‘Een lofzang op de lelijkheid”, zegt kostuumontwerper Marylin Fitoussi geamuseerd. „Zo noemde men onze serie. Ik beschouw het als een compliment.”
Fitoussi’s aankleding van de Netflix-hit Emily in Paris zorgt al sinds de première in oktober 2020 voor felle tweespalt. Modepuristen maken elk seizoen opnieuw (afgelopen donderdag ging de eerste helft van de vierde reeks in première) gehakt van de uitzinnige outfits waarin Fitoussi de personages hult: te bont, te ongerijmd, zó niet chic, zó niet Frans.
De fans zien iets heel anders: zij zien hoe Emily Cooper uit Chicago als een geinig gekleed olifantje door porseleinkast Parijs banjert, terwijl ze haar aandacht probeert te verdelen tussen haar flitsende baan in de marketing en twéé aantrekkelijke mannen. Voor wie te kiezen, de Franse chef-kok Gabriel of de eerlijke Brit Alfie? En dan nog al die mooie mannen op straat – het is een mer à boire, net als Emily’s garderobe van vintage en high fashion. Hoe ze haar kledingverslaving of haar naar Parijse maatstaven riante bovenwoning kan bekostigen, blijft onduidelijk; het tijdelijk opschorten van je scepsis of ongeloof is een voorwaarde voor het kijkplezier.
„Het is een fantasie! Een Parijse fantasie”, zegt Fitoussi via een videoverbinding vanuit haar atelier in de Franse hoofdstad. „Het is Parijs gezien door de ogen van [producent en bedenker, red.] Darren Star. Het is zijn creatieve visie. Darren houdt van kleuren, hij houdt van romkoms, hij houdt van hoge hakken en van mooi aangeklede vrouwen. Hij kent Europa goed, hij komt al sinds zijn zestiende in Parijs en snapt de Franse cultuur en de stijl uit de modebladen echt wel. Dit is zijn interpretatie, zijn ansichtkaart. En ik vind het enig om Parijs door Darrens ogen te bekijken en dat te vermengen met wat ik weet van de stad en haar ‘goede smaak’.”
Leven als set-nomade
Haar precieze leeftijd houdt ze voor zich, maar Fitoussi omschreef zichzelf eens als een ‘kind van de jaren zeventig’, dat op de zolder van haar grootmoeder in Toulouse kasten vol oude kleding tot haar beschikking had; oma bewaarde alles. De moeder van Fitoussi werkte als naaister. Zelf vertrok ze zodra het kon naar Parijs om textielontwerp te studeren aan de École du Louvre. Ze werkte bij een kostuumverhuurbedrijf en rolde vervolgens via een toevallige ontmoeting met kostuumontwerper Sylvie de Segonzac de film- en tv-sector in: haar leven als set-nomade was begonnen.
Lange verblijven in Afrika, Mexico en Portugal waren alle van grote invloed op Fitoussi’s persoonlijke stijl: ze draagt jassen met kleurige prints, forse sieraden en altijd een kleine zwarte tulband, die haar grijzende lokken op elegante wijze in bedwang houdt. Tijdens ons videogesprek draagt ze er ook een; het is op ons beider locaties zo warm dat je je er iets bij kunt voorstellen.
Net zo min als het personage Emily lijkt Fitoussi op wat wel onder een ‘typische Parisienne’ verstaan wordt: zo’n quasi-nonchalante deerne op flatjes, altijd gekleed in een spijkerbroek, een wit T-shirt en een colbertje of trenchcoat. Tot ver buiten Parijs geldt deze klassieke stijl als begerenswaardig – maar Fitoussi vindt er geen klap aan. Mede daarom werd ze vijf jaar geleden aangenomen door de New Yorkse stilist Patricia Field (Sex and the City, The Devil Wears Prada) toen zij bezig was om de kostuumafdeling voor Emily in Paris op te zetten.
„Patricia was op zoek naar een geestverwant”, vertelt Fitoussi. „Een soort spirituele zus, die de ‘Darren-esthetiek’ begreep en bij wie de look van de serie in goede handen zou zijn. Patricia en Darren kennen elkaar al sinds Sex and the City, ze zijn samen één. Ik en nog een paar andere ontwerpers deden een casting voor Patricia, en toen belde ze me nog diezelfde avond om te zeggen dat ik het geworden was: ‘Jij bent uniek, ik weet dat jij het moet zijn. Ga je gang’. De eerste twee seizoenen kwam ze nog als consultant naar de set in Parijs, maar daarna was het: ciao.
„Omdat niemand nog wist wie ik was, deed Patricia aanvankelijk alle publiciteit. Ik bleef verborgen, en dat vond ik heerlijk – ik was extreem timide. Mijn werk speelt zich achter de schermen af, niet ervóór. Maar men moet zich laten zien, ook al is het niet mijn favoriete bezigheid.”
Emily en haar vrienden zijn geen mensen die je in Parijs snel over straat zou zien lopen. Wat maakt ze voor de fans toch zo ‘echt’, denkt u?
„Onze personages zijn vrij, ze belichamen verschillende culturen en referentiekaders. Ik denk dat dat ons publiek aanspreekt: die boodschap van totale vrijheid. Wij volgen de mode niet, we trekken ons niets aan van stijldictaten. De bladen begrepen eerst niet waar we mee bezig waren. Ze snapten niet dat het een bepaalde visie was, geen serie over mode. Onze boodschap is: bevrijd jezelf. Als jij om tien uur ’s ochtends zin hebt in glitter, doe het. Als je niks kunt met die typische, beheerste Parijse stijl, vergeet hem. Als je van roze houdt: draag het. Wees jezelf. Ik heb al zo veel berichten gekregen van mensen die zeiden: eindelijk durf ik kleuren te dragen! Waarop ik antwoord: maar wie belette je dan om dat te doen?
Waar zit die modepolitie? Wie bepaalt wat ‘in’ is, en wat ‘uit’?
„We zijn allemaal bang om uit de toon te vallen, want dat is een eenzame positie. Met Emily laten we iets afwijkends zien – en als iets eenmaal op televisie is, interpreteren mensen dat vaak als een soort toestemming en stellen ze hun mening bij. Heel verbazingwekkend.”
Emily’s stijl wordt gretig geïmiteerd, terwijl u het accepteren van ieders individualiteit aanmoedigt. Is dat niet paradoxaal?
„Ja, heel erg. Maar ik houd mezelf voor dat het mensen toch vrij laat, omdat onze stijl niet strikt is; we verbieden of gebieden niks. We willen vooral laten zien dat mode iets vrolijks is, waar je op een speelse manier werk van kunt maken. Het leven is kort, je mag je met kleding amuseren.
„Het valt voor ons overigens totaal niet te voorspellen welke outfits opgepikt zullen worden. Ik had werkelijk nooit kunnen bedenken dat Emily’s zwart-witte jasje met de rode baret uit het eerste seizoen viraal zou gaan. Misschien interpreteerde het publiek dat als iets symbolisch voor Parijs – als je in Kentucky woont, denk je misschien dat een Parisienne er zo bijloopt. Ik weet het niet, ik weet alleen dat het mensen plezier verschafte. Ik vind het ontroerend dat kijkers zich zo met kleding kunnen identificeren.”
Kritiek is er ook volop. Wat vindt u van de uitgesproken afkeur van een deel van de mode-recensenten?
„Het is goed dat er tegenstemmen zijn. Ik houd van een uitdaging, ik heb liever discussie dan politieke correctheid. Als mensen mijn stijl ‘tacky’ vinden, of vulgair: tant pis. Sommige critici hebben zo’n hekel aan ons dat ik erom moet lachen. Hoe gemener ze worden, hoe meer ik denk: wacht maar, volgend seizoen wordt het nog erger. Wat is hun expertise? Wie bepaalt die goede smaak? Staat dat ergens geschreven?
„Een eigen stijl hebben, is interessanter dan het volgen van trends. Voor de mode ben je toch nooit rijk of dun genoeg, om Wallis Simpson te parafraseren – de mode volgen terwijl je er het lichaam niet voor hebt, kan fataal uitpakken. Wie wil er leven onder zo’n regime? Je kunt beter kijken en luisteren naar je lichaam en zo ontdekken wat je goed staat en waar je zin in hebt. Mooi of lelijk zijn subjectieve begrippen, goede smaak is een subjectief begrip. Als mensen de mode willen volgen, prima, ga je gang – maar als het ze niet gelukkig maakt of het ze inperkt, dan begrijp ik het proces niet. Ik hoop op mijn manier mensen te kunnen aanmoedigen om zachter voor zichzelf te zijn.
„Ik ben een kostuumontwerper, geen modeontwerper. Ik heb niets te verkopen. Ik maak entertainment waarvan ik hoop dat het interessant is – let op, ik zeg niet ‘leuk’ of ‘mooi’, maar interessant om naar te kijken. En als je er niets mee kunt, heb je het volste recht om naar een andere serie te switchen.”