Stijn Bouma maakte een speelfilm over het Toeslagenschandaal: ‘We leven in een klassenmaatschappij zonder vangnet’

De timing kon niet beter. Vlak voor het begin van het parlementaire jaar gaat de eerste speelfilm over het toeslagenschandaal in première. Een explosieve mix van een slow burning thriller en een confronterend noodlotsdrama, die nog dagen emotioneel nadreunt. Een Nederlandse variant op het sociaalrealisme waarmee de Waalse Dardenne-broers of de Engelse filmmaker Ken Loach (denk: I, Daniel Blake over de Britse sociale dienst) al decennialang onrecht aan de kaak stellen. Al is regisseur Stijn Bouma (1991) het niet helemaal met die vergelijking eens, maar daarover zo meer.

We volgen in de film de pas gescheiden Meral die met haar twee dochters in Almere woont, de gemeente waar relatief veel gedupeerden van de toeslagenaffaire wonen. Omdat ze een groot bedrag aan kindertoeslag moet terugbetalen wordt er beslag gelegd op haar inkomen en komt ze in een neerwaartse spiraal. Ondertussen ontdekt ze dat ze wordt gevolgd door een sociaal rechercheur die een zaak tegen haar aan het opbouwen is. Een schrijnend voorbeeld van hoe kabinetten-Rutte de rechten van burgers die toeslagen en bijstand ontvangen geleidelijk hebben verminderd. Bouma noemt de obsessie met fraude „een tango tussen VVD en PVV” die rond 2010 werd ingezet met het eerste kabinet-Rutte: „In het regeerakkoord was opgenomen dat er 180 miljoen euro aan bijstandsfraude moest worden opgehaald.”

Guerrillastijl

Het is niet Bouma’s eerste film over de affaire. Al tijdens de pandemie maakte hij, guerrillastijl, zonder veel geld en opsmuk de later door BNNVARA opgepakte documentaire Alleen tegen de staat (2021), waarin hij vijf gedupeerde vrouwen aan het woord liet. „Het waren vaak vrouwen. ‘Alleenstaande moeder’ was een alarmsignaal in de risicoprofielen van de Belastingdienst. Net zoals iemands achternaam of (dubbele) nationaliteit.” Alleen tegen de staat was een van de invloedrijkste films van de afgelopen jaren. Hij werd vertoond in de Tweede Kamer, waarna de meeste Kamerleden voor het eerst in gesprek gingen met de mensen om wie het draaide. Gezichten. Namen. Geen dossiernummers. Met de docu Sheila versus de staat (2023) ging Bouma dieper in op het leven van een van de benadeelde vrouwen.

De Toeslagenaffaire mag met recht één van de grootste politieke en bestuurlijke schandalen in de recente geschiedenis worden genoemd, met inmiddels ruim 37.000 erkende gedupeerden. Dankzij onderzoeksjournalisten en klokkenluiders ging sinds 2017 de beerput beetje bij beetje open. Wat begon met onterechte fraudeverdenkingen met kindertoeslag en rigide terugvorderingen, bleek terug te gaan tot het begin van de eeuw en betrof slecht geprogrammeerde algoritmes, en een wirwar van regels, toeslagen en instanties. Het leidde tot de val van Rutte III, die al in zijn tijd als staatssecretaris van Sociale Zaken (2002-2004) een wet wilde invoeren die fraudeonderzoek onder specifieke bevolkingsgroepen mogelijk zou maken. Het was een politiek klimaat waarin instellingen als de Belastingdienst konden uitgroeien tot bureaucratische monsters: afdelingen werkten langs elkaar heen en bezwaren verdwenen onder in een la of de digitale prullenbak en werden vaak bewust elders gecategoriseerd zodat ze niet als officieel bezwaar in behandeling zouden moeten worden genomen. Tel daar een algehele sfeer van wantrouwen, vooroordelen en verdachtmakingen bij op. Het gevolg: tienduizenden ontwrichte huishoudens met enorme schulden, armoedeval, werkloosheid, psychische problemen en uit huis geplaatste kinderen.

Kafkaëske situaties

Bouma vertelt hoe hij voor het eerst van de affaire hoorde in een online lezing van toenmalig CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt in oktober 2020: „Ik zag alles wat hij vertelde als een film aan me voorbijtrekken: het drama, het onrecht, beelden van mensen die gedwongen hun huis moesten verkopen, aan de kant van de weg uit hun auto werden gezet, scheidingen, kafkaëske situaties. Ik voelde direct hoe groot en diep het was. Het was middenin de pandemie, dus ik had alle tijd om erin te duiken.”

De verhalen van de gedupeerden van de Toeslagenaffaire raakten hem diep: „Onterecht beschuldigd worden, het gevoel alleen op de wereld te zijn, in de problemen raken en dan bij niemand kunnen aankloppen, of instanties om hulp vragen die je vervolgens nog dieper in de shit brengen. En hoe dat mensen veranderde, traumatiseerde, hoe ze zichzelf kwijtraakten door het voortdurende wantrouwen en de stress.”

Hij zocht contact met onderzoeksjournalisten Jan Kleinnijenhuis van Trouw en Pieter Klein van RTL Nieuws, en politici als Omtzigt en Renske Leijten van de SP: „In 2020 kwam het eerste parlementaire onderzoek en in januari 2021 viel Rutte III. Dus toen raakte de sneeuwbal helemaal aan het rollen. Maar wat gebeurde er? Bij de verkiezingen stemde heel Nederland dezelfde mensen weer terug in het zadel. Ik moest mijn woede en verbazing omzetten in een film. Dat is onze plicht als filmmakers en als burgers: mensen in de ogen kijken.”

Dat leerde hij tijdens zijn studie aan de filmschool van de Hongaarse regisseur Béla Tarr in Sarajevo. Drie jaar kreeg hij les van belangrijke filmmakers als Apichatpong Weerasethakul, Atom Egoyan en Carlos Reygdas. „In Sarajevo lagen de verhalen op straat. Oorlog, trauma, onrecht. Béla leerde ons daarnaar kijken. Met empathie en engagement, maar zonder valse romantiek.” Zijn tweedejaarsfilm Lelja (2017) werd geselecteerd voor de Cinéfondation van het filmfestival van Cannes en zijn afstudeerfilm Regained Memory (2018) beleefde zijn wereldpremière op het filmfestival van Karlovy Vary. „Terug in Nederland ging ik op zoek naar wat ik als maker urgent genoeg vind om te vertellen, in plaats van de toch wel vaak decadente problemen waar de meeste films over gaan.”

Net als in zijn documentaires blijft Bouma in De jacht op Meral Ö dicht bij de feiten. Maar het speelfilmformat stelt hem ook in staat om in de huid te kruipen van de voetknechten van de affaire, die tot nu toe niet in het zicht waren, zoals opsporingsambtenaar Ron. „Het was ook een manier om Hannah Ahrendts banaliteit van het kwaad te laten zien. Op sommige momenten kun je zelfs denken dat Ron een goedaardige sukkel is, ware het niet dat hij in een giftige werkomgeving is beland en gedreven wordt door iets wat misschien nog wel veel gevaarlijker dan vooroordelen is in een bureaucratie: ambitie. Hij wil graag hogerop komen, meer verdienen, huisje-boompje-beestje voor zijn vrouw en merkt dat dat alleen gaat als hij zich aanpast aan het unverfroren racisme van zijn leidinggevende. Ik wilde ook de gewetenswroeging en de angstcultuur laten zien.

De jacht op Meral Ö moest niet een puur sociaal-realistische film worden, zoals de Dardennes dat doen, of Ken Loach”, legt Bouma uit, die het scenario samen met Roelof Jan Minneboo schreef. „In hun films blijft het systeem vaak op de achtergrond. Maar ik wilde juist laten zien hoe die twee werelden naast elkaar bestaan en de ideologie erachter zichtbaar maken. Zodat de toeschouwer zou gaan denken: ‘Maar ben ik niet ook medeplichtig aan het systeem?’ ‘Heb ik niet ook gedacht: waar rook is, is vuur?’”

Machteloosheid

De jacht op Meral Ö moest de kijker ‘in het oog van de storm’ brengen, zegt hij. „We leven in een klassenmaatschappij zonder vangnet.” Door het gebruik van lange takes geeft hij de toeschouwer ruimte om zelf na te denken, én versterkt hij het gevoel van machteloosheid: „Het gaat maar door.”

Tegelijkertijd deed hij er van alles aan om „Meral niet als een slachtoffer neer te zetten. Ze is slim, mondig, grappig. Mensen mochten geen moment het idee krijgen dat het zou komen omdat ze geen mondige burger is. Want dat is de kwaal van onze tijd. Dat we denken dat alles aan iemand zelf ligt. Z’n succes en z’n ellende. We hebben haar zelfs een beetje edgier gemaakt dan nodig. Laat de toeschouwer maar even denken dat ze zwart werkt. En wat dan nog? Stel dat ze niet 100 procent een engeltje is, is wat ze voor haar kiezen krijgt dan wel proportioneel? De film heeft geen ingewikkelde plot. Er is eigenlijk maar één vraag: zal Meral erin slagen om aan haar situatie te ontsnappen?”

Ook rondom de release van De jacht op Meral Ö wordt de politiek gemobiliseerd en worden impactcampagnes georganiseerd. „Het is belangrijk dat de film wordt bekeken door de mensen die het aangaat, maar ook door de mensen die denken dat het ze niet aangaat. Want we moeten elkaar als mensen echt weer leren vertrouwen, in plaats van ons tegen elkaar laten opzetten door politiek en bureaucratie. Mijn droom is dat gemeenten en gedupeerden samen in een zaal zitten en dan napraten.”