We weten het van Tolstoi: elk gelukkig gezin is hetzelfde, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op eigen wijze. Dat levert stof op voor grootse romans, toneelstukken en films. Je gunt elke kunstenaar een nare jeugd.
De Duitse cineast Matthias Glasner lijkt op dat punt verwend, als de opdracht van zijn vileine gezinsportret Sterben althans niet ironisch bedoeld is: ‘Aan mijn familie, levend en overleden’. Want dat zowel vader Gerd als moeder Lissy Lunies emotieloos en met een professionele lijkrede uitgestrooid wordt in een ‘rustbos’ is geen toeval: dit is een kil, kaal, gevoelsarm gezin.
Vader Gerd dwaalt bij aanvang met blote billen door de buurt, zwaar dementerend. Moeder Lissy kan niet langer voor hem zorgen; haar treffen we zittend in eigen diarree. Ze is best blij als Gerd uit huis moet: eindelijk alleen. Wanneer hij ’s avonds uit het verpleeghuis wegloopt en in de stromende regen thuis aanklopt, blijft de deur dicht.
Moeder Lissy is bitter, wantrouwig, afhoudend, passief-agressief. In drie hoofdstukken maken we kennis met haar nageslacht: zoon Thomas en dochter Ellen, elk op eigen manier verknipt. Thomas speelt op verzoek van zijn ex Liv vader over de baby van haar andere ex Mortiz, wat tot rancuneuze vaderstrijd leidt die Liv graag aanwakkert. Als dirigent van een conservatoriumorkest werkt Thomas aan de opvoering van het magnus opus Sterben van zijn beste vriend Bernard, een pathologisch onzekere dramaqueen die wentelt in eigen misère en zich onmogelijk gedraagt.
Dan is er zus Ellen, ‘een agent van chaos’: haar treffen we in een uitgewoonde hotelkamer in een stad die tot haar eigen verrassing Tallinn blijkt te zijn. Terug in Hamburg begint een katerige werkdag als tandartsassistente; meerdere patiënten zullen ontdekken dat haar werk zich slecht verdraagt met alcoholisme. Ellen lijkt een ideale partner te vinden in tandarts Sebastian, die in een dronken orgie een kies laat trekken met een waterpomptang.
Geen wonder dat elke ontmoeting van dit uiteengeslagen gezin eindigt in een kettingbotsing. Zo komt Thomas te laat op pa’s uitstrooiing – niet echt toeval – en bekent hij aan zijn moeder achteraf dat hij nooit op bezoek kwam omdat hij haar niet wilde zien. Zij vertelt op haar beurt dat ze hem als krijsbaby ooit gewoon op de grond smeet en ging shoppen. Waarop ze beiden opbiechten een hekel aan elkaar te hebben; als moeder vertelt over haar vaginale kanker – „Binnenkort snijden ze mijn schaamlippen af” – knarst Thomas dat het spijtigste nog is dat hem dat volledig koud laat.
Bokkige zelfdestructie
Elke zin een oorvijg: heerlijk. Sterben doet dat zo’n drie uur, beslist niet te lang voor dit door de top van de Duitse bühne voortreffelijk geacteerde, theatrale monument van misantropie. Beide kinderen zijn ongelukkig. Thomas, het alter ego van de regisseur, draait zich zwaarmoedig vast in verlammende complicaties, Ellen vlucht in de roes en maakt zichzelf wijs dat haar bokkige zelfdestructie een soort rebellie is. En zo koerst de film af op een crescendo, waar Thomas iets doet wat je kan zien als dapper of laf, loyaal of opportunistisch, maar wat in elk geval bevrijdend werkt. En ook niet slecht is voor zijn muzikale loopbaan, al is er na de triomf van zijn concert altijd wel een criticus die lispelt dat het „een scheet in het gezicht van de avant-garde” was.
Glasners wereld is verstoken van empathie. Trigger warning: ongeschikt voor depressieve mensen, want de dood is een verlossing. Voor meer opgewekte geesten is Sterben een gitzwarte komedie van zeer hoog niveau.
Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.