Opinie | In het net van het internationaal recht raakt de foute leider nog altijd makkelijk verstrikt

Niemand kan het internationaal recht negeren. Toen het Internationaal Gerechtshof in juli zijn advies publiceerde over de Israëlische bezetting van Palestijns gebied, en concludeerde dat die onwettig is, haastten regeringen wereldwijd zich te reageren. Met lof of kritiek, blijdschap of ontzetting, afkeuring of steunbetuiging. Israël zelf deed naar verluidt nog niets met de aanwijzing van de rechters de aanwezigheid op Palestijns grondgebied zo snel mogelijk te beëindigen.

Het zwakke punt van het internationaal recht is het gebrek aan mogelijkheden om regels en uitspraken van gerechtshoven af te dwingen, of dwang toe te passen tegen overtreders. Aangezien er geen ‘wereldpolitie’ bestaat, ligt de handhaving bij de internationale gemeenschap. Landen moeten bereid zijn om sancties in te stellen of arrestatiebevelen uit te voeren. Internationale gerechtshoven zijn daardoor, in de woorden van oud-rechter van het Joegoslavië-tribunaal Antonio Cassese, reuzen zonder armen en benen.

Maar het lichaam van de reus is sterk. De kracht van het internationaal recht is de politieke en morele druk die het uitoefent. Zelfs als landen zich er makkelijk aan kunnen onttrekken. Sinds het ontstaan van het moderne internationaal recht en de eerste internationale gerechtshoven hebben zij invloed op de machthebbers, zelfs op regeringen die zich er het liefst niets van zouden willen aantrekken.

Vreedzame oplossing

Precies 125 jaar geleden, in de zomer van 1899, werd in Den Haag besloten het Permanent Hof van Arbitrage op te richten. Het besluit viel tijdens de Eerste Haagse Vredesconferentie, een bijeenkomst met het doel afspraken te maken over ontwapening, het oorlogsrecht en de vreedzame oplossing van conflicten. Voor het eerst zouden er bindende verdragen worden gesloten die bepaalde wapens en methodes van oorlogsvoering verboden. Conflicten zouden niet meer op slagvelden, maar door rechters beslecht worden. De Haagse Conventies vormden de basis voor het moderne internationaal humanitair recht.

Sommige landen reageerden destijds met afkeur. De Duitse keizer Wilhelm II noemde de ideeën „humanitaire nonsens” en de latere Britse koning Edward VII sprak van „de grootste dwaasheid en onzin die ik ooit heb gehoord”. In de praktijk konden zelfs grootmachten als het Duitsland en het Verenigd Koninkrijk de conferentie en haar besluiten niet negeren. Een weigering zou hun reputatie en geloofwaardigheid schaden. De publieke druk en het besef dat een ‘beschaafd’ land zich aan bepaalde regels had te houden, waren te groot.

De verdragen die in 1899 in Den Haag werden gesloten, bevatten nog veel hiaten. De internationale rechtspraak was een net met veel gaten, rapporteerde een Duitse diplomaat na afloop van de conferentie naar Berlijn. Maar wel, waarschuwde hij, „een net waarin je verstrikt kan raken”.

125 jaar later zijn de mazen in het net steeds nauwer geworden, zowel voor landen als voor individuen. Het Internationaal Strafhof sorteert ook zonder eigen politiemacht effect. De Russische president Poetin moest vorig jaar een reis naar het buitenland afzeggen omdat hij vanwege een arrestatiebevel van het Strafhof het risico liep daar gearresteerd te worden.

Nog steeds lopen verdachten zoals Poetin vrij rond. Nog steeds wordt het recht veelvuldig geschonden. Rechterlijke uitspraken halen soms weinig uit. Dat verhult echter dat het internationaal recht op veel vlakken wel degelijk effect heeft.

Met name afspraken en verdragen die technische samenwerkingen tussen staten regelen zijn effectief, zoals over vliegverkeer of handel. Het Arctische verdragensysteem staat onder druk, maar heeft het poolgebied niettemin decennialang beschermd, en de militarisering ervan verhinderd.

Verdragen over zaken als mensenrechten en gewapende conflicten worden over het algemeen slechter nageleefd. Het paradoxale is echter dat juist de tekortkomingen en schendingen van het recht op die gebieden tot grote vooruitgang hebben geleid.

Het internationaal recht is niet langer enkel een zaak voor westerse landen

Het geweld van de Tweede Wereldoorlog leidde in 1949 tot de nog altijd belangrijke Geneefse Conventies, die fundamentele regels voor de oorlogsvoering vaststelden. Een jaar na de Cubacrisis in oktober 1962 volgde de eerste overeenkomst voor wapenbeheersing tijdens de Koude Oorlog. In de decennia daarna kwam daar een reeks andere verdragen bij om de nucleaire dreiging te beperken.

De oorlogen en genocides in de jaren 90 op de Balkan en in Rwanda waren aanleiding voor de oprichting van internationale tribunalen. Zij vervolgden honderden daders van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, en openden de deur voor een baanbrekend nieuw juridisch concept: het idee dat niet alleen staten voor schendingen van het internationaal recht verantwoordelijk kunnen worden gehouden, maar ook individuen.

En na de Russische invasie van Oekraïne in 2022 staat het concept van vervolging voor het voeren van agressieoorlogen centraal. Verschillende experts en regeringen werken op dit moment onder meer aan de oprichting van een tribunaal dat de verantwoordelijken voor een aanvalsoorlog moet vervolgen.

Vermeende genocides

Ook andere recente oorlogen en de klimaatcrisis stimuleren de ontwikkeling van het internationaal recht. Landen als Gambia en Zuid-Afrika hebben voor het Internationaal Gerechtshof zaken aangespannen tegen Myanmar en Israël vanwege vermeende genocides. Die zaken kunnen ook emancipatoir werken: ze laten zien dat niet langer enkel westerse landen het internationaal recht bevorderen.

Daarbij past dat negen kleine eilandstaten, waaronder Antigua en Barbuda, Palau, Vanuatu en Tuvalu, het Internationaal Gerechtshof en het Internationale Zeerechttribunaal hebben gevraagd zich over de verplichtingen van staten te buigen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Zij zien in het internationaal recht een middel in hun strijd om te overleven.

In mei publiceerde het Zeerechttribunaal zijn advies. Conclusie: de uitstoot van broeikasgassen is vervuiling van de zee; staten zijn verplicht maatregelen te nemen. Het advies is niet bindend, maar wordt gezien als een voorbeeld van de groeiende invloed van het recht op de wereldwijde klimaatcrisis.

De ontwikkeling van het internationaal recht die 125 jaar geleden in Den Haag begon, is nog niet gestopt. Zelfs wanneer het internationaal recht in tijdens van crises en conflicten zwak lijkt, maakt het nieuwe stappen. Een ontwikkeling waar niemand aan ontkomt.


Lees ook

Alweer dringt een internationale rechtbank aan op doortastend klimaatbeleid

Tuvalu, een klein eiland in de Stille Oceaan, wordt bedreigd door de stijging van de zeespiegel.