingezet als presentator van een rechtstreeks programma op Netflix, Everybody’s In LA genaamd. Mulaney, een charismatische ontregelaar die uitstekend kan improviseren, creëerde een chaotische en spontane sfeer tijdens de zes afleveringen die hij maakte. Rode draad in het praatprogramma was Los Angeles, de stad waarin Netflix die week een festival organiseerde met beroemde stand-upcomedians. Die schoven ook meteen aan bij Mulaney, samen met onbekende gasten. Mulaney kreeg alle vrijheid en mocht zich uitleven met absurdisme. Hij voerde met zijn gasten onvoorspelbare onzingesprekken over onderwerpen als palmbomen, helikopters en aardbevingen.
Everybody’s In LA is nog altijd terug te kijken en is, mede door niet echt op de actualiteit in te gaan, maanden later nog steeds leuk. Terwijl dure dramaseries een zo groot mogelijk publiek moeten bereiken, kan een goedkoper praatprogramma zich richten op een niche. Dat maakt het ook mogelijk ook meer risico’s te nemen. Het is een fijne afwisseling van de gelikte reguliere talkshows en ook heel anders dan de eindeloze reeks ‘gesprek van de dag’-praatprogramma’s van de Nederlandse tv.
Mulaney en Netflix zeggen niets over een vaste voortzetting van deze specifieke talkshow, maar het lijkt onvermijdelijk dat de formule (mogelijk in aangepaste vorm) vaker gebruikt zal worden. Een fijn vooruitzicht. En wat in elk geval vaststaat: Netflix en andere streamers gaan steeds meer inzetten op rechtstreeks uitgezonden programma’s. Stand-upcomedy is hier geschikt voor, zo was de eerste liveshow op Netflix een special van komiek Chris Rock waarin hij voor het eerst een uitgebreide reactie gaf op de klap die acteur Will Smith hem gaf tijdens de Oscars in 2022.
Everybody’s In LA
Foto’s: Netflix
Nieuwe aanpak
Lange tijd wilde Netflix de stap naar rechtstreekse programmering niet maken. Langzaam maar zeker begint dat te veranderen. Het past in de strategie om een alles-in-één plek te worden, en niet alleen een platform voor on-demandvideo. Daarmee wordt de implosie van de traditionele tv-zenders – zeker in de VS al ernstig verzwakt door de concurrentie van streamers – verder versneld.
Na de talkshow van Mulaney en andere voorzichtige uitstapjes, waaronder een tenniswedstrijd tussen Rafael Nadal en Carlos Alcaraz, maakt Netflix inmiddels grote stappen. Zo kunnen liefhebbers van de betere culttelevisie vanaf begin 2025 kijken naar de liveshow Raw van WWE (World Wrestling Entertainment). Er is een overeenkomst voor tien jaar met WWE, naar verluidt voor een bedrag van 5 miljard dollar. De gespierde mannen en vrouwen van WWE vechten daarin gechoreografeerde worstelwedstijden uit in de ring, gecombineerd met overdreven, soapachtige verhaallijnen die opbouwen naar grote evenementen met namen als Wrestlemania en Summerslam. In Europa zullen die extra grote shows ook te zien zijn via Netflix. Hier worden de gevechten om de verschillende titels gehouden en komen langlopende vetes tot een einde. De uitkomsten van de gevechten staan vast, maar dat ziet het publiek als een pluspunt: zo krijg je de beste verhaallijnen en spectaculairste ‘wedstrijden’.
De wedstrijden vinden plaats in grote sportstadions en hebben door het gebruik van vuurwerk en harde muziek ook iets weg van een popconcert. Worstelaars als Hulk Hogan verschenen in de jaren tachtig op MTV, popster Cyndi Lauper verscheen bij de eerste Wrestlemania in 1985.
Later werden worstelaars als Dwayne ‘The Rock’ Johnson, Dave Bautista en John Cena bekende namen die na hun worstelcarrière naar Hollywood trokken om in (actie)films te spelen. Hoogwaardige cultuur? Zeker niet. Maar in de categorie ‘guilty pleasure’ een geinige toevoeging aan het aanbod van Netflix (WWE en Netflix spreken zelf van ‘sports entertainment’). De shows van WWE gaan het hele jaar door en leveren Netflix dus een structurele stroom aan liveprogrammering op. En het is niet het enige stukje ‘sports entertainment’ op de dienst. Zo namen afgelopen week twee grote sterren uit de wereld van competitief eten het tegen elkaar op. Joey Chestnut en Takeru Kobayashi verorberden maandag een heleboel hotdogs.
Het past in de strategie om een alles-in-één plek te worden
Voor serieuzere sport moet je vooralsnog bij andere diensten zijn, zoals HBO Max (met programmering van sportzender Eurosport) en Viaplay (Formule 1 en buitenlands voetbal).
Het volgende grote live-evenement van Netflix vindt plaats op 15 november. Op die dag staat een bokswedstrijd tussen voormalig wereldkampioen Mike Tyson (58) en influencer Jake Paul (27) gepland. Die wedstrijd stond al eerder in het jaar gepland, maar Tyson kampte met gezondheidsproblemen. Paul heeft een relatie met de Nederlandse schaatster Jutta Leerdam en verscheen al eens op de tribune bij een wedstrijd van haar. Gaan we Leerdam op Netflix zien? Het zou zomaar kunnen.
Het is april in Kopenhagen als het historische beursgebouw Børsen, dat een paar dagen geleden afbrandde, nog nasmeult. Overal staan verslagen Denen langs afzettingslinten te kijken. Ook in de buurt van Det Kongelige Teater, het Koninklijk Deens Theater waar Bassem Akiki (41) deze week te gast is. Hij dirigeert er Don Giovanni’s Inferno, een recente opera van de Deense componist Simon Steen-Andersen. Steen-Andersen neemt het einde van Mozarts Don Giovanni, de vrouwenverslinder die de hel in valt, als begin. In een ingenieus weefsel van live acteren en zingen, en prachtige absurdistische en duister sprookjesachtige video’s van de cast in de krochten van het gebouw, volgt Steen-Andersen Don Giovanni’s helletocht. De voorstelling bruist van snelle en komische energie. Het moet moeilijk zijn om dat bij elkaar te houden, maar het lukt Akiki, met een clicktrack in zijn oor en camera’s om hem heen, weergaloos.
Akiki kennen we in Nederland al. Hij debuteerde vorig jaar bij De Nationale Opera, als dirigent van Alexander Raskatovs nieuwe opera Animal Farm met het Nederlands Kamerorkest. Hij beviel zo goed, dat zijn naam sindsdien door de wandelgangen zingt: het Nederlands Philharmonisch Orkest, de grote broer van het NKO en huisorkest van De Nationale Opera, zoekt een nieuwe chef. De huidige, zeer populaire Lorenzo Viotti neemt na dit seizoen na drie jaar al afscheid. Bassem Akiki zou sterke kaarten hebben om hem op te volgen. Akiki is geliefd bij musici, geldt als een specialist in 21ste-eeuws repertoire en is groot liefhebber van romantische en laat-romantische opera – een combinatie die goed in de lijn van DNO past. Net als Viotti is hij relatief jong, aan het begin van zijn carrière en vol ideeën, en heeft hij flair. Weliswaar niet op de modellenmanier of skateboardend in een promovideo zoals Viotti, maar wel op een innemende manier. En hij kan kinderlijk enthousiast over priemgetallen vertellen.
Nederlands, Multatuli, Zweers
„Alsof ik ze al jaren kende.” Zo beschrijft Akiki de samenwerking met de musici van het NKO in Animal Farm. Afgelopen februari zag hij ze opnieuw bij een invalbeurt, zijn stille debuut in het Concertgebouw. „Ik weet dat ik vrij goed ben met namen, maar ik had nog nooit meegemaakt dat ik álle namen nog wist.”
Ons gesprek in zijn Deense kleedkamer lijkt bij vlagen op een sollicitatie. Akiki hint volop naar een mogelijk leven in Nederland. Misschien omdat hij meer weet (hij wil niets zeggen over zijn contact met DNO), misschien omdat hij meer hoopt. Hoe het ook zij: hij leert in zijn vrije tijd Nederlands, leest Multatuli („Nu nog in het Engels, hoor.”) en bestudeert de muziek van de hier bijna vergeten Nederlandse componist Bernard Zweers. Vanwege de paar producties die hij dit seizoen in Nederland is, zegt hij.
Akiki werd geboren in een bergdorpje in Libanon. Hij kreeg pianoles, maar muziek was thuis hooguit een hobby. Omdat hij goed was in biologie, stippelden zijn ouders een carrière als dokter voor hem uit. Vooral zijn moeder was enorm teleurgesteld toen hij naar Beiroet vertrok om hobo te studeren, al stelde hij zijn ouders gerust door óók een ‘echte’ studie te gaan doen: filosofie. Dirigeren kwam pas bij hem op door een hoboleraar, inmiddels in Frankrijk, die zag hoe Akiki tijdens de lessen zijn pianobegeleider aanstuurde. Na hobo en filosofie deed hij in Polen eerst een studie koordirectie, daarna orkestdirectie, en dáárna een PhD in muziek. Die laatste haalde hij op zijn dertigste, al had hij zijn eerste opera (La traviata) al gedirigeerd als 24-jarige assistent dirigent van de Wrocław Opera. „Inmiddels zitten mijn ouders bij elke première trots en ingelezen in de zaal.”
Je hebt de laatste tijd veel 21ste-eeuws repertoire en wereldpremières gedirigeerd. Is dat uit persoonlijke voorkeur, of ben je ooit in die mal geduwd en kom je er niet meer vanaf?
„Daar heeft ons wereldje wel een handje van ja. ‘Deze dirigent is voor barokmuziek en die voor Puccini maar absoluut niet voor Wagner.’ Dat is niet verkeerd, maar wel een beetje vervelend bij het ontwikkelen van een carrière. Ik hou heel erg van 21ste-eeuwse muziek, maar ik ben ook een traditional guy. Verdi, Puccini, Wagner, Strauss, Mahler, Mozart, allemaal mijn goden. Gelukkig is de benadering van al die stijlen uiteindelijk niet eens zo verschillend. Het begint en eindigt altijd bij het leren kennen van een componist, om te zoeken naar diens bedoelingen. Dat is niet makkelijk, want die lagen zitten tussen de noten en je interpreteert ze anders van tijd tot tijd, omdat je ouder wordt, of omdat de wereld verandert. Maar het lukt als ik een componist voor mijn gevoel persoonlijk ken. Stel je voor dat je Puccini dirigeert zonder te weten wat zijn kijk op vrouwen was. Dat gaat niet. Cio-Cio-San in Madama Butterfly, mijn lievelingsopera, snap je beter als je Puccini’s brieven aan zijn moeder leest.”
Nieuwe opera’s trekken lang niet altijd volle zalen. Hoe kijk je daarnaar als ‘wereldpremière-dirigent’?
„Publiek is heel belangrijk, maar je moet wel opletten wat de relatie tussen uitvoerende en het publiek is. Moet een uitvoerende doen wat het publiek verlangt? Je geeft ze het beste wat je kunt, maar ‘het beste’ hoeft niet per se te zijn wat het publiek op dat moment wil zien. Als uitvoerders moet je de smaak van het publiek niet alleen volgen, maar ook creëren. Vergeet niet dat La traviata werd uitgejoeld. Gelukkig luisterde Verdi niet naar zijn publiek. Béla Bartók deed dat wel nadat zijn Hertog Blauwbaards burcht flopte. Nu vinden we het vreselijk jammer dat hij ontmoedigd raakte en geen opera’s meer componeerde.” Akiki breekt het interview af. „Ik wil je wat laten zien.” In de grote zaal van het gebouw staat in grote gouden kapitalen een Deense tekst pontificaal boven het podium: ‘Ei blot til lyst’. „Het betekent: ‘Niet alleen voor je plezier’. Je mag van opera genieten, maar je moet meer uit opera kunnen halen dan plezier.”
Zijn filosofie, gericht op je denken, en muziek, gericht op je gevoel, niet twee uitersten?
Als je Akiki dat vraagt, blijkt wat dat ‘meer’ is dat je uit opera moet kunnen halen. „Welnee, gevoelens kun je evengoed als gedachten logisch analyseren. Het lastige is dat je emoties alleen kunt analyseren als je ze voelt. Componisten zorgen daarvoor. Strauss doet het anders dan Puccini, die het weer anders doet dan Verdi, maar allemaal hebben ze muzikale formules gevonden om je diep menselijke dingen te laten voelen. Die gebruiken ze keer op keer. Bij Puccini klinkt er bijvoorbeeld altijd een lange noot op de basklarinet als een vrouw zingt over de dood of sterft. Dat grijpt je aan. Daar heb je dat ‘meer’ dat je kunt halen uit opera: opera geeft je een plek waar je veilig hele grote emoties kunt ervaren en leren begrijpen. Het bereidt je voor op het moment dat je zo’n grote emotie in je eigen leven tegenkomt. En nee, daar hoef je niet slim voor te zijn, of bijzonder, of een opera-kenner. Je hoeft alleen maar open te staan.
Opera geeft je een plek waar je veilig hele grote emoties kunt ervaren en leren begrijpen
„En ik werk graag met priemgetallen”, zegt hij, nogal uit het niets.
Om dat uit te leggen duikt hij minutenlang enthousiast in getaltheorieën. In zijn vrije tijd blijkt Akiki het liefst bezig met het doorgronden van „het grote enigma van wiskundigen: priemgetallen. Tijdens corona, toen ik alleen thuis zat met m’n hond en papegaai, had ik zo veel tijd voor m’n berekeningen dat ik ontdekte dat je een verband kunt leggen tussen de orde in priemgetallen en de orde in harmonie. Sterker nog, volgens mij kunnen we muziek gebruiken om priemgetallen te snappen. Ik componeer ook zelf, en mijn muziek is tegenwoordig pure priemgetallenmuziek. Het komt neer op twaalf zichzelf herhalende akkoorden. De ‘eeuwige terugkeer’ van Nietzsche dus eigenlijk, hè. Het klinkt trouwens best tonaal.”
Is het synesthesie, zoals mensen die kleuren zien bij tonen?
„Dat is het. Ik zie getallen bij muziek. In wiskunde zijn veel getallen abstract of imaginair. Ze zijn onvoorstelbaar, maar wel te bewijzen in een formule. Een formule is een verhaal. Zo werkt muziek ook. Daarom geloof ik ook niet in het bestaan van ‘absolute muziek’, muziek zonder verhaal. Alle muziek bestaat uit formules, dus uit verhalen, hoe abstract ook. Zelfs bij de muziek van de meest ‘absolute componisten’ vormen zich verhalen in jouw hoofd.”
Gelijkwaardig
Als onderdeel van zijn training bij de Wrocław Opera maakte Akiki achtereenvolgens deel uit van alle afdelingen binnen het operahuis: geluid, kostuums, koor, enzovoort. „Zo leerde ik hoeveel mensen er hard werken en hoe een beslissing van een dirigent hun werk kan verstoren”, zegt hij. „De operawereld wordt tegenwoordig gedragen door regisseurs. Nauwelijks nog door dirigenten. Maar allebei zijn onmisbaar. Als dirigent is het je taak om de muziek te verdedigen, maar dat gaat nu soms met ruzie. Weet je hoe dat komt? Omdat dirigenten zo druk zijn dat ze pas op het laatste moment komen invliegen. De zes weken van het regieproces laten ze over aan een assistent. Dat werkt niet. Dan snap je de bedoeling van de regisseur niet, kom je veel te laat achter problemen, en kun je alleen nog maar politieagent zijn. Een dirigent moet er vanaf het begin bij zijn, zodat je gelijkwaardig met de regisseur kan werken. Daarom doe ik hooguit twee ‘oude’ opera’s of één wereldpremière tegelijk. Ook als ik ergens chef wordt.”
Zijn plannen op de korte termijn: de Derde symfonie van Zweers introduceren in Polen, en zijn eigen opera Amor Fati (een combinatie van Jean Racines Andromaque en Sartres Huis clos) afmaken die besteld was door de Muntopera in Brussel, maar door corona op de lange baan werd geschoven. Vagere wensen zijn meer Franse muziek, Puccini en late Verdi dirigeren, liever nog geen belcanto, maar wel beginnen aan Wagner, en Strauss blijven herhalen. Als het maar traag gaat. Akiki wil een trage carrière. „Als je doelen houdt, blijf je het gelukkigst.”
Zou een aanbod uit Amsterdam op het goede moment komen?
„Absoluut. Amsterdam heeft een geweldige balans tussen respect voor het oude en denken aan het nieuwe en je hebt er de luxe van meer geweldige orkesten in de bak. Er zijn vele manieren om goed te matchen. Die moet DNO afwegen. Met een goeie klik heb je nog niet meteen een huwelijk. Maar ik zou meer dan verheugd zijn.”
Als kind al leefde zangeres Numidia El Morabet (24) in haar hoofd in een fantasiewereld van grote spectaculaire optredens. Dans! Lichtshow! Een complete Amerikaanse Superbowl Halftime, maar dan nóg grootser. Nu slijpt ze die droom bij: de Ziggo Dome vullen op eigen naam. „Dat iedereen alleen voor jou komt en dat ik er aan touwen zingend mag rondvliegen. Ik train hard, ik wil alles mogelijk maken voor een lange carrière, inclusief salto’s op het podium.”
Alleen, nu dus even niet. Geblesseerd strompelt Numidia op sloffen rond in het kantoor van haar management in Almere. Een ongelukje bij het worstelen in de sportschool. Een nieuwe hobby, lacht de in Venlo geboren zangeres. Ze is een bruisende vrouw die uiterlijk een flinke metamorfose onderging door veel af te vallen. Net als veel andere bekende mensen doet ze al maanden mee met sport- en dieethype Dag Eén. „Ik leer een nieuwe lifestyle aan en sport nu elke dag. Mijn focus is voeding, onder meer heel veel eiwit eten en ja ook wel koolhydraten hoor, je hebt energie nodig. Ik train kracht, een beetje spierballen kweken hè.”
Trots: „Ik lééf gewoon in mijn sportkleding en met een knot op mijn hoofd. Maar ik kan er nu echt mooi uitzien op het podium. Lekker.”
En je houdt shows beter vol vermoed ik?
„Laatst gaf ik mijn eerste eigen show in Paradiso en ik kreeg er geen genoeg van. In het verleden kon ik zó moe worden, werd ik zo’n spaghettisliert. Ik stond nu alleen maar te dansen en springen. En ik doe salto’s achterover. Het is belangrijk dat mijn stem dan nog steeds net zo goed kan presteren.”
Heeft afvallen je manier van zingen beïnvloed? Je spreekstem is ook best hees en laag.
„Nee, dat niet. Ik was eigenlijk al een tijdje een technische zangeres. Mijn stembanden sluiten niet volledig, ik word snel hees. Ik ben ook al eens geopereerd aan een knobbeltje op mijn stembanden. Dus ik moet echt heel strak op mijn techniek zitten. En dan nog die zachte g uit Venlo erbij, haha. Dat helpt ook niet.”
De Nederlands-Marokkaanse zangeres deed tien jaar geleden mee aan Voice Kids. Ze had hiphop-hits als ‘Meli Meli’ en ‘Tout Est Bon’ met Ronnie Flex, Ali B en Boef. In het tv-programma Beste Zangers (2023) zong ze liedjes van andere artiesten en ontdekte ze hoe ze haar popmuziek authentieker kon gaan maken. De cover van ‘Arcade’ van Duncan Laurence zong ze bijvoorbeeld deels in het Nederlands, deels in het Berbers – dat werd een grote hit.
https://www.youtube.com/watch?v=Bnx15sFKKVs
„Als Nederlandse en super-Marokkaanse wil ik laten zien dat het samen kan. Veel mensen begrijpen in ‘Arcade’ niet wat ik zing maar ze voelen me wel en ik zie ze hun telefoon pakken om te filmen. In het Berbers wordt het erg poëtisch. Het gaat over hoe mijn gedachten verdwijnen in de zee, over even geen bodem meer voelen.”
Begin dit jaar was Numidia een favoriet van de selectiecommissie om namens Nederland naar het Eurovisie Songfestival te gaan. Met zanger Douwe Bob en componist Gordon Groothedde had ze een moderne ‘powertrack’ gemaakt met Berberse teksten. „En een grote climax.” Heel anders dan de mooie kleine liedjes die Nederland de laatste jaren stuurde, lacht ze. „Ik had er ontzettend veel zin in. In de laatste selectieronde werd het toch Joost Klein. Ik ben fan hoor, we zijn van dezelfde generatie. Dus ik gunde hem dat van harte.
„De concurrentie was flink. Joost Klein, Ilse DeLange en ik; dat zijn drie verschillende stijlen. Ik geloof ook niet dat de commissie mij afwees, ze waren fan. Maar ik denk dat ze me spaarden. Ik denk echt dat ik nog een keer naar het Songfestival ga.”
Meld je je weer aan als Nederland toch besluit volgend jaar mee te doen?
„Weet ik niet. Er is daar te veel aan de hand. Ik wil graag gaan als het allemaal op orde is daar, zonder politieke drama’s. Als er negativiteit hangt, word ik zenuwachtig. Ik geloof er namelijk echt in hoe muziek mensen samenbrengt.”
Sinds je deelname aan het programma ‘Beste Zangers’ is er veel voor je veranderd.
„Ik had al hits maar dat programma is mijn doorbraak. Ik kreeg daarna zoveel respect. Je bent een super talent, kom bij ons! Grote artiesten gaven complimenten. Ik heb daarna aan veel televisieprogramma’s meegedaan.
„Toen ik mezelf terugzag, dacht ik: super goed gedaan, maar wat vind ik mezelf niet mooi. Of nou ja, ik had er béter uit kunnen zien. En dan? Dan moet je er wat aan gaan doen. Want het is belangrijk dat je naar jezelf kan kijken met trots en veel liefde.
„Mijn carrière ging met een sprint. Maar er was geen basis. Normaal doen ouders dat voor je, maar ik moest dat allemaal zelf fiksen. Door een nogal turbulente jeugd heb ik alleen maar bij jeugdzorg in groepen gewoond. Als je dan opeens op jezelf woont na je achttiende… Mijn leven was instabiel en toen kwam corona en kwam ik alleen maar aan. Dus het was voor mij, los van het afvallen, gewoon belangrijk dat ik structuur kreeg. Dat ik eens op tijd ging slapen, dat ik gezonder ging eten, meer ging koken.”
Heb je daar hulp bij?
„Met een psycholoog word ik mentaal weerbaarder. En fysiek zoek ik die in de sportschool.”
En correspondeert de buitenkant nu ook een beetje met de binnenkant?
„Ik ben gewoon dezelfde persoon. Maar er is veel te verwerken. Ik ben op mijn zestiende uit huis geplaatst voor mijn eigen veiligheid. Vanwege mijn ouders en de situatie daaromheen. Van de crisisopvang in Venlo ging ik naar een behandelgroep in Zeist waar ik heel lang heb gezeten.
„Voor mij was er nooit hoop. Op de groep en op school zeiden ze allemaal: we weten echt niet waar jij gaat eindigen als je ouder wordt. En als je ooit wat gaat bereiken met je muziekcarrière, eet ik mijn schoen op.”
Wat pijnlijk voor je.
„Het was niet nieuw voor mij. Kijk, als je opgroeit in een situatie waar het niet fijn is dan weet je ook niet beter. Het kwam niet binnen, want je bent het gewend. Het was juist raar als iemand in een keer heel aardig ging doen. Dat vertrouwde ik niet.”
Hoe bleef jij hoopvol?
„Door muziek. Als er ruzie was, ging ik naar mijn kamer, veel posters aan de muur en muziek aan. Dat was mijn eigen veilige wereldje. Ik had zo’n roze bolvormige cd-speler en luisterde Christina Aguilera, Beyoncé, Michael Jackson of hiphop.”
Van je vader, lokaal beroemd in het noorden van Marokko, kreeg je liefde voor muziek mee.
„Ja, jazz en Spaanse flamencomuziek bijvoorbeeld. Hij speelde zelf in de Marokkaanse cross-overband Ijdi, met teksten in het Berbers. Een van zijn nummers was ‘Tmazight’. We zongen het samen graag, dat verbond ons een beetje. Mijn moeder filmde dat en het kwam voor de leuk op YouTube.”
Schaterend: „Ik zat dus gewoon in mijn pyjama! Op vakantie in Marokko kregen we een uitnodiging voor het ‘Beatrix met hart en ziel’-concert in Ahoy. Stonden we ineens op zo’n groot podium. Ik voelde me geboren dat te doen.”
Na mijn show in Paradiso zeiden mensen dat het voelde of ze bij me in de huiskamer zaten. Dat is het mooiste wat je kunt horen
Wat vind je zo lekker op het podium?
„Ik kan het niet uitleggen, mijn drukke ADHD-brein gaat voor het eerst op nul. Ik voel me gehoord en gezien. Het is mijn thuis. Mensen zeiden na mijn Paradiso-show dat het voelde of ze bij me in de huiskamer zaten. Dat is het mooiste wat je kunt horen.”
Zoek je die intimiteit nu extra op in het theater?
„Deze theatertour kwam zo plots. Ineens was er iemand uitgevallen. Ik wil dáár, met mijn band en twee dansers, mensen meenemen in mijn verhaal. Met ook grapjes hoor. Het wordt ook gewoon gezellig. Maar ik zeg je eerlijk, dit is mijn eerste keer, ik weet nog niet zo goed hoeveel ik ga vertellen. Of hoe je binnen de tijd blijft. Als ik echt mijn levensverhaal moet gaan vertellen zijn we over drie dagen nog niet klaar. En we moeten veel muziek maken.”
Kijkt iemand met je naar de opbouw van de show?
„ Ik maak de show met mijn management en mijn bandleider. We gaan letterlijk langs de tijdlijn van mijn leven, van de rottijden tot het afvallen. Super eerlijk allemaal.”
Wat wil je delen uit je jeugd?
„Dat ik uit huis ben geplaatst om een gewelddadige thuissituatie. Ik ga niet zielig doen, maar wel uitleggen wat er aan de hand was. Want dat hoort bij mij.
„Ik heb alle soorten geweld meegemaakt. In huis. Buitenshuis. Fysiek. Verbaal. Ik groeide op in een soort van achterstandswijk in Venlo-Zuid. Je moest er voor jezelf opkomen. Vechten ja. In die wijk moet je wel. En dan thuis weer. Altijd onveilig. Ik zat altijd in mijn overlevingsstand. Traumaverwerking komt nu in vlagen. Dan is wat ik lang heb weggestopt opeens een probleem. Dat doet pijn, met herbelevingen en paniekaanvallen, maar ik durf het nu wel aan te gaan.”
Moeilijk ook, lijkt me.
„Aan alle kanten, maar ik ben open en vind het belangrijk dat jongeren mijn verhaal horen. Ik ben nu ambassadeur van Stichting Het Vergeten Kind. Het enige wat ik niet meer wil, is mijn vader de grond instampen. Dus ik vertel geen details meer. Mijn vader en ik proberen nu onze band te herstellen. Dat moet ik koesteren en beschermen. Kijken wat er nog kan. Met mijn moeder heb ik geen contact meer.”
Hoe is muziek je verwerking?
„Ik werk met gastschrijvers aan liedjes. We zijn keihard bezig met nieuwe muziek en gaan nu gewoon lekker singles droppen. Nederland gaat kennis maken met Numidia, de Nederlandse popzangeres met de Marokkaanse basis.”
En haar persoonlijke thema’s?
„Ja, eigenlijk wel.”
Je aarzelt?
„Weet je, ik durf het. Alleen ben ik nog aan het zoeken. Ik kan heel veel zeggen, maar je wilt niet dat het plat wordt. En ik probeer ook muziek te maken die iedereen kan begrijpen en dat het niet te zwaar en down wordt. Ik wil in de up blijven en op het podium een warm thuisgevoel creëren.”
Misschien de sfeer die je thuis miste.
„Ja, zo’n warme, veilige bubbel.” Ze slikt even. „Als je me nog eens vraagt wat mijn droom is, is mijn antwoord eigenlijk: een veilige thuissituatie met iemand die dicht bij mij staat. Daar ga ik voor zorgen.”
Daria Bukvić is terug. En dat is goed nieuws voor de theaterliefhebber. Tweeënhalfjaar geleden deed de artistieke directeur van het Arnhemse Theater Oostpool haar laatste regie (het bejubelde Midzomernachtsdroom), dit najaar maakt ze haar comeback met The Almighty Sometimes.
Wie haar stappen volgt op sociale media, ziet vrolijke foto’s waarop ze het leven weer uitbundig omarmt, na een flinke burn-out in 2022/2023. „2023 was het zwaarste jaar van mijn leven. By far.” Inmiddels werkt ze al bijna een jaar fulltime, maar zonder nieuwe voorstellingen te maken. „Het was beter het directeurschap niet meteen weer te combineren met regies”, zegt ze bij een gesprek op haar kantoor.
Bukvić, geboren in Bosnië en op haar tweede met haar moeder naar Nederland gevlucht, werd in 2021, op haar 31ste, aangesteld als opvolger van Marcus Azzini, die vertrok wegens grensoverschrijdend gedrag. Datzelfde jaar was ze ‘creative producer’ van tv-serie Zina, regisseerde ze de film Meskina, de voorstelling Girls & Boys, en deed ze de co-regie van Hollandsch Glorie.
Haar directeurschap volgde op spraakmakende en onvergetelijke voorstellingen als Nobody Home (verhalen van vluchtelingen), Othello (over racisme) en Melk & Dadels (verhalen van Marokkaans-Nederlandse vrouwen). Steeds kreeg de diverse samenleving zowel thematisch als in de casting de hoofdrol, terwijl de toon licht en humorvol bleef. Na het fabuleuze Girls & Boys en de herrijzenis van Oostpool noemde NRC haar in de zomer van 2022 ‘de kroonprinses van het Nederlands theater’.
Om misverstanden te voorkomen: de burn-out was niet het gevolg van haar torenhoge productie en haar nieuwe baan bij Oostpool. „Ik ben burn-out gegaan omdat mijn moeder ernstig ziek werd. Ik heb tien jaar lang met redelijk gemak 80 uur per week gewerkt. Het was pas toen er privé iets superingrijpends gebeurde dat ik me realiseerde dat ik mijn leven zo had ingericht dat ik geen klappen kon opvangen. Mijn moeder en ik hebben een vrij symbiotische relatie door alles wat we hebben meegemaakt, dus toen zij dreigde te overlijden aan kanker, was me dat te veel.”
Haar moeder was uitbehandeld verklaard in Maastricht, maar werd alsnog geopereerd in Leuven, en gered. Mede door haar dochters aandringen. „Mijn vader en ik zijn nogal assertieve types. Een vrouw met wie we in het asielzoekerscentrum zaten, vertelde dat haar man dezelfde diagnose kreeg in Maastricht, maar in Leuven wel werd behandeld. En nog steeds leeft. Toen hebben we die stap ook gezet. Het was de wildste rit van mijn leven.”
Ze realiseert zich hoeveel geluk ze hadden. „Mijn broer en ik zijn goed opgeleid, dus we beschikken over de taalvaardigheid om een second opinion af te dwingen. Dat is een pijnlijk gegeven, want het voelt als een privilege. Mijn hart gaat uit naar al die mensen, niet alleen met een migratieachtergrond, die daar niet over beschikken. Die niet dit verschil tussen leven en dood kunnen maken. Ik besef dat er daardoor mensen voor niks overlijden. Dat is woestmakend.”
Bukvić is een expressief verteller, met stevige klemtonen en bewegende handen. Maar als ze het belang van haar Bosnische moeder in haar leven schetst, wordt ze emotioneel. „Mijn moeder is het allerbeste in mijn leven. Zij was jong, 22, toen ze mij kreeg. Ze was 25 toen de oorlog in Joegoslavië begon. Ze is alleen met mij gevlucht.” Haar Kroatische vader bleef in eerste instantie achter. „We hadden een eigen zaak en er waren twee families om voor te zorgen. En we dachten snel terug te kunnen.” Het werden jaren in een Limburgs asielzoekerscentrum, van haar tweede tot vijfde – „vormende jaren”.
De ziekte heeft er behoorlijk bij mijn moeder ingehakt, zegt ze. „Verschrikkelijk. Ze hebben ook haar stembanden moeten verwijderen. Terwijl mijn moeder prachtige monologen kon houden. Ze zou de meest fantastische actrice zijn geweest. Om haar in zo’n zwakke positie te zien, is heel zwaar.” Het verhalen vertellen heeft ze van haar moeder, beaamt ze. „En sensitiviteit en zachtheid van mijn vader.”
Voor haar moeder koopt ze altijd al cadeautjes, van bloemen tot weekendjes weg. „Niet omdat ik mijn gevoel met materiële dingen wil uitdrukken, maar ik herinner me de tijd waarin we dat niet hadden. Dus koop ik een Prada-zonnebril voor haar. Het leven heeft ons geprobeerd te naaien. Het heeft ons veel afgepakt: familie, status, geld, ons land, onze identiteit. Maar we hebben het heft in handen genomen en we hebben het teruggenaaid. Zo voelde het toen we voor elkaar kregen dat mijn moeder in Leuven geopereerd kon worden. Dat is leuk aan mijn familie: wij zijn goed in het leven terugnaaien.” Dan hoort ze zichzelf en lacht: „Dit wordt een heerlijk NRC-interview …”
Niet toevallig verbeeldt het stuk dat Bukvić dit najaar regisseert, The Almighty Sometimes, van schrijfster Kendall Feaver, voor een belangrijk deel een moeder-dochterrelatie. In het stuk twist de achttienjarige Anna met haar moeder over de vraag of ze nog de medicijnen moet slikken die ze al vanaf haar elfde neemt, vanwege haar bipolaire stoornis. Haar moeder ziet dat de pillen haar kind helpen. Maar Anna vraagt zich af wie ze eigenlijk is, nadat ze de fantasierijke verhalen terugleest die ze als kind schreef. Is ze eigenlijk niet een wonderkind, wiens genialiteit door pillen is gedempt?
Bukvić denkt dat het publiek veel van de problematiek zal herkennen. „Iedereen kent wel iemand in zijn familie of in zijn omgeving die worstelt met depressie of een andere psychische kwetsbaarheid. Dan weet je hoe moeilijk het is om als betrokkene de balans te vinden tussen liefhebben en zorgen of loslaten en afstand nemen.”
Dat weet ze ook uit eigen ervaring. „Mijn oom, mijn moeders broer, is psychiatrisch patiënt. Jarenlang zag ik hoeveel moeite zij had met iemand die om zich heen slaat én hulp nodig heeft. Wat doe je als een volwassen persoon niet geholpen wil worden?” Het contact met de oom is verbroken. „De vraag is altijd: waar trek je de grens? Dat is: als het ten koste gaat van je gezondheid. Die grens was helaas bereikt. Wat natuurlijk vreselijk verdrietig is.”
Herken je in het stuk iets van je eigen moeder-dochterrelatie?
„Op een omgekeerde manier. Mentale gezondheid is een taboeonderwerp in de Balkan-cultuur. Of het gaat prima met je, of je bent knet-ter-gek! Na het maken van Nobody Home in 2014, waarvoor ik al onze vluchtelingentrauma’s had opgerakeld, raakte ik in een depressie. Ik ben naar een psycholoog gegaan en heb een tijd medicatie geslikt. Dát opbiechten aan mijn moeder, was het engste dat ik ooit heb gedaan.”
Waarom?
„Als kind van migranten probeer je je ouders te ontzien. Je wil ze niet nog meer stress en verdriet bezorgen. En zeggen dat je depressief bent, voelt bijna alsof je zegt: jullie hebben het niet goed gedaan, mij niet genoeg beschermd. Maar ik heb ook die emancipatiedrang, om onze cultuur verder te brengen. En mijn moeder verdiende dat ik eerlijk was. Dus ik heb het verteld. Maar ik heb veel vrienden uit voormalig Joegoslavië die met ditzelfde probleem struggelen. Veel van die generatie, millennials, willen top of their game zijn, voor hun ouders, uit compensatiedrang, ten koste van henzelf.”
Hoe reageerde je moeder?
„Ze schrok. Maar ze reageerde tien keer beter dan ik van tevoren had bedacht. Dat is het ding natuurlijk: veel regels en wetten in een cultuur zijn onuitgesproken. Je pikt als kind een sfeer en een stemming op en interpreteert die.
Mijn leven ging zo: ellende, ellende, ellende, toneelschool, maakbaar, maakbaar, maakbaar, succes, succes, succes. En dan boem
„Als regisseur ben ik iemand die iets aan de werkelijkheid wil veranderen. Het is een soort godscomplex. Maar als je moeder zo ziek wordt, heb je geen grip op de werkelijkheid. Dat is denk ik de reden dat ik burn-out ben gegaan. De maakbaarheid van mijn leven had plots een grens.
„Het is een gezonde wake-upcall. Je moet je voorstellen, mijn leven ging zo: ellende, ellende, ellende, toneelschool, maakbaar, maakbaar, maakbaar, succes, succes, succes. En dan boem.”
Had je toen net als Anna de vraag, bij het slikken van antidepressiva: ben ik nog wie ik was?
„Ik heb me die vraag wel gesteld. Maar ik was er zo slecht aan toe dat ik wist dat er maar één ding belangrijk was en dat was overleven. Er weer uitkomen. Bovendien: ik heb respect voor de generatie van mijn ouders, maar ze laten zich erop voorstaan dat zij al die shit hebben meegemaakt zonder naar een psycholoog te zijn gegaan en zonder pillen. En dus proberen ze ons een beetje te snowflaken. Dan denk ik: waarom zou ik niet gebruik maken van de luxe die de westerse wereld mij kan bieden op het vlak van geneeskunde? Ik heb hulp nodig.
„Dat is ook een reden om dit te vertellen. Ik hoop dat andere migrantenkinderen, of mensen uit voormalig Joegoslavië dit lezen en zich gesteund voelen om te kiezen voor hun mentale gezondheid. Want de trots van onze mensen maakt ons kapot.”
Renée Soutendijk
Ze heeft veel zin om dit alles aan te gaan in haar nieuwe regie. Met haar geweldige acteurs, betoogt ze. Met de 27-jarige Selin Akkulak („hét talent van haar generatie”) als Anna, Maartje Remmers (van Wunderbaum) als haar moeder, Mika de Pee („jong talent”) als vriend en Renée Soutendijk („een levende legende”) als therapeut.
Filmster Soutendijk past in het rijtje tv- en filmacteurs dat Bukvić en haar regisseurs sinds haar aantreden voor voorstellingen van Oostpool wist te strikken: Thijs Römer, Susan Visser, Hadewych Minis, Jim Bakkum, Liz Snoijink. Een in het theater zeldzaam castingbeleid.
Bukvić: „Fijn dat het opvalt. Maar eerst: wij casten de mensen van wie we denken dat ze het beste zijn voor de rol. Het is wel leuk dat acteurs die lang film en televisie hebben gedaan bij ons een comeback in het theater maken. Ook omdat de kwaliteiten van die acteurs soms worden veronachtzaamd. De free publicity die het meebrengt, is meegenomen. Want het is belangrijk vooor ons om nieuw publiek te vinden. Dus ik was dolgelukkig toen RTL Boulevard een item over Jim Bakkum in Showmeister kwam maken.”
Hoe kreeg je Soutendijk zo ver?
„Renée Soutendijk is gewoon komen auditeren. Waanzinnig toch? Het getuigt van een ongelooflijke bescheidenheid. Ik heb acteurs meegemaakt, lang niet van haar statuur, die zeggen: ‘Ik auditeer niet’. Nou, dan heb je aan mij een hele verkeerde. Ik mag toch wel even kijken of jij in de rol past? En of wij kunnen samenwerken?”
Wat wil je met theater bereiken?
„Ik wil de wereld verbeteren. Dat is een antwoord waar ik jaren omheen heb gedraaid. Want ik heb geleerd dat we dat in Nederland hoogdravend vinden. Een beetje vies, een beetje naïef, een beetje dommig. Je bent een moraalridder. Terwijl ik wéét dat je de wereld kan verbeteren met theater. Ik heb het geluk gehad dat er ongelooflijk veel publiekservaringen met mij zijn gedeeld. Van mensen die vrijwilligerswerk zijn gaan doen tot mensen die uit de kast gekomen zijn. Die voor zichzelf hebben gekozen. Die zich door Meskina niet in een relatie laten dwingen op hun 30ste omdat ze bang zijn dat hun cultuur hen anders uitgerangeerd vindt. Hoe verander je de wereld? Door mensen te inspireren om te veranderen.”
Past dat bij je ambitie om in de toekomst in Londen te willen werken?
„Zeker. Londen zie ik toch wel als de Europese hoofdstad van het theater. Ik heb mooie dingen gemaakt die door relatief weinig mensen zijn gezien. Als in Londen iets goed is, dan gaat het naar West End en dan bereik je veel meer mensen. Dat heeft veel meer impact. En dat is toch wat ik wil: impact maken.”