Pauline Peyrade schreef een indringende debuutroman over moeders die hun dochters misbruiken

Als er één thema is in de Franse literatuur van nu, dan is het geweld tegen vrouwen. Er gaat bijna geen week voorbij of er verschijnt een nieuwe roman of een volgend essay over misbruik, onderdrukking of het lastig vertaalbare woord ‘emprise’, de situatie waarin iemand volledig in de macht is van iemand anders.

Al jaren was het hét thema in het werk van Christine Angot, recenter lichtten Vanessa Springora (Le consentement) en Camille Kouchner (La familia grande) een volgend putdeksel, dat in de hogere kringen lang gesloten was gebleven. Vorig jaar publiceerde Neige Sinno een magistrale roman over het onderwerp (Tigre triste, die binnenkort in vertaling verschijnt) – autobiografisch, op en top literair en terecht bekroond met de Prix Femina.

Maar ook mannelijke auteurs laat het onderwerp niet koud. Tanguy Viel liet ingenieus zien hoe een jonge vrouw uit een middenklassemilieu wordt gechanteerd en misbruikt (Een meisje dat je belt), Alain Blottière toonde hoe een jongeman volledig gehersenspoeld kan worden (Comment Baptiste est mort).

Des te opmerkelijker is het dat Pauline Peyrade (1986) temidden van al deze verschillende perspectieven en stijlen in haar debuutroman alsnog een nieuw verhaal weet te vertellen. Peyrade doorbreekt het taboe der taboes. Voor ze debuteerde had ze al toneelstukken geschreven over de manier waarop geweld tegen vrouwen wordt doorgegeven van de ene op de andere generatie. Hoe dat geweld verborgen wordt onder een ander, geciviliseerd gezicht. Haar inspiratiebron is Jean Genet, vertelde Peyrade in interviews. Zijn kale taal, zijn maskers en zijn onderhuidse geweld zijn ook elementen in haar debuutroman The age of destroying (in het Frans L’âge de détruire), een titel ontleend aan A Writer’s Diary van Virginia Woolf. Want verwoest, gepijnigd en beschadigd wordt er in haar roman. Net zo goed als er gemaskeerd wordt, verhuld en gehuicheld.

Datgene wat verdonkeremaand wordt is – en dat is het schokkende in deze roman – het misbruik in de vrouwelijke lijn. Moeders misbruiken dochters. De roman opent met een verhuizing van een moeder en haar zevenjarige dochter naar een groter appartement: zesenvijftig vierkante meter plus balkon. Eén slaapkamer met mintgroene laagpolige vloerbedekking, een tweede met zeeblauw en wit gemêleerd tapijt. Ogenschijnlijk een veilige oase. Maar de dozen worden niet uitgepakt, moeder rookt aan een stuk door en heeft hoofdpijn, haar dochter, de vertelster, gaat niet meer in bad. Moeder komt ’s nachts haar kamer binnen, geeft orders: ‘[I]k haat haar’, schrijft het meisje. ‘Ik zou haar met schoppen en vuistslagen willen wegjagen.’ Als lezer verstijf je. Lees je wat je denkt dat je leest?

Het knappe is dat Peyrade inhoud en vorm perfect op elkaar laat aansluiten. Zoals in haar verhaal onderhuids wordt geleden en de excessen zich voordoen als in een bliksemflits, zo vermomd is haar taalgebruik. Haar beschrijvingen zijn bijna lieflijk, met boerenhuisjes, fijne sneeuw, groentesoep en dennennaalden. Verbeeld je je die licht dreigende ondertoon?

Dan komt in één zin of alinea het kwaad, het geweld, naar buiten – scherp en puntig. Een moeder die haar dochter ’s nachts vraagt te zeggen dat ze van haar houdt. Een hand op een plek waar die niet mag zijn. Een mes. Bij een bezoek aan grootmoeder is er ineens die aandacht voor dat litteken op haar moeders gezicht, vlak bij haar linkeroog.

In het eerste deel van het voorbeeldig door Kiki Coumans vertaalde boek is de vertelster zeven jaar oud, in het tweede rond de dertig. Zoekt ze als volwassene haar moeder op, dan ziet ze de postvakjes in de hal van haar flatgebouw, ‘een opeenvolging van lijnen en kolommen, op slot, met onverschillige zwarte letters, gedrukt op gebroken wit papier, een miniatuurmortuarium’. Zelf woont de vertelster inmiddels in een studio en verblijft ze ‘op de rand van de wereld van de anderen’, voorgoed vervreemd van zichzelf en van de ander. In bloembakken aan het smeedijzeren hek van haar balkon heeft ze lieflijke plantjes gezet in subtiele pastelkleuren. Een wanhopige bezwering van haar gewelddadige herinneringen.