Het is een wonderlijke aanblik: een lange rij jonge muzikanten loopt door het vrijwel verlaten voormalig ministerie van Sociale Zaken in Den Haag, trap op trap af, terwijl ze het vrolijk Ierse lied ‘Virtual Reelity’ spelen. Achter deze muzikale sliert aan dartelen jonge kinderen. Hun moeders volgen aarzelend, filmend, telefoon in de hand. De kinderen en hun moeders – mannen waren er nauwelijks – zijn Oekraïense vluchtelingen die nu al meer dan een jaar worden opgevangen in het kantoorgebouw waar de overheidskunst nog staat, het pluche oranje tapijt nog ligt, maar de ambtenaren verdwenen zijn. En dat maakt het precies het soort plek waar het inmiddels ruim 50 jaar bestaande Ricciotti Ensemble doorgaans optreedt.
Het is namelijk de missie van het in 1970 opgerichte ensemble om voor ieder denkbaar publiek symfonische muziek te spelen op plekken waar doorgaans geen live muziek klinkt. En, tweede deel van de missie, om op die manier jong muzikaal talent de kans te geven zich te ontwikkelen, zowel muzikaal als in de omgang met publiek. Dat laatste is belangrijk, omdat het ensemble vrijwel altijd speelt voor mensen die niet gewend zijn naar concerten te gaan. Gewoon, omdat dat niet op hun radar staat, of omdat dat moeilijk of onmogelijk is. In de huidige van de drie jaarlijkse tournees, Shamrock Shuffle, speelde het Ricciotti bijvoorbeeld openbare optredens in een skate-café en een strandtent. Ze hadden besloten optredens in woonvoorzieningen voor ouderen en voor mensen met verstandelijke beperkingen, behandelcentra voor mensen met psychische problemen, opvang van daklozen, en azc’s. Meerdere concerten per dag, en door het hele land.
Gezien deze missie en de lange traditie van het ensemble is het opmerkelijk dat het voor de komende vier jaar geen subsidie krijgt van het rijkscultuurfonds dat al jarenlang de voornaamste subsidieverstrekker is: het Fonds voor Cultuurparticipatie. Dat verstrekt vierjarige subsidies voor ontwikkelinstellingen – plekken waar jonge, getalenteerde amateurkunstenaars en -muzikanten zich kunnen ontplooien, en maakte onlangs de toekenningen bekend. De belangrijkste subsidiecriteria, naast inhoudelijke kwaliteit, zijn maatschappelijke relevantie en toegankelijkheid – de kernwaarden van het ensemble. De beoordeling door het fonds op deze punten is ook lovend, maar levert net niet genoeg punten op: positief advies, maar Ricciotti valt onder de zogeheten zaaglijn, waaronder de subsidie op is.
Lees ook
De basis van de klassieke muziek in Nederland dreigt een tweede grote klap te krijgen
Dat was temeer verrassend, zegt zakelijk leider Remco Menting voorafgaand aan het optreden in Den Haag, omdat het ensemble de afgelopen vier jaar alleen maar positieve monitorgesprekken met het fonds heeft gehad. „Mijn eerste conclusie was dat ik iets fout had gedaan met de aanvraag en moest opstappen.” Maar met een vergelijkbare aanvraag heeft het Ricciotti Ensemble bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst wel de hoogste beoordeling gekregen, en daarmee 65.000 euro subsidie per jaar – iets meer dan de 54.000 euro van de afgelopen vier jaar.
Dat is alleen niet genoeg. Het ensemble kreeg de afgelopen vier jaar 212.500 euro per jaar van het Fonds voor Cultuurparticipatie, die volgend jaar dus wegvalt. De huidige subsidieperiode 2021-2024 zijn de twee subsidies samen goed voor de helft van het jaarlijkse budget. De rest kwam van private donaties en bijdragen uit particuliere fondsen. „We krijgen de afgelopen weken steeds meer e-mails en brieven binnen van mensen die donateur willen worden of hun bijdrage willen verhogen. Dat is super fijn, maar daar gaan we dit niet mee opvullen.”
Menting heeft veel kritiek op de beoordeling door het fonds, net als de andere gedupeerde ontwikkelinstellingen. Alle zes belangrijke ontwikkelinstellingen voor klassieke muziek, jazz en nieuw gecomponeerde muziek hebben geen subsidie gekregen. Ze zijn bezig bezwaar te maken, en lobbyen voor alsnog een positief besluit. Maar voorlopig ziet het ernaar uit dat ze het hiermee moeten doen. Op de vraag hoe, zegt Menting: „We gaan niet stoppen. Nee. Dan moeten we het vier jaar veel kleiner doen. Sowieso niet drie tournees per jaar, sowieso geen buitenland. Maar er zijn ook andere mogelijkheden om te bezuinigen. Nu vragen we voor een tour bijvoorbeeld arrangeurs, naast componisten. Maar in de tientallen jaren dat we bestaan, hebben we een grote bibliotheek opgebouwd, daaruit kunnen we dingen hergebruiken. Maar dat gaat ten koste van de talentontwikkeling van een nieuwe generatie arrangeurs.”
Intussen zitten op de stoelen enkele tientallen vrouwen en kinderen, de volwassenen met blanco, afwachtende gezichten. De 43 leden van het ensemble stemmen de instrumenten. Vooraan zit misschien wel het taaiste publiek: een rij jongetjes zo tussen de zes en tien jaar, schommelend met hun benen en ongedurig om zich heen kijkend. Omdat het zomer is, gaan de kinderen niet naar school en vervelen ze zich. Geen doorgewinterd concertpubliek dat, zich verheugend, kaartjes heeft gekocht. „Wij brengen muziek naar waar mensen wonen, werken of recreëren”, zegt Menting. „En dat vergt een bijzondere benadering door de musici.” Die zijn informeel gekleed, en maken veelvuldig oogcontact met het publiek. Een violiste spreekt een Oekraïens welkomstwoord uit, en gaat verder in een mengeling van Engels en Nederlands. „We spelen overal en voor iedereen!” Ze introduceert een stuk van Felix Mendelssohn, Fingal’s Cave. „Je zou je kunnen proberen voor te stellen dat je daar in die grot bent, met je ogen dicht, en de zee hoort, de golven, de wind.” En zo wordt ieder stuk door de musici zelf aangekondigd en toegelicht.
Iets later krijgt dirigent Douwe Nauta opzichtig slaap, en legt zich tot hilariteit van de kinderen gapend in het gangpad te ruste. „Dan moet een van jullie het maar overnemen”, zegt de jonge violiste tegen de jongens op de eerste rij. Ze geeft Daniël, de minst verlegen jongen, het dirigeerstokje, en hij krijgt een spoedcursus dirigeren. Hij oefent met ensemble en zaal: sneller, zachter, harder. Om vervolgens leiding te geven aan Óró sé do bheathe abhaile, of in het Engels: What shall we do with the drunken sailor? Later, bij het traditioneel Ierse lied Sean Gabha staat het hele koor, en zingt. Maar dan is de reserve van het publiek allang verdwenen.
„Dit was geweldig, en echt anders dan ik verwachtte”, zegt Viktoriia Riznychenko. De 37-jarige vrouw zit al ruim een jaar in Den Haag met haar twee dochters, die zichtbaar opgingen in het optreden. De jongste, de 16-jarige Mylada, weet het nu zeker: zij wil ook een instrument leren spelen.
Lees ook
Het orkest dat op straat speelt (en straks op Cuba): het Ricciotti Ensemble