Hoe groot is het gevaar van de grootste vogelgriepuitbraak ooit voor de mens?

De vogelgriepuitbraak bereikte vorige maand een nieuwe alarmfase: de eerste besmettingen van zoogdier op zoogdier. Het kán een opstapje zijn naar een volgende pandemie.

Ruiming van een Israëlische kippenboerderij waar vogelgriep is aangetroffen, januari 2022.
Ruiming van een Israëlische kippenboerderij waar vogelgriep is aangetroffen, januari 2022.

Foto ANP/EPA

Wereldwijd zitten virologen op het puntje van hun stoel. 2.500 Kaspische zeehonden die in december stierven in Rusland waren besmet met vogelgriep, meldde de Universiteit van Dagestan eind januari. Vlak daarvoor was het raak in Spanje. Daar overleden ruim tweeduizend nertsen aan vogelgriep. Er waren kooien waarin álle nertsen binnen twee dagen het loodje legden. En vanuit die hotspots raakten ook naburige kooien besmet.

De berichten doen vermoeden dat de zoogdieren elkaar infecteerden – misschien wel via de lucht. Juist daarom rinkelen de alarmbellen: zoiets kán een opstapje zijn naar een volgende pandemie bij mensen.

Voorheen was vogelgriep vooral een seizoensprobleem: trekvogels brachten nu en dan gevaarlijke vogelgriepvarianten naar Europa. Die varianten zijn ontstaan in Chinees pluimvee (zie kader) en springen soms over op wilde vogels.

Maar nu is de situatie anders. De huidige golf raast al rond sinds 2021 en gaat ’s zomers niet meer weg. Op bedrijven wereldwijd zijn miljoenen vogels geruimd; ook de schade onder wilde vogels is enorm. De geografische spreiding was nog nooit zo groot. En nu raken ook steeds meer zoogdieren besmet, van nertsen in Spanje tot grizzlyberen in de VS.

Of de Russische zeehonden stierven aan dezelfde virusvariant, wordt nog uitgezocht. Maar hoe dan ook is de situatie verontrustend: het vogelgriepvirus kan zich aanpassen aan zoogdieren – en misschien ook van mens op mens overdraagbaar worden. Elke zoogdierbesmetting vergroot de kans op zo’n rampscenario.

Op de Spaanse nertsenfokkerij werden meteen alle 52.000 dieren geruimd door mensen in maanpakken; niemand raakte besmet. De dreiging is waarschijnlijk in de kiem gesmoord.

Maar Ron Fouchier, hoogleraar virologie bij het Rotterdamse Erasmus MC, blijft alert. Hij werkt voor het Nationaal Influenzacentrum, dat wordt gecoördineerd door het RIVM. Hij volgt de ontwikkelingen op de voet. Voortdurend staat hij in contact met collega’s in binnen- en buitenland.

Fouchier wil niet speculeren hoe groot de kans is dat zo’n scenario werkelijkheid wordt, waar het dan zal gebeuren, wat de route van het virus zal zijn, laat staan hoeveel slachtoffers er zullen vallen. Maar hij weet wél met grote zekerheid dat het virus maar een handvol genetische aanpassingen nodig heeft om pandemisch te worden. Dat is in het verleden al gebeurd met andere vogelgriepvirussen (waaronder de Spaanse griep van 1918, zie kader). En drie van die mutaties zijn al opgedoken bij zoogdieren in Europa.

„Het zijn mutaties die het virus nodig heeft om zich te kunnen vermenigvuldigen in de hogere luchtwegen van zoogdieren”, vertelt Fouchier. „Eén was al eerder gezien bij een bunzing in Nederland, ook een marterachtige, en nu in de Spaanse nertsen. En de andere bij vossen en zeehonden.”


Beluister ook: Hoe gevaarlijk is vogelgriep voor de mens?

Sluimerend virus

Bij vogels leeft het vogelgriepvirus vooral in de darm. Bij mensen zijn pandemische griepvirussen altijd luchtwegvirussen; die verspreiden zich via adem-, hoest- en niesdruppeltjes. „Voor een virus is de overstap van een vogeldarm naar zoogdierlongen nogal groot”, legt viroloog Fouchier uit. „Vandaar dat het huidige vogelgriepvirus niet snel mensen infecteert. Maar dat kan snel anders worden als het virus toch een zoogdier besmet en zich daarin mengt met een of meerdere zoogdiergriepvirussen.”

Dat is waarschijnlijk ook gebeurd bij het Mexicaanse griepvirus, dat in 2009 in Mexico oversprong van varkens op mensen en daarna snel pandemisch werd. „Er zijn sterke genetische aanwijzingen dat die griep een afstamming was van de Spaanse griep van 1918”, zegt Fouchier. „Het virus is bijna een eeuw lang sluimerend in varkens aanwezig geweest, en heeft zich vermengd met allerlei varkens- en vogelgriepvirussen, totdat er een vorm ontstond die bij mensen een pandemie kon veroorzaken.”

Die pandemie viel uiteindelijk mee: al in 2010 doofde die geleidelijk uit. Het virus bleek minder ziekmakend dan aanvankelijk gedacht (wereldwijd overleden enkele honderdduizenden mensen), wellicht omdat veel volwassenen al immuniteit hadden tegen verwante griepvirussen.

Intussen was er al wel een grootschalige vaccinatiecampagne opgetuigd. Overtrokken? De meningen daarover lopen uiteen.

Pluimvee

Ook bij vogelgriep kan vaccinatie helpen de risico’s in te dammen. Eén optie is pluimvee vaccineren. In Azië gebeurt dat al wel, maar in Europa nog niet, om diverse redenen. „De belangrijkste reden is dat de huidige generatie vogelgriepvaccins op de lange termijn niet goed genoeg werkt”, vertelt Mart de Jong, hoogleraar kwantitatieve veterinaire epidemiologie aan Wageningen University & Research. „Zo’n vaccin beschermt dan mogelijk nog redelijk goed tegen ziekte, maar niet goed genoeg tegen overdracht van het virus. Gevaccineerde dieren kunnen elkaar dus nog wel besmetten. Daardoor kan het virus ongemerkt blijven circuleren, waardoor het risico juist groter is dat het overspringt op zoogdieren of op mensen.”

De Jong en zijn collega’s hebben in de afgelopen maanden, op verzoek van de Nederlandse overheid, een nieuwe generatie vaccins getest die wél de virusoverdracht tegengaat, en die ook nog eens onderscheid mogelijk maakt tussen zieke en gevaccineerde dieren. Over de uitkomsten daarvan mag De Jong nog niets zeggen. „Maar de proeven zijn in elk geval goed verlopen.”

Het probleem zou kunnen zijn, denkt De Jong, dat de bescherming tegen virusoverdracht met de nieuwe vaccins ook te snel afneemt. Dat onderzoekt hij in het komende jaar in de praktijk. „Je zou pluimvee dan regelmatig moeten vaccineren, net zoals nu gebeurt met de griepprik die kwetsbare mensen krijgen”, zegt hij. „Maar in de praktijk van de pluimveehouderij is dat niet haalbaar.”

Wetenschappers werken al wel aan andere methoden van vaccineren, bijvoorbeeld via het drinkwater of met sprays. En wellicht komen er ooit vaccins die wél langer werken.

Maar zo ver is het nog niet. Uitbraken en ruimingen zullen dus nog een tijdlang aan de orde van de dag zijn. Toch maar alvast mensen vaccineren dan, al is het alleen pluimveehouders, ruimers en dierenartsen? „Het beste wat je kunt doen is deze mensen jaarlijks vaccineren tegen mensengriep”, meent De Jong, „zodat je in elk geval voorkomt dat vogel- en mensengriepvirussen zich in deze mensen gaan mengen.”

In Spanje stierven nertsen aan vogelgriep; Denemarken had eerder al miljoenen nertsen geruimd door een coronauitbraak. Foto ANP / Ritzaus Scanpix

Blauwdruk

Kunnen we deze mensen niet ook alvast vaccineren tegen vogelgriep, als een van de Wageningse pluimveevaccins straks is goedgekeurd voor de markt? „Nee”, zegt viroloog Fouchier heel stellig, „want je mag mensen niet zomaar vaccineren met dierenvaccins. Daarvoor moet je eerst grootschalige proeven doen bij mensen.”

Positief is, zo benadrukken beide experts, dat wetenschappers niet vanaf nul hoeven te beginnen, zoals bij het coronavaccin. Er is namelijk al een heel scala aan griepvaccins beschikbaar, tegen diverse varianten van het virus. Die zou je relatief gemakkelijk kunnen ombouwen tot een vaccin tegen het huidige vogelgriepvirus.

Waarom gebeurt dat niet alvast? „Omdat we nu nog niet weten om welke variant het precies zal gaan”, zegt Fouchier. „Je wil een vaccin dat specifiek is voor het virus zoals het er op dat moment uitziet, net zoals met de jaarlijkse griepprik. Die wordt ook ieder jaar opnieuw samengesteld.”

Pas als er een variant van het vogelgriepvirus opduikt die gemakkelijk mensen besmet en ook nog eens gemakkelijk tussen mensen overdraagbaar is, kunnen vaccinmakers aan de slag. „Dan zullen ze, met huidige griepvaccins als blauwdruk, binnen een maand of zes wel een vaccin hebben”, meent Fouchier. „Maar dat kan ook negen maanden zijn, als de productie tegenvalt. De vraag is hoeveel schade er dan al wereldwijd zal zijn. Dat valt nu niet te voorspellen. Juist omdát we nu nog niet weten om welke variant het zal gaan.”

Universeel

Veel onzekerheden dus, met goed nieuws (een specifiek vaccin is relatief snel te ontwikkelen zodra de vlam in de pan slaat) en minder goed nieuws (we weten niet hoeveel ontwrichting er in de tussentijd kan ontstaan).

Intussen werken wetenschappers wereldwijd aan een zogeheten universeel griepvaccin: een vaccin dat werkt tegen álle griepvirussen, of het nu gaat om een jaarlijkse seizoensgriep, een vogelgriep, een varkens- of een mengvariant. „Dat is de heilige graal”, zegt Fouchier. „Maar hoe dan ook zullen we niet iedereen kunnen vaccineren. Omdat de infrastructuur daarvoor op veel plekken ontbreekt, maar ook, zoals je weet, omdat niet iedereen zo’n vaccin in zijn arm wil.”

Uiteindelijk zal de huidige wereldwijde uitbraak van het virus wellicht vanzelf uitdoven, vermoedt Fouchier. „Dat gebeurt vaak, met dit soort virulente varianten. De vraag is hoeveel schade er intussen nog zal zijn op pluimveebedrijven en onder wilde vogels wereldwijd. We weten het niet, want wat er nu gebeurt met deze huidige uitbraak, op zó’n grote schaal en zo langdurig, dat hebben we nog nooit eerder gezien.”

Daarom durft Fouchier ook hierover geen stellige voorspellingen te doen. Maar dit wil hij nog wel zeggen: „Zolang we zo dicht opeen wonen met zulke grote dichtheden aan vee en pluimvee, zullen er virussen blijven ontstaan die tussen soorten kunnen overspringen. Dus als het niet déze variant is die een pandemie veroorzaakt, dan is het wel een volgend virus.”