Volendam

Marcel van Roosmalen

Op het parkeerterrein bij de Vomar staat sinds kort ook op de donderdagen een viskraam. Ik schrijf ‘ook’, omdat er op vrijdagen een andere viskraam staat. De kraam kwam uit Volendam. Logisch: alle viskramen komen uit Volendam. Al de glazenwassers, alle dakdekkers, alle huisschilders, alle loodgieters in ons dorp komen uit Volendam. Bij evenementen komen ook alle particuliere bewakers uit Volendam.

Ik bestelde een portie kibbeling. Ik vroeg aan de visverkoper of hij een echte Volendammer was. Domme vraag natuurlijk, Volendammers geven nooit iets uit handen aan iemand die niet uit Volendam komt. Natuurlijk was hij een Volendammer.

Volendammers zijn onuitgesproken trots op hun, objectief gezien, helemaal niet zo mooie dorp. Zo trots dat ze het niet eens hoeven te zeggen. Je ziet het dorp terug in hun gezichten, in hun met grote letters bedrukte kleding, je ziet het aan alles. Volendammers laten geen niet-Volendammers in hun Volendamse viskramen, die slaan ze er desnoods uit.

De Volendamse visverkoper gaf niet eens antwoord op mijn intens domme vraag, in plaats daarvan richtte hij zich tot een andere klant. Ze bestelde een vis, waarvan ik de naam niet verstond.

De Volendamse visverkoper pakte de vis en hield hem even boven het hoofd, zoals je een voetbalshawl omhooghoudt.

Ik denk dat dit in Volendam vaker gebeurt als ze trots zijn op een vis die ze verkopen.

Het dode dier werd met een kwak op een plastic snijplank gesmeten. „In Spakenburg snijden ze een vis zo…” Hij maakte met zijn fileermes een gebaar in de lengte. „Wij doen eerst dit…” Hij hakte met een korte beweging de kop van de mij onbekende vissoort.

„En dan doen we dit…”

Een korte trekkende beweging.

Hij smeerde het mes af aan zijn bebloede schort.

De Wormerse vrouw knikte en vroeg of dat Spakenburgse snijden niet veel makkelijker was. Tweede domme vraag die de Volendamse visverkoper in korte tijd te verstouwen kreeg.

„Voor ons niet.”

We keken vanuit de regen omhoog, naar de Volendammer met zijn mes. Hij had natuurlijk gelijk.

Ze betaalde en droop af.

Even later serveerde hij mij een portie kibbeling uit.

„Acht stukjes”, zei hij.

„Ja”, zei ik.

„Zo doen we dat in Volendam.”

Pas toen drong het tot me door dat de demonstratie vis snijden voor mij bedoeld was.

Vraag een Volendammer die in een Volendamse viskraam Volendamse vis verkoopt nooit of hij ook echt uit Volendam komt.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.