Daria Bukvić is terug. En dat is goed nieuws voor de theaterliefhebber. Tweeënhalfjaar geleden deed de artistieke directeur van het Arnhemse Theater Oostpool haar laatste regie (het bejubelde Midzomernachtsdroom), dit najaar maakt ze haar comeback met The Almighty Sometimes.
Wie haar stappen volgt op sociale media, ziet vrolijke foto’s waarop ze het leven weer uitbundig omarmt, na een flinke burn-out in 2022/2023. „2023 was het zwaarste jaar van mijn leven. By far.” Inmiddels werkt ze al bijna een jaar fulltime, maar zonder nieuwe voorstellingen te maken. „Het was beter het directeurschap niet meteen weer te combineren met regies”, zegt ze bij een gesprek op haar kantoor.
Bukvić, geboren in Bosnië en op haar tweede met haar moeder naar Nederland gevlucht, werd in 2021, op haar 31ste, aangesteld als opvolger van Marcus Azzini, die vertrok wegens grensoverschrijdend gedrag. Datzelfde jaar was ze ‘creative producer’ van tv-serie Zina, regisseerde ze de film Meskina, de voorstelling Girls & Boys, en deed ze de co-regie van Hollandsch Glorie.
Haar directeurschap volgde op spraakmakende en onvergetelijke voorstellingen als Nobody Home (verhalen van vluchtelingen), Othello (over racisme) en Melk & Dadels (verhalen van Marokkaans-Nederlandse vrouwen). Steeds kreeg de diverse samenleving zowel thematisch als in de casting de hoofdrol, terwijl de toon licht en humorvol bleef. Na het fabuleuze Girls & Boys en de herrijzenis van Oostpool noemde NRC haar in de zomer van 2022 ‘de kroonprinses van het Nederlands theater’.
Om misverstanden te voorkomen: de burn-out was niet het gevolg van haar torenhoge productie en haar nieuwe baan bij Oostpool. „Ik ben burn-out gegaan omdat mijn moeder ernstig ziek werd. Ik heb tien jaar lang met redelijk gemak 80 uur per week gewerkt. Het was pas toen er privé iets superingrijpends gebeurde dat ik me realiseerde dat ik mijn leven zo had ingericht dat ik geen klappen kon opvangen. Mijn moeder en ik hebben een vrij symbiotische relatie door alles wat we hebben meegemaakt, dus toen zij dreigde te overlijden aan kanker, was me dat te veel.”
Haar moeder was uitbehandeld verklaard in Maastricht, maar werd alsnog geopereerd in Leuven, en gered. Mede door haar dochters aandringen. „Mijn vader en ik zijn nogal assertieve types. Een vrouw met wie we in het asielzoekerscentrum zaten, vertelde dat haar man dezelfde diagnose kreeg in Maastricht, maar in Leuven wel werd behandeld. En nog steeds leeft. Toen hebben we die stap ook gezet. Het was de wildste rit van mijn leven.”
Ze realiseert zich hoeveel geluk ze hadden. „Mijn broer en ik zijn goed opgeleid, dus we beschikken over de taalvaardigheid om een second opinion af te dwingen. Dat is een pijnlijk gegeven, want het voelt als een privilege. Mijn hart gaat uit naar al die mensen, niet alleen met een migratieachtergrond, die daar niet over beschikken. Die niet dit verschil tussen leven en dood kunnen maken. Ik besef dat er daardoor mensen voor niks overlijden. Dat is woestmakend.”
Bukvić is een expressief verteller, met stevige klemtonen en bewegende handen. Maar als ze het belang van haar Bosnische moeder in haar leven schetst, wordt ze emotioneel. „Mijn moeder is het allerbeste in mijn leven. Zij was jong, 22, toen ze mij kreeg. Ze was 25 toen de oorlog in Joegoslavië begon. Ze is alleen met mij gevlucht.” Haar Kroatische vader bleef in eerste instantie achter. „We hadden een eigen zaak en er waren twee families om voor te zorgen. En we dachten snel terug te kunnen.” Het werden jaren in een Limburgs asielzoekerscentrum, van haar tweede tot vijfde – „vormende jaren”.
De ziekte heeft er behoorlijk bij mijn moeder ingehakt, zegt ze. „Verschrikkelijk. Ze hebben ook haar stembanden moeten verwijderen. Terwijl mijn moeder prachtige monologen kon houden. Ze zou de meest fantastische actrice zijn geweest. Om haar in zo’n zwakke positie te zien, is heel zwaar.” Het verhalen vertellen heeft ze van haar moeder, beaamt ze. „En sensitiviteit en zachtheid van mijn vader.”
Voor haar moeder koopt ze altijd al cadeautjes, van bloemen tot weekendjes weg. „Niet omdat ik mijn gevoel met materiële dingen wil uitdrukken, maar ik herinner me de tijd waarin we dat niet hadden. Dus koop ik een Prada-zonnebril voor haar. Het leven heeft ons geprobeerd te naaien. Het heeft ons veel afgepakt: familie, status, geld, ons land, onze identiteit. Maar we hebben het heft in handen genomen en we hebben het teruggenaaid. Zo voelde het toen we voor elkaar kregen dat mijn moeder in Leuven geopereerd kon worden. Dat is leuk aan mijn familie: wij zijn goed in het leven terugnaaien.” Dan hoort ze zichzelf en lacht: „Dit wordt een heerlijk NRC-interview …”
Niet toevallig verbeeldt het stuk dat Bukvić dit najaar regisseert, The Almighty Sometimes, van schrijfster Kendall Feaver, voor een belangrijk deel een moeder-dochterrelatie. In het stuk twist de achttienjarige Anna met haar moeder over de vraag of ze nog de medicijnen moet slikken die ze al vanaf haar elfde neemt, vanwege haar bipolaire stoornis. Haar moeder ziet dat de pillen haar kind helpen. Maar Anna vraagt zich af wie ze eigenlijk is, nadat ze de fantasierijke verhalen terugleest die ze als kind schreef. Is ze eigenlijk niet een wonderkind, wiens genialiteit door pillen is gedempt?
Bukvić denkt dat het publiek veel van de problematiek zal herkennen. „Iedereen kent wel iemand in zijn familie of in zijn omgeving die worstelt met depressie of een andere psychische kwetsbaarheid. Dan weet je hoe moeilijk het is om als betrokkene de balans te vinden tussen liefhebben en zorgen of loslaten en afstand nemen.”
Dat weet ze ook uit eigen ervaring. „Mijn oom, mijn moeders broer, is psychiatrisch patiënt. Jarenlang zag ik hoeveel moeite zij had met iemand die om zich heen slaat én hulp nodig heeft. Wat doe je als een volwassen persoon niet geholpen wil worden?” Het contact met de oom is verbroken. „De vraag is altijd: waar trek je de grens? Dat is: als het ten koste gaat van je gezondheid. Die grens was helaas bereikt. Wat natuurlijk vreselijk verdrietig is.”
Herken je in het stuk iets van je eigen moeder-dochterrelatie?
„Op een omgekeerde manier. Mentale gezondheid is een taboeonderwerp in de Balkan-cultuur. Of het gaat prima met je, of je bent knet-ter-gek! Na het maken van Nobody Home in 2014, waarvoor ik al onze vluchtelingentrauma’s had opgerakeld, raakte ik in een depressie. Ik ben naar een psycholoog gegaan en heb een tijd medicatie geslikt. Dát opbiechten aan mijn moeder, was het engste dat ik ooit heb gedaan.”
Waarom?
„Als kind van migranten probeer je je ouders te ontzien. Je wil ze niet nog meer stress en verdriet bezorgen. En zeggen dat je depressief bent, voelt bijna alsof je zegt: jullie hebben het niet goed gedaan, mij niet genoeg beschermd. Maar ik heb ook die emancipatiedrang, om onze cultuur verder te brengen. En mijn moeder verdiende dat ik eerlijk was. Dus ik heb het verteld. Maar ik heb veel vrienden uit voormalig Joegoslavië die met ditzelfde probleem struggelen. Veel van die generatie, millennials, willen top of their game zijn, voor hun ouders, uit compensatiedrang, ten koste van henzelf.”
Hoe reageerde je moeder?
„Ze schrok. Maar ze reageerde tien keer beter dan ik van tevoren had bedacht. Dat is het ding natuurlijk: veel regels en wetten in een cultuur zijn onuitgesproken. Je pikt als kind een sfeer en een stemming op en interpreteert die.
Mijn leven ging zo: ellende, ellende, ellende, toneelschool, maakbaar, maakbaar, maakbaar, succes, succes, succes. En dan boem
„Als regisseur ben ik iemand die iets aan de werkelijkheid wil veranderen. Het is een soort godscomplex. Maar als je moeder zo ziek wordt, heb je geen grip op de werkelijkheid. Dat is denk ik de reden dat ik burn-out ben gegaan. De maakbaarheid van mijn leven had plots een grens.
„Het is een gezonde wake-upcall. Je moet je voorstellen, mijn leven ging zo: ellende, ellende, ellende, toneelschool, maakbaar, maakbaar, maakbaar, succes, succes, succes. En dan boem.”
Had je toen net als Anna de vraag, bij het slikken van antidepressiva: ben ik nog wie ik was?
„Ik heb me die vraag wel gesteld. Maar ik was er zo slecht aan toe dat ik wist dat er maar één ding belangrijk was en dat was overleven. Er weer uitkomen. Bovendien: ik heb respect voor de generatie van mijn ouders, maar ze laten zich erop voorstaan dat zij al die shit hebben meegemaakt zonder naar een psycholoog te zijn gegaan en zonder pillen. En dus proberen ze ons een beetje te snowflaken. Dan denk ik: waarom zou ik niet gebruik maken van de luxe die de westerse wereld mij kan bieden op het vlak van geneeskunde? Ik heb hulp nodig.
„Dat is ook een reden om dit te vertellen. Ik hoop dat andere migrantenkinderen, of mensen uit voormalig Joegoslavië dit lezen en zich gesteund voelen om te kiezen voor hun mentale gezondheid. Want de trots van onze mensen maakt ons kapot.”
Renée Soutendijk
Ze heeft veel zin om dit alles aan te gaan in haar nieuwe regie. Met haar geweldige acteurs, betoogt ze. Met de 27-jarige Selin Akkulak („hét talent van haar generatie”) als Anna, Maartje Remmers (van Wunderbaum) als haar moeder, Mika de Pee („jong talent”) als vriend en Renée Soutendijk („een levende legende”) als therapeut.
Filmster Soutendijk past in het rijtje tv- en filmacteurs dat Bukvić en haar regisseurs sinds haar aantreden voor voorstellingen van Oostpool wist te strikken: Thijs Römer, Susan Visser, Hadewych Minis, Jim Bakkum, Liz Snoijink. Een in het theater zeldzaam castingbeleid.
Bukvić: „Fijn dat het opvalt. Maar eerst: wij casten de mensen van wie we denken dat ze het beste zijn voor de rol. Het is wel leuk dat acteurs die lang film en televisie hebben gedaan bij ons een comeback in het theater maken. Ook omdat de kwaliteiten van die acteurs soms worden veronachtzaamd. De free publicity die het meebrengt, is meegenomen. Want het is belangrijk vooor ons om nieuw publiek te vinden. Dus ik was dolgelukkig toen RTL Boulevard een item over Jim Bakkum in Showmeister kwam maken.”
Hoe kreeg je Soutendijk zo ver?
„Renée Soutendijk is gewoon komen auditeren. Waanzinnig toch? Het getuigt van een ongelooflijke bescheidenheid. Ik heb acteurs meegemaakt, lang niet van haar statuur, die zeggen: ‘Ik auditeer niet’. Nou, dan heb je aan mij een hele verkeerde. Ik mag toch wel even kijken of jij in de rol past? En of wij kunnen samenwerken?”
Wat wil je met theater bereiken?
„Ik wil de wereld verbeteren. Dat is een antwoord waar ik jaren omheen heb gedraaid. Want ik heb geleerd dat we dat in Nederland hoogdravend vinden. Een beetje vies, een beetje naïef, een beetje dommig. Je bent een moraalridder. Terwijl ik wéét dat je de wereld kan verbeteren met theater. Ik heb het geluk gehad dat er ongelooflijk veel publiekservaringen met mij zijn gedeeld. Van mensen die vrijwilligerswerk zijn gaan doen tot mensen die uit de kast gekomen zijn. Die voor zichzelf hebben gekozen. Die zich door Meskina niet in een relatie laten dwingen op hun 30ste omdat ze bang zijn dat hun cultuur hen anders uitgerangeerd vindt. Hoe verander je de wereld? Door mensen te inspireren om te veranderen.”
Past dat bij je ambitie om in de toekomst in Londen te willen werken?
„Zeker. Londen zie ik toch wel als de Europese hoofdstad van het theater. Ik heb mooie dingen gemaakt die door relatief weinig mensen zijn gezien. Als in Londen iets goed is, dan gaat het naar West End en dan bereik je veel meer mensen. Dat heeft veel meer impact. En dat is toch wat ik wil: impact maken.”