Een grootse roman van de Tsjech Ivan Klíma laat zien waarom je je met het verleden moet verzoenen

In de Griekse mythologie drinken de doden uit de rivier de Lethe om hun aardse bestaan te vergeten, voordat zij het Elysion binnengaan. Vertaald naar de realiteit van de 21ste eeuw komt het erop neer dat je pas rust kunt vinden als je je met je verleden in het reine bent gekomen.

In het begin van Rechter tussen twee vuren, het magnum opus van de Tsjechische schrijver Ivan Klíma, heeft de hoofdpersoon Adam Kindl geen enkele behoefte om uit de Lethe te drinken. Zozeer leeft hij in de waan van iemand die zichzelf meent te kunnen beheersen door middel van de ratio, zonder te beseffen dat hij in een land leeft waar die ratio niet bestaat.

Toch wil Adam goed doen, omdat hem en zijn familie in het verleden kwaad is aangedaan. Daarom ook is hij rechter geworden, want hij wil voorkomen dat anderen vergelijkbaar onrecht ervaren.

Die rationele levenshouding geeft hem het gevoel dat zijn bestaan ertoe doet, maar maakt hem tegelijkertijd kil en afstandelijk. Dat merkt ook zijn vrouw Alena. In de loop van de tien jaar van hun huwelijk heeft ze zijn liefde zien wegebben. Terwijl hij op zijn beurt bijna eist dat zij van hem houdt, al meent hij dat zij zich nooit volledig aan hem heeft kunnen overgeven.

Je begrijpt dat er bij zo iemand maar iets hoeft te gebeuren of hij begint te wankelen en gaat onderuit. Van die ratio blijft dan slechts een hoopje onzekerheid over. En precies daar is het Klíma om te doen in deze overweldigende roman uit 1986, die nu pas in het Nederlands is vertaald, maar nog niets aan zeggingskracht verloren heeft.

Ivan Klíma (Praag, 1931) laat Adam pas aan het einde van zijn omvangrijke roman uit de Lethe drinken als hij beseft dat hij vergeten is hoe je moet huilen. De catharsis die deze bewustwording tot gevolg heeft, zorgt ervoor dat je deze ‘politieke’ roman over een vlijtige apparatsjik die rechtvaardigheid nastreeft in een wereld waarin dat onmogelijk is niet zo snel vergeet.

Praagse Lente

Adam Kindl is een lage rechter van rond de veertig in het Tsjechoslowakije van 1972. Het is de somberste tijd uit de naoorlogse geschiedenis van dat land. De Praagse Lente, de periode van nog geen zes maanden waarin partijleider Alexander Dubcek het communisme in Tsjechoslowakije een ‘menselijk gezicht’ wilde geven, is vier jaar eerder door een invasieleger van het Warschaupact de kop ingedrukt. Politici, ambtenaren en academici zijn ontslagen. Veel talentvolle progressieve schrijvers, onder wie Klíma zelf, hebben een publicatieverbod gekregen en kunnen hun werk hoogstens nog ondergronds uitgeven of in geheime bijeenkomsten aan elkaar voorlezen. Als glazenwasser, straatveger of fabrieksarbeider verdienen ze de kost. Bijna niemand is nog te vertrouwen, want de geheime politie heeft overal verklikkers.


Lees ook

deze necrologie

Milan Kundera in 1973 in Praag

Tijdens die Praagse Lente is Adam opnieuw tot rechter benoemd, na een tussenpoos van een jaar waarin hij aan de universiteit doceerde en met een beurs in de VS verbleef. Zijn vrienden uit de hervormingsbeweging hebben hem overgehaald zijn toga weer aan te trekken. Het nieuwe Tsjechoslowakije heeft fatsoenlijke magistraten zoals hij nodig voor de rehabilitatieprocessen van de duizenden burgers die sinds de repressie van de jaren vijftig en zestig ten onrechte zijn veroordeeld. Aangezien Adams vader een van die veroordeelden is, geeft hij gevolg aan de oproep van zijn vrienden.

Onder meer vanwege het onrecht dat zijn vader is aangedaan, had Adam eind jaren vijftig besloten om rechter te worden. Zo wilde hij voorkomen dat andere onschuldige mensen vergelijkbaar leed werd aangedaan als zijn familie. Dat hij in dat beroep compromissen moest sluiten om erger te voorkomen en daardoor een medeplichtige van het communistische regime werd, nam hij op de koop toe.

Waarom Adam na het neerslaan van de Praagse Lente en de hierop volgende repressie op de stoel van de rechter is blijven zitten, is aanvankelijk een raadsel. Vooral omdat zijn meeste vrienden dissidenten zijn geworden. Maar algauw besef je dat hij een gijzelaar van het regime is, dat hem wil testen op zijn trouw aan de Partij.

Dat blijkt al aan het begin van de roman, wanneer Adam door zijn superieuren een strafzaak in de maag gesplitst krijgt tegen een man die verdacht wordt van de moord op zijn hospita en haar kleindochter. Het vonnis moet de hele samenleving ten voorbeeld dienen. Van Adam wordt dan ook verwacht dat hij de verdachte ter dood zal veroordelen. Terwijl zijn superieuren weten dat hij tegen de doodstraf is, zoals hij jaren eerder in een geruchtmakend artikel heeft geschreven. Zaken waarin die doodstraf kon worden geëist, heeft hij altijd aan collega’s doorgegeven.

Aan de hand van die strafzaak ontleedt Klíma zowel Adams handelen als het dagelijks leven in een dictatuur. Maar tegelijkertijd wil hij laten zien hoe door het sluiten van compromissen zelfs de meest rechtschapen mensen handlangers van een onmenselijk regime worden. Hij doet dat op zo’n subtiele manier dat je geleidelijk aan, zoals tijdens het afpellen van een ui, steeds meer ontdekt hoezeer Adam door zijn verleden wordt bepaald. En dat verleden giet Klíma in aangrijpende tussenhoofdstukken met de titel ‘Voor we van de rivier de Lethe dronken’.

De Karelsbrug in Praag, 1981. Foto Klaus Rose/Getty Images

Als instrument voor Adams ontgoocheling dient het strafdossier over die tweevoudige moord. Stukje bij beetje neemt hij het tot zich, waardoor zijn twijfel aan de schuld van de verdachte met de dag groeit. Als hij ook nog te horen krijgt dat diens verloofde zwanger is, herinnert hij zich dat volgens de wet een aanstaande vader niet ter dood veroordeeld mag worden. Het is de opmaat naar een verrassende ontknoping, die Adams wereld volledig op zijn kop zet en in feite weer een zuiver mens van hem maakt.

Concentratiekamp

Adams verleden lijkt een afspiegeling van dat van Klíma zelf. Beiden komen uit geassimileerd Joodse families. Net als Klíma bracht Adam zijn kinderjaren door in nazi-concentratiekamp Theresienstadt, waarheen hij in 1941 met zijn moeder en broer werd gedeporteerd. Adams vader, een ingenieur en wetenschapper, zat in een concentratiekamp in Polen en zou de oorlog ternauwernood overleven.

In 1945 werd Theresienstadt door het Rode leger bevrijd. Vier jaar lang had Adam er het kwaad van nabij meegemaakt. Al zijn Joodse vriendjes waren door de nazi’s vermoord. Sindsdien streefde hij het goede na om te voorkomen dat de wereld opnieuw in een hel zou veranderen. Wrang is dan ook dat zijn Russische bevrijders van toen Tsjechoslowakije in 1968 opnieuw in een gevangenis hebben veranderd. Sindsdien kan hij zich niet voorstellen dat hij nogmaals bevrijd zal worden. Om een enigszins normaal leven te kunnen hebben, schikt hij zich daarom in zijn lot.

Door zijn marxistische opvoeding in het door de Sovjet-Unie na 1945 gedomineerde Tsjechoslowakije, raakt Adam overtuigd van het communisme als basis voor een ideale staat. Als idealistische scholier is hij zelfs bereid om over zijn vrienden te rapporteren, omdat hij meent daarmee het goede te doen? En zodra hij merkt dat bepaalde humanistische ideeën niet worden getolereerd, maakt hij zich ook nog eens wijs dat je zelfs in een onvrij land vrij kunt zijn.

Zolang Adam maar kleine strafzaken behandelt, is er niets aan de hand. Maar het gaat mis zodra er een ideologisch voorbeeld gesteld moet worden, zoals met die moordzaak. Als beginnend rechter in een uithoek van het land is hem dat al eens eerder overkomen. Hij moest toen een winkelier veroordelen, die een deel van zijn inventaris had achtergehouden, wat als een kapitalistisch misdrijf gold. Van de rechtbankpresident, een ex-medewerker van de staatsveiligheidsdienst die als beloning voor bewezen diensten in een jaar tijd tot rechter was omgeschoold, kreeg hij te horen dat de man een lange celstraf moest krijgen. Maar dat stuitte Adam tegen de borst. Hij gaf slechts drieënhalf jaar en zelfs dat vond hij nog te veel. Toen zijn vroegere hoogleraar hem kort daarna een functie aanbood als wetenschappelijk medewerker strafrecht op de universiteit in Praag, nam hij ontslag uit de rechterlijke macht om terug te keren naar de hoofdstad, waar hij een baan aan de universiteit kreeg. Hij trouwde er met Alena met wie hij twee kinderen kreeg.

Dissidente vrienden

Sinds zijn terugkeer uit Amerika en zijn herbenoeming tot rechter verschilt zijn leven niet van dat van andere hoge ambtenaren en partijfunctionarissen. Hij heeft een aardig appartement in Praag en een buitenhuisje op het platteland, waar een betekenisvol deel van de roman zich afspeelt. Maar tegelijkertijd zoekt hij zijn dissidente vrienden regelmatig op en helpt hij een vroegere geliefde wier man ontslagen wordt vanwege zijn activiteiten tijdens de Praagse Lente. Wat dat medeleven betreft, wijkt Adam af van de echte meelopers, al is hij verder, zoals zoveel anderen in een dictatuur, vooral een man zonder eigenschappen.

Vooralsnog laten de autoriteiten hem zijn gang gaan. Maar het gaat mis als Alena een kortstondige verhouding heeft met de student Honza. Ze is voor hem gevallen uit medelijden, maar ook omdat hij haar de liefde en erotiek geeft die ze van Adam niet meer krijgt. Als ze haar ontrouw aan haar man opbiecht, blijkt dat hij ook zelf overspelig is geweest. Terwijl hij zich had voorgenomen zoiets nooit te doen, omdat overspel een schending zou zijn van de gedragsregels waar hij naar leefde. Nu hij die heeft overtreden, vraagt hij zich af wat ze eigenlijk voor hem betekend hebben. Als hij ook nog beseft dat zijn overspel slechts een vlucht was, stort het bouwwerk dat hij zo zorgvuldig voor zichzelf geconstrueerd heeft in. Eindelijk krijgt hij door in welke val hij is getrapt en dat zijn inspanningen om het goede te doen luchtfietsen is geweest. Klíma zet dat morele ontwaken meesterlijk neer: ‘Hij moest of een daad stellen of hij zou gevangen zitten. Alleen was hij niet gewend om besluitvaardig op te treden, althans niet in zijn eigen leven.’ In die laatste zin ligt het wezen van elke dienaar van een dictatuur besloten, of het nu om een dounabeamte, een minister of een rechter gaat.

Adams verleden dringt zich nu met dubbele kracht aan hem op. Zijn tranen over de moord op zijn Joodse speelkameraadjes heeft hij al die jaren ingeslikt. In plaats daarvan heeft hij zich blind gestaard op een ideale staat, waarin wezenlijke emoties overbodig zouden zijn en de ratio regeerde. En nu blijkt ineens alles voor niets te zijn geweest. Tegen Alena bekent hij: ‘Ik wilde iets doen tegen oorlog en geweld, en beriep me daarbij op degenen die het niet hadden overleefd, maar er zat geen leven in me.’ Door zo’n bewustwording kan hij eindelijk met grote teugen uit de Lethe drinken.