De Franse zomer is bijna voorbij, dus politiek Parijs maakt zich op voor de rentrée, het begin van het nieuwe politieke jaar. Nu september nadert, weet president Emmanuel Macron dat hij eraan moet geloven: zijn ‘politieke wapenstilstand’ tijdens de olympische zomer komt tot een einde en hij moet bekendmaken wie de nieuwe premier wordt, die vervolgens een regering gaat vormen.
Nadat Frankrijk bijna zes weken lang enkel een demissionaire regering heeft gehad – ongekend lang – geeft Macron vrijdag de aftrap voor een nieuw jaar. Hij heeft de leiders van de politieke partijen uitgenodigd op het Élysée voor „loyale en oprechte” gesprekken over de te vormen regering. De gesprekken duren tot en met maandag, waarna de nieuwe premier benoemd zal worden – een precieze datum daarvoor is nog niet genoemd.
Nog onzekerder is wíe die nieuwe premier wordt. Sinds de parlementsverkiezingen van 7 juli heeft Frankrijk een bijzonder verdeeld parlement dat grofweg bestaat uit drie blokken: links, kamp-Macron en radicaal-rechts. Het linkse blok NFP is de grootste groep, maar heeft bij lange na geen meerderheid.
Dit betekent dat er niet één logische partij is die de premier gaat leveren, wat heeft geleid tot weken van speculatie over wie de president zou kunnen kiezen. De afgelopen tijd passeerden zowel socialistische politici als oud-premier Bernard Cazeneuve als rechtse prominenten als oud-minister Xavier Bertrand de revue.
Lees ook
Het is volstrekt onduidelijk wie Frankrijk gaat leiden. Macron kiest ervoor de crisis te laten sudderen
NFP heeft een kandidaat
Wat wel zeker is, is dat het linkse blok NFP vrijdagochtend als eerste mag langskomen op het Élysée. De leiders van de verschillende linkse partijen binnen dat blok worden vergezeld door Lucie Castets, de directeur financiën van de gemeente Parijs die het NFP naar voren heeft geschoven als premierskandidaat.
De traditie wil dat de president een premier kiest uit de grootste politieke familie. Daarom vindt het NFP dat Castets de enige logische keuze is, zo schrijft de alliantie donderdag in een open brief. „Zoals in alle parlementaire democratieën moet de coalitie die [bij de verkiezingen] als beste uit de bus komt in staat worden gesteld een regering te vormen.”
De kans dat Macron Castets daadwerkelijk zal kiezen, is echter nihil: toen zij eind juli werd gepresenteerd toonde de president zich al weinig happig. En deze week benadrukten bronnen rond het Élysée in de Franse pers dat Macron geen regering wil aanstellen die „valt bij de eerste motie van censuur”. Bekend is dat de rechtse partijen een regering-Castets meteen ten val zouden willen brengen.
Hierbij speelt mee dat een linkse regering onder Castets waarschijnlijk gevormd zou worden met leden van de verschillende linkse partijen binnen NFP, óók van het hardlinkse LFI (La France Insoumise), de grootste partij binnen het verbond. En die partij ligt niet lekker bij veel rechtse en gematigde Fransen vanwege haar weinig constructieve houding en de constante stroom rellen waarbij ze betrokken is. Vorig weekend nog veroorzaakte LFI binnen en buiten NFP onrust door op te roepen tot een afzettingsprocedure tegen Macron – iets waar de andere linkse partijen niet achter staan.
LFI’ers storen zich er juist aan dat de namen van linkse politici die circuleren voor de premiersfunctie van de Socialistische Partij afkomstig zijn: van oudsher dé linkse regeringspartij. Naast Cazeneuve wordt de burgemeester van de Parijse voorstad Saint-Ouen genoemd, Karim Bouamrane. Die twee worden meer regeringswaardig geacht dan de luidruchtige LFI’ers, maar LFI wil als grootste linkse partij niet gepasseerd worden.
Lees ook
Niet chaos, maar rust en euforie in Parijs tijdens de Spelen. Hoe lang houdt het stand?
Rechtse partijen
Na het NFP komen vrijdag de leiders langs van de partijen die Macron steunen. Maandag volgen dan de leiders van het radicaal-rechtse Rassemblement National en Éric Ciotti, voorzitter van wat rest van de conservatief-rechtse Les Républicains (LR). Die partij implodeerde nadat Ciotti zonder overleg met de partijtop voor de parlementsverkiezingen een samenwerking aanging met het RN. Vervolgens weigerde hij te vertrekken als partijvoorzitter, waardoor er nu de facto twee partijen bestaan die dezelfde naam gebruiken. In de Assemblée zitten nu zowel gedeputeerden die bij Ciotti horen (en dus samenwerken met het RN) als LR-politici die de oude partijlijn voortzetten.
Het moge duidelijk zijn dat zowel op links als op rechts vooral veel intern geruzied wordt – en als men daar niet bezig mee is, dan wordt een stok gezocht om Macron te slaan. Zo oogstte de president de afgelopen weken veelvuldig de kritiek dat hij de impasse te lang laat voortsudderen en te autocratisch besluiten neemt. Met de komende gesprekken lijkt hij dat beeld te willen kantelen. Het zijn niet de beste omstandigheden voor het vormen van een „grote en zo stabiel mogelijke” coalitie, waar Macron zo vurig op hoopt. Dat Frankrijk geen sterke geschiedenis van coalitievorming heeft, werkt ook niet mee.
Maar rasoptimist Macron lijkt er zelf nog altijd vertrouwen in te hebben. Hij denkt nog altijd een coalitie te kunnen vormen van niet-extreme partijen (lees: alles behalve LFI en het RN). Volgens het Élysée „staat de president zij aan zij met de Fransen” en zal hij ervoor zorgen dat de verkiezingsuitslag van 7 juli wordt gerespecteerd. Na het weekend zal blijken of de president terecht optimistisch is of hij enkel onrealistische dromen heeft.
Op de Millennium-brug middenin Londen vergapen toeristen zich aan het uitzicht over de Theems, aan de St. Paul’s kathedraal en de tientallen wolkenkrabbers. Onder hen buigen plukjes fanatieke Britten zich over de stenen kiezels aan de oever van de rivier. En vooral over wat daar verder tussen het grind ligt. Gekleurde scherfjes draaien ze om, stukjes bot plukken ze tussen de stenen uit.
Ze zijn aan het mudlarken, zoals het zoeken naar historische schatten in het Verenigd Koninkrijk heet. Na een uurtje scharrelen spreiden ze hun vondsten uit op het zand naast de Theems. Het zijn scherven van wat ooit borden, suikerpotten en kleipijpjes waren, uit de Victoriaanse tijd of de Middeleeuwen.
Naderhand laten ze alles liggen, zodat de rivier straks bij hoog water de scherven weer wegspoelt. Iets meenemen is verboden en ze mogen alleen mudlarken omdat ze hier als groep zijn met de Thames Explorer Trust, een non-gouvernementele organisatie die de rivier helpt beschermen. Mudlarken langs de Theems is de afgelopen jaren zo populair geworden dat de Havenautoriteit Londen het afgeven van individuele vergunningen voor onbepaalde tijd heeft stopgezet. Het aantal mudlarkers werd te groot.
Afdruk van een voet
Een van de bekendste mudlarkers in het VK is Lara Maiklem. Ze struint al meer dan twintig jaar langs de oevers van de Theems en deelt haar bijzonderste vondsten online met haar bijna 140.000 volgers. Een houten kam uit de Middeleeuwen, een leren schoen uit de achttiende of negentiende eeuw, een Franse munt van 25 cent met een rond gaatje erin. „Het vinden van een schoen blijf ik heel bijzonder vinden. Je ziet de afdruk van de tenen er nog in zitten, dat maakt het persoonlijk, het voelt echt alsof je verbinding met vroeger maakt.”
Maiklem is het eens met de ingelaste stop voor vergunningen, omdat het aantal was gestegen van ongeveer 250 vergunningen vóór de coronapandemie naar zo’n 5.000 daarna. „Het was ook wel heel gemakkelijk om zo’n vergunning te krijgen. Je kon hem zo ongeveer tegelijk met je metrokaart kopen. Prima dat ze nu proberen zicht te krijgen op wie die vergunningen echt gebruikt.” De Havenautoriteit zou deze herfst met een update komen, zegt Maiklem, en de vraag is of ze het hele vergunningensysteem opnieuw gaan inrichten.
Al lijkt mudlarken een onschuldige hobby voor amateurarcheologen, de emoties in het wereldje lopen soms hoog op
Want al lijkt mudlarken een vriendelijke en onschuldige hobby voor amateurarcheologen, de emoties in het wereldje lopen soms hoog op. Er is een kleine club van vijftig mudlarkers die een speciaal soort vergunning hebben, waarmee ze de rivier grondiger mogen onderzoeken dan degenen met een ‘gewone’ vergunning. Zij mogen aan sommige delen van de oever wel tot 1,3 meter diep graven, met een gewone vergunning is hooguit 7,5 centimeter toegestaan. Maiklem: „Niet de dagjesmensen brengen de meeste schade toe, maar ironisch genoeg degenen met een bijzondere vergunning. Door het afgraven kalft de stevige oever af en de golfslag van boten versterkt dat effect. Die vergunning zou moeten worden afgeschaft.”
Voor die mening krijgt Maiklem het online zwaar te verduren. En ze krijgt kritiek dat zíj eraan heeft bijgedragen dat mudlarken nu zo populair is. In haar berichten op sociale media vraagt Maiklem vaak of iedereen het respectvol wil houden. Voor het boek dat ze dit jaar schreef over mudlarken en wat dat haar brengt – kalmte, verbinding met de natuur en de elementen – sprak ze met andere niche-hobbyisten. Vogelaars bijvoorbeeld maken hetzelfde soort territoriale gedrag mee: „Mensen worden bezitterig en laten liever geen nieuwelingen tot hun geliefde hobby toe.”
Te koop op Etsy
Rivieren zijn altijd belangrijke dumpplaatsen geweest voor de bewoners van hun oevers. De oorspronkelijke mudlarks waren in het Victoriaanse tijdperk de armen, die in de modder langs de Theems speurden naar spullen die ze nog konden gebruiken of verkopen. Brokken steenkool, stukken koper of nog goede lappen stof.
Mudlarkers mét een vergunning mogen meenemen wat ze aan de oever vinden. Bij bijzondere gevonden objecten zijn ze verplicht die te melden bij het Museum van Londen, bijvoorbeeld als iets meer dan 300 jaar oud is, of als het waardevolle metalen bevat zoals goud en koper. Ongeveer 80 procent van de scharrelaars doet dat niet, bleek uit een peiling. En vondsten verkopen is wettelijk niet toegestaan.
Alleen gebeurt dat wel. Op online website Etsy, waar hobbyisten de producten van hun handenarbeid verkopen, is van alles te vinden dat ooit in de rivier heeft gelegen. Victoriaanse jampotjes, oude glazen wijnflessen, zakjes met losse blauw-witte scherven. Iemand met de gebruikersnaam RiverThamesMudlark vraagt 30 pond (ongeveer 35,60 euro) voor vier nog bijna gave kleipijpjes.
„Er zijn mensen die bewust erop uit trekken om voorwerpen op te halen. Sommige delen worden helemaal gestript”, zei Jane Sidell dit voorjaar tegen dagblad The Times. Sidell is archeoloog en hoofdinspecteur van Historic England, de overheidsinstelling die het cultureel erfgoed in Engeland bewaakt. Ze vermoedt dat zulke strooptochten ook in andere steden plaatsvinden, rond de Ouse in York en de Stour in Canterbury.
Maar voor veel Britten is mudlarken bij de Londense Theems aantrekkelijker, omdat daar al zo lang veel bedrijvigheid plaatsvindt – én omdat het een getijderivier is. Het water stijgt en daalt op sommige plekken wel met zeven meter. Daardoor ziet de oever er twee keer per dag anders uit en zijn er net weer andere voorwerpen te vinden. Lara Maiklem: „Er ligt tweeduizend jaar geschiedenis in verscholen. Ik hoef niet naar andere rivieren. De Theems is het voor mij.”
<dmt-util-bar article="4866479" headline="De tweeduizend jaar geschiedenis die langs de Theems verscholen ligt, trekt te veel mudlarkers” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/19/de-tweeduizend-jaar-geschiedenis-die-langs-de-theems-verscholen-ligt-trekt-te-veel-mudlarkers-a4866479″>
Je zou bijna denken dat het een makkelijke baan is: maar liefst 38 namen prijken op het stembiljet voor de presidentsverkiezingen in Sri Lanka die zaterdag beginnen. Wellicht is het enthousiasme te verklaren doordat dit de eerste échte verkiezingen zijn sinds het overwegend boeddhistische land twee jaar geleden door een diepe crisis ging. De winnaar moet de eilandstaat er weer bovenop krijgen. En: de corruptie nu écht uitbannen.
In 2022 werd de toenmalige president Gotabaya Rajapaksa gedwongen op te stappen, na maandenlange protesten tegen zijn financiële wanbeleid en de daarop volgende diepe economische crisis die het land doormaakte. Sri Lankanen hadden bovendien genoeg van de corruptie en het nepotisme die onder Rajapaksa gemeengoed was geworden. Terwijl burgers in de rij moesten voor brandstof en de ziekenhuizen kampten met medicijntekorten, schoven Gotabaya, zijn broer Mahindra, en andere familieleden elkaar al jaren politieke banen toe.
„Nu willen mensen echt verandering, niet dezelfde gezichten in de politiek”, stelt Nira Wickramasinghe, historica en professor in Modern South Asian Studies aan de Universiteit Leiden. „Veel kiezers hopen op een formeel vervolg op de protesten, via het stemhokje. De demonstraties in 2022 waren uniek, Sri Lanka heeft geen geschiedenis van maatschappelijk protest. Er lijkt een soort volkspolitiek te zijn ontstaan, die we niet eerder hebben gehad.”
Na de hevige protesten koos het parlement in hoofdstad Colombo een tijdelijke opvolger als president: Ranil Wickremesinghe. Hij moest zo snel mogelijk de diepste economische problemen bezweren. Dat is hem deels gelukt: de eilandstaat staat er op papier beter voor dan twee jaar geleden. Toen was er een dramatische combinatie van inkomstenverlies in de toerismesector door de pandemie, hoge energiekosten na de Russische inval in Oekraïne en hoge inflatie. Die is nu sterk afgenomen, van 69 procent tot zo’n 5 procent. Dit jaar is een economische groei van ongeveer 2 procent voorspeld. Toch ervaren veel Sri Lankanen financiële problemen, zeker als zij buiten de drukbezochte toeristenbestemmingen wonen of werken.
Lees ook
Lees ook: Alleen China zag heil in de ontwikkelingsdrang van Sri Lanka
Zijn strenge bezuinigingen hebben Wickremesinghe impopulair gemaakt, maar ook zijn achtergrond speelt een rol. Net als zijn voorganger wordt hij gezien als onderdeel van de politieke elite. Hij komt uit de hoogste sociaal-economische klasse en ging in Colombo naar elitaire jongensscholen.
Kandidaat voor de demonstranten
In het overvolle veld wacht de huidige president een stevige strijd, peilingen in nationale media geven vooralsnog geen duidelijke winnaar aan. Na een splitsing in zijn eigen partij, wordt er oppositie tegen Wickremesinghe gevoerd door een oud-partijgenoot: Sajith Premadasa. Ook hij wil president worden. Premadasa belooft de Sri Lankaanse politiek op te schonen en wordt kansrijk geacht.
Maar er is een derde kandidaat, een outsider, die de steun lijkt te krijgen van mensen die zich aansloten bij de protesten tegen Rajapaksa: de linkse kandidaat Anura Kumara Dissanayake. Hij is de leider van de linkse alliantie National People’s Power, voortgekomen uit de in de jaren zestig opgerichte marxistische partij Janatha Vimukthi Peramuna. De JVP was nooit eerder aan de macht. Het matigde de marxistische toon en verbreedde de partij met hulp van linkse academici en activisten.
Veel kiezers hopen op een formeel vervolg op de protesten, via het stemhokje
Deze coalitie, NPP, wil corruptie aanpakken. Dissanayake belooft uitzonderingen op de zwaarste belastingen. Wat deze 55-jarige kandidaat verder populair maakt is dat hij niet uit de elite komt en niet in de regering zit. Die wil hij ook streng aanpakken: zowel de Rajapaksa-familie áls huidig president Wickremesinghe moet wat hem betreft vervolgd worden. Dat klinkt veel Sri Lankanen die gefrustreerd zijn over het uitblijven van straffen voor de Rajapaksa’s goed in de oren.
Intussen heeft de gehate familiedynastie de verkiezingen ook aangegrepen om de jongste telg verkiesbaar te stellen. Namal, 38, was in het verdreven kabinet van zijn oom Gotabaya Rajapaksa minister van Sport en Jeugd. Zijn kansen zijn nihil: er is nog te veel woede over zijn familie. Alan Keenan, Sri Lanka-expert van de International Crisis Group, denkt dat de familie met Namals deelname haar belangrijke rol in de politieke partij (Sri Lanka’s People Front) probeert te herstellen. Dat zou wellicht in een later stadium een comeback mogelijk maken.
Macht, geen ideologie
Juist zulke strategieën illustreren de focus op macht die in de voorbije decennia de politiek in Sri Lanka kenmerkte. „De partijen waren ideologisch gezien eigenlijk kleurloos, ze waren alleen maar bezig met macht en cliëntelisme”, zegt historica Wickramasinghe telefonisch. Tijdens een recent bezoek aan Sri Lanka merkte zij dat kiezers niet weer dezelfde gezichten willen. „Kiezers verlangen nu vooral verandering.”
Ook zij denkt dat de NPP er het best in is geslaagd de protestbeweging aan te spreken. „Daarmee kunnen ze heel veel stemmen binnenhalen.”
Lees ook
Een jaar na de massale protesten is de vooruitgang in Sri Lanka nog broos
Dit keer wegen de economische plannen van de presidentskandidaten zwaar mee in de stemkeuze, zo bleek onlangs uit een enquête onder de bevolking door onderzoekscentrum Law & Society Trust. Dat geldt voor kiezers uit de verschillende groepen die de bevolking van Sri Lanka vormen – de meerderheid van voornamelijk boeddhistische Sinhalesen, Tamils, en moslims. Opvallend is wel dat juist de spanningen tussen deze groepen,eerder de oorzaken van een burgeroorlog en geweldsuitbarstingen in het land, in deze campagne vrijwel onbesproken blijven.
Maar alle partijen van de drie koplopers, hadden een rol in dit bloedige verleden van Sri Lanka.
De opeenvolgende geweldsspiralen vormen nog steeds een onopgeloste kluwen in de Sri Lankaanse politiek en maatschappij. Een lange reeks onafhankelijke commissies en verzoeningsprojecten heeft slachtoffers en nabestaanden onvoldoende transparantie of resolutie gebracht, stellen maatschappelijke activisten. Politici houden elkaar uit de wind uit angst zelf verantwoording te moeten afleggen voor oorlogsmisdaden uit het verleden. Tamils voelen zich nog steeds achtergesteld.
Historica Wickramasinghe constateert dat de afwikkeling van Sri Lanka’s bloedige verleden het publiek nu weinig interesseert. „De partijen spreken goed over armoede, veel minder over minderheidsrechten of erkenning.” Deze onderliggende thema’s moeten ontegenzeggelijk „ooit worden aangepakt”. Maar bij deze stembusgang willen Sri Lankanen eerst andere problemen opgelost zien.
Israël geeft het zelf niet toe, maar bronnen uit de inlichtingenwereld melden aan diverse media dat de aanslagen van deze week op de communicatieapparatuur van terreurorganisatie Hezbollah het werk zijn van de Mossad. Deze Israëlische geheime dienst is belast met het verzamelen van buitenlandse inlichtingen en het uitvoeren van ‘speciale operaties’ – een eufemisme waarachter ook sabotage, ontvoering en moord schuilgaan.
In zijn boek Rise and Kill First. The Secret History of Israel’s Targeted Assassinations komt de Israëlische journalist Ronen Bergman tot minstens 2.700 liquidaties. Niet alle acties van de dienst zijn echter bloedig, zoals blijkt uit deze vijf beroemde operaties uit de geschiedenis van de Mossad.
1De spion die bijna minister werd
In de eerste jaren van het bestaan van Israël was de Mossad vooral actief met het bespioneren van de landen in de regio die de jonge Joodse staat naar het leven stonden. Onder directeur Isser Harel (1953-1963) lukte het om in Syrië, Egypte en Jordanië tal van informanten te werven en agenten te laten infiltreren.
Een van de bekendste spionnen uit deze periode is Eli Cohen. Hij werd geboren in Alexandrië in Egypte en werd in 1956 gerekruteerd door de Mossad. Cohen sprak al Arabisch en kreeg een intensieve opleiding tot spion. Hij kreeg ook een nieuwe identiteit aangemeten.
Als de Syriër Kamel Amin Thaabet reisde hij in 1961 naar Buenos Aires, om zich er te nestelen in de lokale Syrische gemeenschap. Cohen liet merken dat hij flink geld had en dat hij na een fraaie internationale carrière naar zijn vaderland wilde terugkeren. Een van de mensen met wie hij bevriend raakte, was militair attaché Amin al-Hafiz, de man die in 1963 na een coup namens de Ba’ath-partij president van Syrië zou worden.
Cohen was toen al een jaar in Syrië. Hij liet het ook hier breed hangen en wist door te dringen tot de hoogste kringen van het land. De informatie die hij inwon, verzond hij naar Israël via de radio (en in holle dominostenen). Hij slaagde er onder meer in de betwiste Golanhoogte te bezoeken en daar details over militaire installaties te verzamelen. Cohen zou het Syrische leger hebben aangeraden bomen te planten, zodat soldaten van de schaduw konden profiteren. Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 gebruikte het Israëlische leger die bomen als richtpunt.
Cohen maakte dat zelf niet meer mee. Hij zou misschien wel minister worden in een nieuw kabinet, toen hij in januari 1965 gesnapt werd. De Syrische geheime dienst was erin geslaagd de bron van zijn radiosignaal te lokaliseren. Eli Cohen werd berecht en in het openbaar in Damascus opgehangen.
2De ontvoering van de architect van de Holocaust
De Mossad had het aanvankelijk te druk met haar vijanden in het hier en nu om zich te kunnen bekommeren om vijanden van vroeger – de nazi’s – maar daar kwam in 1959 verandering in. Op 19 maart van dat jaar zond een agent vanuit Buenos Aires een codebericht naar Tel Aviv: „De chauffeur is zwart”. Dit betekende dat hij Adolf Eichmann had geïdentificeerd, de SS-officier die tijdens de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was geweest voor de organisatie van vernietiging van het Europese Jodendom.
Een team van tien mannen en één vrouw, de van oorsprong Nederlandse Yehudit Nessyahu, reisde naar Argentinië om de SS’er te ontvoeren. Op 11 mei 1960 verrasten ze Eichmann, die leefde onder de schuilnaam Ricardo Klement. De Israëlische agent Zvi Malkin moest de SS’er overmeesteren. Hij had handschoenen aan, omdat hij de mond niet wilde aanraken „die de dood van miljoenen had bevolen”. Eichmann stapte die avond uit de bus waarmee hij elke dag naar zijn werk in een fabriek reed, en het lukte de Mossad-agenten zonder veel moeite hem in een auto te slepen en over te brengen naar hun schuilplaats.
Daar moest de Duitser een week verstopt worden gehouden, omdat het El Al-vliegtuig waarmee hij naar Israël zou worden vervoerd vertraging had opgelopen. De internationale reacties op het nieuws van de ontvoering van Eichmann waren zeer negatief. Ook de Verenigde Staten, Israëls trouwste bondgenoot, tekenden protest aan tegen deze schending van het internationaal recht.
Israël ontkende formeel betrokkenheid bij de ontvoering – die zou het werk zijn van onbekende vigilantes – maar weigerde ook Eichmann te laten gaan. De architect van de Holocaust werd berecht in Jeruzalem en geëxecuteerd op 1 juni 1962.
3Wraak voor het bloedbad van München
Naast het gevaar vanuit Israëls buurlanden, had de Mossad te maken met organisaties als de PLO die met terreur streden tegen de bezetting van wat zij zagen als Palestijns gebied.
In de nacht van 4 op 5 september 1972 gijzelde de aan de PLO gelieerde beweging Zwarte September tijdens de Olympische Spelen van München elf leden van de Israëlische ploeg. De actie liep uit op een bloedbad waarbij alle gijzelaars, een Duitse politieman en vijf van de acht terroristen het leven lieten.
De Israëlische premier Golda Meir beval hierna de Mossad iedereen die betrokken was geweest bij de gijzeling op te sporen en te liquideren. Het eerste slachtoffer van deze operatie Toorn van God was Wael Zwaiter, die in 1972 in Rome met twaalf schoten om het leven werd gebracht. Hij was lid van de PLO, maar had naar alle waarschijnlijkheid niks te maken met het drama in München.
Helemaal onschuldig was Ahmed Bouchiki, een Marokkaanse kelner die in 1973 in de Noorse plaats Lillehammer werd vermoord. Het team van de Mossad dat de fatale schoten loste, zag hem aan voor Ali Hassan Salameh, de vermeende leider van de Zwarte September. De Noorse politie pakte zes Israëlische agenten op. Zij werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, maar al vrij snel aan Israël overgedragen.
De Mossad liquideerde in de jaren zeventig leden van Zwarte September en de PLO in onder meer Parijs (explosief in een telefoon), Cyprus (bom onder een bed), Beiroet (commando-raid) en Athene (bom in een hotelkamer). Salameh kwam uiteindelijk in 1979 in Beiroet om het leven toen de Brits-Israëlische agente Erika Chambers zijn auto opblies.
Abo Daoud, de rechterhand van Salameh en de waarschijnlijke planner van de gijzelingsactie in München, overleefde in 1981 een schietpartij in Warschau. Hij gaf in interviews aan geen spijt te hebben van de gijzeling en overleed in 2010 in een ziekenhuisbed in Syrië onder onverdachte omstandigheden.
4Een verloren stam gered via een duikschool
In Ethiopië leefde eeuwenlang een groep Joden, de Beta Israël, die volgens rabbijnen de nakomelingen waren van een van de verloren stammen van Israël. (Volgens het Bijbelverhaal waren er twaalf stammen, afstammelingen van de twaalf zonen van Jakob.) In de jaren zeventig kregen zij te maken met burgeroorlog, vervolging en honger, waarna premier Menachem Begin besloot hen naar Israël te halen.
De leiding van de operatie was in handen van Mossad- agent Daniel Limor. Met zijn team besloot hij in buurland Soedan zijn hoofdkwartier in te richten in een verlaten duikresort aan de Rode Zee bij de plaats Arous. De agenten knapten de gebouwen op, namen lokaal personeel in dienst en lieten fraaie folders drukken.
Dat reclamemateriaal was dermate wervend dat er al snel westerse toeristen op de duikschool afkwamen. Deze vakantiegangers hadden niet in de gaten dat personeelsleden soms dagenlang verdwenen. Zij reden dan 900 kilometer naar de grens met Ethiopië om er vluchtelingen op te pikken. De agenten brachten deze leden van de verloren Joodse stam naar de kust, waarvandaan ze met rubberbootjes naar een marineschip werden gevaren.
De operatie duurde op deze manier echter veel te lang en vanaf 1982 werden de evacués afgevoerd met een transportvliegtuig dat vloog op in de woestijn aangelegde provisorische landingsbanen. Toen er twee jaar later een hongersnood uitbrak in de Hoorn van Afrika, besloten de Israëliërs het tempo van de repatriëring verder op te voeren. Tijdens operatie Moses werden in het geheim – maar met medeweten van de president van Soedan – nog eens 8.000 Joden geëvacueerd.
Een coup in Soedan zorgde er in 1985 voor dat de Mossad het duikresort moest verlaten – terwijl daar nog toeristen waren. Een Israëlische agent zei daar later over: „Zij moeten wakker zijn geworden en zich gerealiseerd hebben dat ze alleen in de woestijn waren. De plaatselijke staf was er nog, maar de duik-instructeur en de vrouwelijke manager enzo – die waren verdwenen.”
5Jacht op raketten en kernbommen
Israël is altijd beducht geweest voor de mogelijkheid dat vijanden het land van afstand konden aanvallen. Tijdens operatie Damocles in 1962 richtte de Mossad zich op Duitse ingenieurs en technici – veteranen van het raketprogramma van de nazi’s – die hun kennis te gelde wilden maken in Egypte. Met bombrieven en liquidaties bracht de geheime dienst hen van dit voornemen af.
In de jaren zeventig kwam er voor Israël een nieuwe dreiging bij: die van kernwapens. Op 5 april 1979 blies de Mossad in de buurt van de Franse havenstad Toulon een aantal reactoronderdelen op die op het punt stonden verscheept te worden naar het Irak van Saddam Hoessein. Een jaar later werd de Egyptische ingenieur die aan het hoofd stond van het Iraakse nucleaire programma dood aangetroffen in zijn Parijse hotelkamer. Zijn keel was doorgesneden. Een prostituee die mogelijk getuige was geweest van de moord, kwam niet veel later om het leven toen ze door een auto werd geschept.
Deze operaties zorgden voor vertraging van het atoomprogramma, maar konden niet voorkomen dat de Osirak-reactor in de zomer van 1981 operationeel zou worden. Daarom besloot premier Begin tot operatie Opera: het bombarderen van het al-Tuwaitha nucleaire complex in Irak.
Op 7 juni 1981 stegen acht Israëlische F-16’s op vanaf de basis Etzion. De toestellen vlogen laag over de grond door het luchtruim van Jordanië en Saoedie-Arabië en vermeden ieder radiocontact. De piloten wierpen 16 zware Mark-84 bommen af en troffen doel. De installatie lag in puin, terwijl de opslagplaats van nucleair materiaal gespaard was, zoals de bedoeling was geweest. Elf mensen, onder wie één Franse ingenieur, kwamen om het leven. De internationale reacties op de aanval waren unaniem afwijzend.
De zorgen van Israël – dat mede dankzij de Mossad zelf beschikt over atoomwapens – waren hiermee niet voorbij. Vooral het nucleaire programma van Iran wordt met argusogen gevolgd. Dat viel in 2010 ten prooi aan een kwaadaardig computervirus genaamd Stuxnet. Deze software zorgde ervoor dat meer dan de helft van de Iraanse kerncentrifuges kapot ging. Officieel is niet bekend wie de worm ontwikkelde, maar veel kenners vermoeden dat de Mossad er de hand in heeft gehad.