Deze fotografen wisten in de negentiende eeuw de tijd stop te zetten en te analyseren

De sporten op de Olympische Spelen, de afgelopen weken in Parijs, leenden zich er uitstekend voor. Om in één foto al die opeenvolgende bewegingen te vatten: de manier waarop een turner schijnbaar moeiteloos ronddraait op de rekstok, hoe een pingponger geconcentreerd zijn opslag voorbereidt, de tegelijk elegante en agressieve bewegingen waarmee schermers elkaar proberen af te troeven. Deze zogeheten multiple exposure fotografie is in de sport nu vrij gangbaar en technisch makkelijk, met geavanceerde camera’s waarmee je automatisch meerdere verschillende belichtingen in één beeld kunt combineren. Maar meer dan 130 jaar geleden, rond 1890, moest de Franse arts en wetenschapper Étienne-Jules Marey (1830-1904) nog in de weer met zelfgeslepen lenzen, eigenhandig getimmerde camerakasten en eindeloos veel experimenten om eenzelfde effect te verkrijgen. Marey was gebiologeerd door beweging (hij begon met: hoe stroomt het bloed door onze aderen, hoe klopt ons hart?) en ontwikkelde onder andere een ‘camerageweer’, waarmee hij twaalf opeenvolgende frames per seconde kon maken, die in eenzelfde beeld werden vastgelegd.

In het Amsterdamse Rijksmuseum zijn een paar van die kleine, vroege glasnegatieven van Marey te zien, fraai van achter aangelicht. Het zijn betoverende beelden; we zien hoe een man met salto achterwaarts van een bok springt, hoe iemand een bal wegtrapt, een schermer die zijn floret in de borst van een ander prikt. In deze tentoonstelling hangen slechts een paar van zijn foto’s, maar Marey richtte zijn camera ook op dieren, paarden, honden, olifanten en vogels – een reiger vliegt bijna de lijst uit – en bestudeerde een vallende kat om te kijken of die inderdaad op zijn pootjes terechtkwam (en dat deed-ie).

Schermer voert beweging uit naar tegenstander. Étienne-Jules Marey, 1882 – 1890.
Collectie Rijksmuseum

Haasje-over

Marey’s bewegingsstudies zijn in het Rijksmuseum te zien, samen met het werk van die andere pionier in de bewegingsfotografie, tijdgenoot Eadweard Muybridge (eveneens 1830-1904). Ook die fotografeerde mensen en dieren, maar in plaats van dat hij de beelden óver elkaar afdrukte, zette hij ze áchter elkaar. Hij maakte vooral naam met de sequentie van eerst 12 en daarna 24 beelden waarin hij liet zien dat een paard in galop met vier benen tegelijk van de grond komt. De Brit Muybridge, die al een tijd werkzaam was als fotograaf – hij maakte landschapsfoto’s in het Ameriaanse Yosemite Park, een indrukwekkend panorama van San Francisco – had die opdracht in 1872 gekregen van Leland Stanford, industrieel, politicus en de stichter van de Stanford University, die de bewegingen van zijn renpaarden wilde analyseren. Het onderzoek zou uiteindelijk resulteren in een groots project waarin Muybridge bijna 30.000 beelden maakte van mensen en dieren in beweging; een dromedaris, een aap, een hond, een tijger, mensen die haasje-over-springen, kogelstoten, worstelen, een kruik met water leeggieten. De expositie besteedt voornamelijk aandacht aan deze sequenties van Muybridge, die met zijn werk een stuk bekender werd dan Marley.


Lees ook

Spookbeelden. Hoe Muybridge een inspiratiebron is voor andere kunstenaars.

Filmpioniers

Met hun werk opereerden beide fotografen op het snijvlak van wetenschap, kunst en fotografie, waarbij ze demonstreerden hoe de fotocamera het menselijk oog kon overtreffen en een onmisbaar instrument bleek om de wereld om ons heen waar te nemen en weer te geven. Beiden experimenteerden ook met film en bevonden zich aan de wieg van de filmkunst: van Marey is er onder andere een beroemd, twee seconden durend filmpje, waarin een man de woorden ‘Je vous aime’ uitspreekt (zonder geluid, uiteraard, en in de expositie helaas alleen in een boek te zien), Muybridge liet in 1879 al zijn paarden op een glazen schijfje ronddraaien in de door hem ontworpen ‘zoopraxiscoop’ – het Rijksmuseum toont wel een aantal van zijn filmpjes.

Die beelden, van meer dan een eeuw geleden, voeren je terug naar een opwindende tijd waarin fotografen de grootste moeite deden de voorbijrazende tijd stop te zetten en te analyseren, om ’m vervolgens weer, hortend en stotend, in beweging te krijgen.