Meer dan levensgroot zijn de puntige hoofden van de twee koningskinderen, met hun driehoekige vorm, kleine ogen, brede mond. Poppenkoppen zijn het, schitterende creaties die omhoog worden gehouden door acteurs, die de poppen ook een stem geven. Eronder hangt een lijfje en bungelen armen, in beweging gezet door weer een andere acteur/poppenspeler. De kracht van de verbeelding maakt dat je de bespelers vergeet en opgaat in het doen en laten van deze twee tirannieke mannetjes. In Tortot, van de samenwerkende Vlaamse gezelschappen Laika & Theater FroeFroe, komen acteurs en poppenspel naadloos samen. Het verhaal is een macabere, sprookjesachtige vertelling over de gruwel van de oorlog, gebaseerd op twee gelauwerde boeken van de Nederlandse kinderboekenschrijver Benny Lindelauf: Hoe Tortot zijn vissenhart verloor (2016) en Hele verhalen voor een halve soldaat (2020). De opportunistische legerkok Tortot (Koen Janssen) ontmoet het jongetje George (een pop), dat zijn benen verliest in het oorlogsgeweld. Terwijl de machtigen niet kunnen ophouden met hun verwoestende strijd, vinden de twee elkaar, ondanks de aanvankelijk kille houding van de kok (de man met het vissenhart).
De prachtige poppen, virtuoos bespeeld, zijn de grote troef van deze zowel aanbiddelijke als hardvochtige productie. Hun emoties voelen levensecht aan, en dat is bijzonder. Het verhaal heeft genoeg wendingen om te boeien, met enkele mooie zinnetjes, en als grappig neventhema dat de twee koningen in augurken een wondermiddel zien voor hun huidaandoening. Zodat er van alles in augurkenvorm langskomt, van augurkensoep tot augurkenbad.
En dan is er ook nog een bigband voor de muzikale begeleiding en als gepast afsluiting van alle gesprekken over eten en voedsel een diner, voor de circa driehonderd man publiek dat elke avond de weg naar een loods op de rand van het centrum van Den Bosch vindt. Alles bij elkaar een groot plezier.
Koel groen
De goede connectie met Vlaamse theatermakers is een van de pijlers van Theaterfestival Boulevard, dat tien dagen lang een grote variatie aan theater en muziek biedt. Deze editie keerde het festivalhart terug naar het Parade-plein, na een uitstap van vele jaren in het Zuiderpark, vanwege de verbouwing van het Theater aan de Parade. Van het malse gras en de waterpartijen van het park naar de stenen kinderkopjes van het plein: op de voorbije hete dagen werd het koele groen node gemist.
Wat is gebleven, zijn de kleinere tenten voor korte voorstellingen. Zoals A shadow can see van Gavin Viano. „Teach me how to live”, zingt Viano, terwijl hij danst op een pompende beat. Op het festival presenteert het Rotterdamse multitalent een voorproefje van een half uur van een volledige voorstelling van een uur voor later dit seizoen, met zang, muziek, tekst en dans. De schaduwen uit de titel worden geprojecteerd op het achterdoek, bijna synchroon met de energieke, soepele bewegingen van Viano. Drie drummers zorgen voor aanvullend slagwerk. In zijn teksten klinkt de performer afwisselend opstandig, kwetsbaar en zelfbewust. „I want what you have. If I have your life I will spend it right.” Viano is een performer bij wie er altijd wat op het spel lijkt te staan. Dit half uur swingt en fascineert, en het is slechts wachten op meer.
Hypermassage
In een lange vrachtwagencontainer, aan een bosrand van de stad, bevind je je als bezoeker bij Binnenste Buiten van Schweigman& en Johannes Bellinkx. Na een inleidend praatje over de werking van druk op je lichaam (proprioceptie) krijgt iedereen een zilvergrijze zak aan, die je van teen tot nek omhult. Via een buis aan de achterzijde wordt er lucht uit de zak gezogen. Eerst een beetje, waarna koele lucht terug wordt geblazen. De zuiging wordt steeds verder opgevoerd, waarbij het pak strak op het lichaam wordt geperst. Bij de hoogste druk, die ongeveer steeds een halve minuut aanhoudt, veroorzaakt dat een prettig omklemd gevoel, als een hypermassage, of een ultieme omhelzing. Zo zal een pak vacuüm getrokken koffie zich voelen, maar die steun in je rug en op je borst en benen geeft ook de suggestie van geborgenheid.
Dat is wat anders dan de ambitie van de makers om je te doen vergeten waar je lichaam ophoudt en de buitenwereld begint. Zo ver komt het niet. Als begeleiding klinkt er ijle zang van drie zangeressen. De theatrale uitwerking van deze fysieke ervaring is vrij beperkt, maar de ervaring verpakt te zitten, is memorabel genoeg.
Publiek in vacuüzakken in Binnenste Buiten van Schweigman& en Johannes Bellinkx.Foto Karin Jonkers
Lees ook
Lees ook een eerdere recensie over deze editie van Festival Boulevard
Het is bijna niet te geloven dat filmmaker Viktor Kossakovsky (1961) ooit doorbrak met een film die Ssst! (Tishe!) heette en waarvoor hij een jaar lang vanuit het raam van zijn appartement in Sint-Petersburg filmde. Zo groots en luidruchtig zijn zijn recente films. Een uitzondering was natuurlijk arthouse-succes Gunda (2020) waarin de verklaarde vegetariër de wereld bekeek vanuit het perspectief van een pasbevallen zeug. Maar zijn nieuwste film Architecton doet weer denken aan zijn heavymetal ecodocumentaire Aquarella (2017), vol rauwe ramshots van orkanen en smeltende poolkappen. Ontzagwekkend. Betoverend. Angstaanjagend.
In Architecton danst hij met drones rondom kapotgeschoten woontorens in Oekraïne. Duikt hij in de ruïnes van het eeuwenoude tempelcomplex in Baalbek met hun onverklaarbaar grote monolieten in het huidige Libanon. Buitelt zijn camera mee met de rotsblokken in een steenlawine. En filmt hij minutieus hoe graafmachines het betonpuin ruimen van de aardbevingen die in 2023 het grensgebied tussen Turkije en Syrië teisterden. Zijn film is imposant en immersief, maar vooral een intuïtieve artistieke montage van graniet en stof, waarin dan ook nog eens de Italiaanse architect Giovanni Pascoli bijna beschaamd om de vervuilende wolkenkrabbers die hij heeft gebouwd, een steencirkel in zijn tuin aanlegt zonder enige functie. Of beeldhouwer Nick Steur de zwaartekracht tart met zijn balancerende stenen.
Kossakovsky is een romanticus. Aan het einde van Architecton vraagt hij zich in gesprek met Pascoli af waarom men vroeger bouwde voor de eeuwigheid en gebouwen vandaag de dag niet langer dan vijftig jaar blijven staan. Twee sombere oude mannen die profeteren onder een boom. Het heeft iets oudtestamentisch. Maar de cirkel is rond met de openingsbeelden waarin op een meterslange banner staat dat Rusland uit de VN moet. Wat hij zich eigenlijk afvraagt is: waarom is de mens bezig zichzelf uit te roeien?
Watercrisis
Daarmee raakt hij aan grote kwesties. Na water is beton de meest gebruikte substantie ter aarde. En de CO2-uitstoot bij de productie van beton zorgt dan weer voor de watercrisis: stijgende zeespiegels aan de ene kant, gebrek aan schoon drinkwater aan de andere.
Vaak laat hij zonder verdere uitleg muren, koepels en poorten zien die zijn gebouwd middels de zogeheten droge-steen-techniek, waarbij stenen zonder andere bouwmaterialen worden gestapeld en elkaar in balans houden. Door middel van mossen en korstmossen groeien ze langzaam ‘aan elkaar’. Als een soort superlijm. Een techniek met weinig tot geen milieu-impact en waarin momenteel ook grote bouwers hernieuwd interesse hebben. Kossakovsky’s betoog moet je als volgt zien. Architecton is de muur en heeft zo’n stapelarchitectuur. Want Kossakovsky houdt nu eenmaal van bombastisch en barok. Maar wij toeschouwers zijn met onze associaties als die minuscule plantjes, die de boel bij elkaar houden.
Het zou me niets verbazen als Steven Soderbergh binnenkort nóg eens aankondigt dat hij ophoudt met films maken, om zichzelf dan weer via streaming of webformats opnieuw uit te vinden. Hij begon te praten over zijn pensionering als filmregisseur toen hij net Contagion (2011) had uitgebracht, de virusthriller die een Covid-achtige pandemie voorspelde. En die hem, toen we echt met een mondiale virusuitbraak te maken kregen, een plekje in een door de Amerikaanse filmindustrie in allerijl uit de grond gestampte ‘Corona Committee’ opleverde.
Na Contagion bracht hij nog even snel actiethriller Haywire, strippersfilm Magic Mike en de voor televisie geproduceerde Liberace-biopic Behind the Candelabra uit, en daarna zou hij schilder worden.
Schilder werd hij, maar met production design en kleurnabewerking. In ziekenhuisserie The Knick (2014-2015), met Clive Owen als visionaire aan opium verslaafde chirurg in het New York van begin twintigste eeuw, liet hij in twee seizoenen het hele kleurenpalet verschieten van warm opiumrood naar koud heroïneblauw.
Lees ook
deze recensie over ‘The Knick’
Maar ja, hij is dan ook gewoon een heel goeie filmmaker. Dus het is niet gek dat hij zo af en toe iets voor het grootst mogelijke scherm wil maken. Dus Soderbergh keerde terug, met bioscoopfilm Logan Lucky, en maakte daarna van alles wat: de ‘interactieve’ whodunnit-serie voor tv Mosaic en de web-tijdreis-serial Command Z (gratis online te bekijken op een eigen website).
Soderberghs recentste film Black Bag kreeg in de Amerikaanse (en andere Engelstalige) pers voornamelijk laaiend enthousiaste kritieken. Dat is niet gek. Alles wordt in zijn handen een feest van filmmaken. Allereerst omdat hij onder het pseudoniem Peter Andrews zelf het camerawerk doet voor al zijn films. Soms zou je denken dat hij een director of photography is, die zijn eigen films is gaan maken, zodat hij elk mogelijk camera-experiment kon uitvoeren. Van elegante camerabewegingen tot rauwe handheld.
Simpel plot
In Black Bag doet hij het weer allemaal. De plot is simpel: de Britse cyberbeveiligingsagent George Woodhouse (Michael Fassbender) die toevallig samen met zijn echtgenote Kathryn St. Jean (Cate Blanchett) in het vak zit (denk Mr. en Mrs. Smith maar dan sleek en jazzy) heeft een week de tijd om een mol te ontmaskeren. Een van de verdachten: de eega zelf. George is een ijskouwe: het verhaal gaat dat hij ooit zijn eigen vader onder surveillance hield en liet oppakken. Zijn verklaring: ‘Ik hou nu eenmaal niet van leugenaars’.
Cate Blanchett als Kathryn St. Jean in de film ‘Black Bag’.
Foto Claudette Barius/Focus Features
De ensemblecast onder leiding van Blanchett en Fassbender is in topvorm. Het huwelijksdrama vermomd als spionagethriller speelt met verwachtingen en dubbele bodems. Het is Soderbergh op zijn best: al dat gedoe met waarheidsserums en leugendetectors gaat uiteindelijk maar om één vraag: waarom is het toch zo moeilijk om elkaar te vertrouwen? De ‘black bag’ uit de titel – confidentiële informatie waar je het gewoon niet over hebt – is zowel een rookgordijn als een metafoor. Vertrouwen betekent immers ook dat je niet probeert uit alle macht de geheimen van een ander te weten te komen.
Amper uit de kosten
Maar de bezoekcijfers bleven achter. De voor het in Hollywoodbegrippen bescheiden budget van 50 miljoen dollar gemaakte film komt aan de bioscoopkassa amper uit de kosten. Reden voor de regisseur om in interviews te somberen over de toekomst van de bioscoop: „Als mensen hiervoor niet meer naar de film gaan, wat betekent dat dan voor de nieuwe generatie filmmakers die dit soort verhalen wil vertellen?”
Ook voor Black Bag werkte Soderbergh weer samen met scenarist David Koepp, met wie hij eerder het op Hitchcock geïnspireerde Kimi (2022) maakte en home invasion-thriller Presence (2024). Filmliefhebbers van zijn generatie of iets daaronder denken bij dat soort films nostalgisch terug aan de gouden jaren van de paranoiathrillers van de jaren zeventig. Zijn voorbeelden. Zijn traditie. Maar de filmgeschiedenis begint steeds later. Overaanbod van nieuwe producties duwt klassiekers uit de markt; streamers bepalen welke oude films in roulatie blijven.
De films van Soderbergh zijn ouderwets goed. En daardoor misschien iets te slim en sophisticated voor de hapsnapmediaconsumptie van 2025. Jammer als dit zou betekenen dat hij als bioscoopfilmmaker zijn beste tijd gehad zou hebben en het medium op een kleiner scherm opnieuw moet uitvinden.
Hollandser kan het bijna niet, als je over de wegen van de Alblasserwaard rijdt. Groene weilanden waar zwartbonte koeien staan te herkauwen. Een groepje jongens, met rode wangen en gekromde ruggen, fietst onverstoorbaar tegen de wind in op eindeloze fietspaden. Niet ver van hier staan de beroemde molens van Kinderdijk.
Midden in deze polder ligt het plaatsje Molenaarsgraaf met 1.201 inwoners, twee kerken én Van Hoorne Studios, waar de film Fien & Teun Gaan op Schattenjacht werd opgenomen. De kinderfilm ging eerder in april in première en werd inmiddels zo’n 35.000 keer bezocht. Het is de vierde bioscoopfilm van dit duo. Maar wie zijn Fien & Teun? Mensen zonder kinderen óf kinderen ouder dan een jaar of 8 zullen er misschien nooit van hebben gehoord. Behoor je wel tot de doelgroep, dan zal het refrein van het titelnummer, een onverbiddelijke oorwurm, wellicht meteen in je hoofd zitten:
Fien en Teun, een boer en een boerinnetje
Fien en Teun, jouw vriendje en vriendinnetje
Wij houden veel van dieren
En we zijn ontzettend stoer
Fien een lief boerinnetje
En Teun een echte boer
De broer en zus – gekleed in blauwe tuinbroek, roze jurk, klompen aan de voeten en Fien met een traditioneel kanten mutsje op het hoofd – beleven allerhande ‘avonturen’ op hun boerderij. In deze nieuwste film komt neefje Sem logeren. Ze vinden een oude boot met een kist vol piratenkleding en een schatkaart. Dus gaan ze op schattenjacht. Fien & Teun lijken op weg om de Ot en Sien, of Jip en Janneke van de 21ste eeuw te worden. Of gaan ze de concurrentie aan met Mickey Mouse?
Het duo bestaat inmiddels elf jaar en figureerde in een tv-serie, vier bioscoopfilms, boeken en theatershows. Er is een themapark in het nabijgelegen Groot-Ammers, Avonturenboerderij Molenwaard, en een vakantiepark Familie Resort Molenwaard in het ook nabijgelegen Ottoland. In 2023 opende in China het eerste Fien & Teun-themapark in Wenzhou en op dit moment worden er in China nóg twee parken gebouwd.
Disney van de Lage Landen
De man achter dit ‘oerhollandse’ duo is Michael van Hoorne (44), eigenaar van de Van Hoorne-groep. „We willen de Disney van de Lage Landen worden”, vertelt hij op het hoofdkantoor in Molenaarsgraaf. Van buiten lijkt de verzameling gebouwen op een willekeurig kleinschalig bedrijventerrein, maar eenmaal door de deuren kom je binnen in de wereld die Van Hoorne tot in het kleinste detail heeft vormgegeven. Er is koffie met een Teun-vormig koekje. „Ik had nooit durven dromen dat dit zo’n succes zou worden”, zegt Van Hoorne.
Ooit begon hij in de paardensport, met de ambitie de nieuwe Anky van Grunsven te worden. „Uiteindelijk had ik te weinig talent”, vertelt hij. Niet veel later kreeg hij een nieuwe droom: musicalster worden. „Ik houd erg van op het toneel staan.” Wat minder leuk was: de audities die je daarvoor moet doen. „Dus ben ik voor mezelf begonnen.” Van Hoorne begon in 2003 met een eigen productie van tien voorstellingen over een kok in Madurodam. Hierna volgden meerdere musicals en samenwerkingen met andere bedrijven.
Michael van Hoorne op familieresort Molenwaard.
Foto John van Hamond
Van Hoorne maakte kennis met Fien & Teun, toen nog eigendom van het bedrijf Lief! Dit lifestylemerk ontwierp en verkocht voornamelijk baby- en kinderartikelen, van tassen tot kleding en dierenaccessoires. De karakters waren al door Lief! ontwikkeld en door illustrator Anet van de Vorst grafisch tot leven gewekt.
Van Hoornes bedrijf, om de hoek bij Lief!, werd gevraagd mee te denken. „Wij wilden er meteen educatieve karakters van maken. Ze moesten een verhaal vertellen over het landleven op de boerderij. Dat is ook de basis van het succes, denk ik. Het is leuk voor kinderen, maar ze leren ook over alles wat groeit en bloeit.” Voor inspiratie hoefde hij niet ver van huis. „Ik kom uit deze regio. Mijn ene opa was fruitteler, de andere had melkvee. Dit was ook de periode dat een tv-programma als Boer zoekt Vrouw door het dak ging. En je had bij Albert Heijn van die tuintjes die je kon sparen, ook dat was een groot succes.”
Uit deze samenwerking volgden tv-series voor RTL, muziekalbums met de liedjes en theatershows. Lief! ging failliet, Van Hoorne zag potentie en besloot met Fien & Teun door te gaan. Tot dusver lagen de projecten nog vrij dicht bij Van Hoornes oorspronkelijke musicalambities, maar hij had heimelijk nóg een droom: „Als kind zei ik altijd al dat ik een eigen pretpark wilde.”
Pannenkoekenlied
In 2018 kwam deze droom uit met de opening van Avonturenboerderij Molenwaard. „De burgemeester en de stichting die het terrein beheerde wilden die locatie herontwikkelen, met een educatief karakter. Daar pasten Fien & Teun naadloos in. We richten ons op de jongste doelgroep van 0 tot een jaar of 8, dat bleek een geweldige niche.”
Nog geen drie jaar later nam hij de volgende stap. Hij kocht een camping in Ottoland en transformeerde die tot Familie Resort Molenwaard, een vakantiepark met (binnen)speeltuinen, theater, een manege waar je op excursie kunt, een knutselschuur en een Disney-waardige parade op het dorpsplein. Je slaapt in kleine boerderijtjes of lieflijke huisjes. Een binnenzwembad is in aanbouw en er wordt gesproken over de aankoop van omliggend land.
Er wordt geoefend in de repetitieruimte voor theatervoorstellingen. In deze studio worden ook de Fien & Teun-films opgenomen.
Foto John van Hamond
De slogan van de Van Hoorne-groep is ‘360 graden geluk’. „Dat is wat we verkopen. En dat doen we door alles te laten kloppen. In de parken, op het toneel, in de films. Zo testen we onze films op een jong testpubliek. Waar moet even een dansliedje komen om de aandacht te trekken?”
De totaalbeleving is er ook buiten de bioscoopzaal, in de parken. In het pannenkoekenrestaurantligt op tafel het door Van Hoorne geschreven boekje In 10 stappen naar 5 sterren dat elke medewerker dient te lezen.
Het concept sloeg aan, ondanks ‘corona’ en de daarmee gepaarde beperkingen. Vorig jaar bezochten 300.000 bezoekers de Avonturenboerderij en verbleven 50.000 mensen op het resort. Van Hoorne: „We schuwen clichébeelden niet: klompen, melkbussen, molens, kaas. Mensen vinden dat helemaal niet erg, ze omarmen het.”
En de clichébeelden worden niet alleen omarmd door Nederlanders. Inmiddels zingen Fien und Teun op het vakantiepark hun welkomstlied ook in het Duits, er liggen souvenirs voor toeristen bij Kinderdijk en er is dus zelfs een Chinees themapark. „Dat doen we onder licentie, ik ben daar verder zakelijk niet bij betrokken. We ontwerpen het wel hier in huis, ook de twee parken die nu in aanbouw zijn. Het is fantastisch om daar rond te lopen, maar zakelijk ligt mijn ambitie er niet. Ik wil wel de grens over, maar dichter bij huis: België of Duitsland bijvoorbeeld.”
Michael van Hoorne in gesprek met een winkelmedewerker op familieresort Molenwaard.
Foto John van Hamond
Woezel & Pip
Tijd voor een rondleiding. Alle gebouwen op dit bedrijventerrein horen bij Van Hoorne. Er werken inmiddels zo’n vierhonderd mensen bij het bedrijf, onder wie zijn broer en zijn moeder. In een omgebouwde vrachtwagenloods bevindt zich de studio waar alle Fien & Teun-films zijn opgenomen en nu twee vrouwen staan te repeteren voor Shrek De Musical. Musicals produceert Van Hoorne nog steeds.
Op kantoor zijn ontwerpers bezig met een nieuw themapark dat volgend jaar in Noord-Brabant geopend moet worden. Geen Fien & Teun dit keer, maar Woezel & Pip. Ook peuterdarlings – de hondjes zijn sinds 2023 eigendom van Van Hoorne. En dan een ruimte bomvol merchandising. T-shirts, knuffels, pyjama’s, bordspellen, regenlaarzen, kleurboeken, dekbedovertrekken, knutselkoffers, stepjes – een duizelingwekkend aanbod.
De merchandising bij Van Hoorne.
Foto John van Hamond
Van Hoorne verklaart: „We zijn een commercieel bedrijf, we zitten nu op 30 miljoen omzet en de ambitie is dat het in 2030 rond de 100 miljoen zit.” Van Hoorne wijst naar een hoek gewijd aan ‘Mike & Molly’, de schaapjes van Fien & Teun, die nu ook hun eigen serie hebben op RTL en Videoland. „Neutrale kleuren zijn nu heel erg in bij de ouders van baby’s, daar passen Mike & Molly perfect bij.”
Rustige doelgroep
Het resort ligt op vijf minuten rijden van het hoofdkantoor. Achter de parkeerplaats liggen de voetbalvelden van de lokale voetbalclub. Van Hoorne is hoofdsponsor; de jeugd voetbalt in Fien & Teun-tenues.
Het is half zes ’s avonds, het park is volgeboekt, maar er heerst complete rust. „Dat is ook een voordeel van deze doelgroep”, zegt Van Hoorne, „niemand heeft er last van.” Van Hoorne heeft zelf geen kinderen, ze staan ook niet op de planning. Waarom dan toch een heel leven wijden aan deze doelgroep? „Ik kan me heel goed in hun wereld inleven en ben ook nog wel kinds, denk ik.”
Van Hoorne maakt praatjes met het personeel, raapt papiertjes op en zet stoelen recht. „Ik let echt altijd op alle details”, zegt hij. Elk bordje, elke plantenbak past in de wereld van Fien & Teun. Toch valt een huisje uit de toon, er blijken mensen te wonen. „Toen we de camping kochten, was alleen dit stukje eigen grond. Deze mensen wonen er dus nog.” Het huisje werd wel in de kleuren van het park geverfd, in overleg volgens Van Hoorne. „Mensen denken vaak dat dit de opa en oma van Fien & Teun zijn. Zij horen nu ook bij de familie.”