Feministische pionier die de staat de nalatenschap van Theo van Doesburg schonk

Achteraf vond kunsthistoricus Wies van Moorsel het jammer dat ze haar tante, Nelly van Doesburg, nooit gevraagd heeft naar háár rol in de kunstbeweging De Stijl. Vijftien jaar hebben ze elkaar gekend, maar het was pas tegen het einde van die tijd dat Van Moorsel de vaak onzichtbare positie van de vrouw in kunst en architecuur begon te bestuderen.

Eind juli overleed Van Moorsel (1935-2024) op 88-jarige leeftijd. Ze zou als kunsthistoricus uiteindelijk een pionier in het onderzoek naar vrouwen in de architectuur worden, maar ze is vooral bekend geworden door haar schenking van de nalatenschap van Theo van Doesburg aan de Nederlandse staat.

De familiebanden waren niet bijzonder hecht geweest toen kunstgeschiedenisstudent Van Moorsel in 1960 naar de Parijse voorstad Meudon reisde om bij tante Nelly te logeren. Nelly was verliefd geworden op een kunstenaar. Zoiets deed je niet, maar Nelly had het toch gedaan. Ze woonde in de atelierwoning die het toevluchtsoord had moeten worden van haar en haar man, de kunstenaar Theo van Doesburg. Maar Theo overleed zes weken nadat ze waren verhuisd, in 1931.

Nelly en Wies kregen vanaf dat moment een project: het archief van Van Doesburg moest op orde worden gebracht. Het was een rommeltje, vertelde Van Moorsel in 2021 aan de Groene Amsterdammer: „De tekeningen van Van Doesburg en het archief van De Stijl lagen gewoon in van die grote dozen van Dior – mijn tante had kleding van belangrijke huizen. Super onverantwoord, zou je nu zeggen.”


Lees ook

Wegwerphuis voor de eeuwigheid

Boven: Glas-in-loodraam in het pas gerestaureerde Van Doesburghuis in Meudon Onder: Archieffoto's van het Van Doesburghuis in de jaren dertig

Vrouwen met kunstcollecties

In het spierwitte huis in Meudon, het enige huis dat Theo van Doesburg ontworpen en daadwerkelijk gebouwd heeft, kwam Van Moorsel werken tegen van Kurt Schwitters, Alexander Calder, Hans Arp: kunstenaars waar ze nog nooit van had gehoord. Met haar tante ontdekte ze in Parijs de moderne en hedendaagse kunst, ze ontmoette Hans Arp, maakte kennis met vrouwen met kunstcollecties (Picasso, Braque) en keerde huiswaarts met de conclusie dat die studie kunstgeschiedenis haar over de moderne tijd niet zo veel bij had gebracht.

Na haar studie aan de Universiteit van Leiden, van 1955 tot 1963, woonde Van Moorsel een decennium in Eindhoven, waar haar man Jean Leering directeur was van het Van Abbemuseum. Hij maakte in 1968 een tentoonstelling over Theo van Doesburg, met bruiklenen uit de collectie van Nelly van Doesburg. Van Moorsel werkte in hetzelfde museum bij de educatieafdeling en als curator.

Ze bezocht activiteiten van de feministische organisatie Man Vrouw Maatschappij, waar discussies werden gehouden over legalisering van abortus. Het feminisme deed in die tijd de intrede in haar leven, vertelde ze in 2019 aan architectuurhistoricus Rixt Hoekstra. Met feministische architecuurstudenten uit Delft stond Van Moorsel begin jaren tachtig aan de basis van de vernieuwende groep Vrouwen Bouwen Wonen, waarbij ze lang betrokken bleef. Het werd een platform voor architecten, historici, sociologen die discussieerden over de gebouwde omgeving, en vooral over de rol van de vrouw daarin. Ze organiseerden cursussen, zetten zich in voor de ontwikkeling van vrouwvriendelijke architectuur.

Het echtpaar woonde inmiddels in Amsterdam, Leering was er directeur van het Tropen Museum en Van Moorsel kreeg in 1979 een aanstelling bij het kunsthistorisch instituut van de Universiteit van Amsterdam. Ze schreef een proefschrift over de tegenstrijdige ideeën over moderniteit van de invloedrijke stichting Goed Wonen, genaamd Contact en controle: het vrouwbeeld van de stichting Goed Wonen.

Die samenwerking van modernistische architecten presenteerde zich sinds de oprichting van Goed Wonen in 1946 als progressief, een organisatie die vernieuwing voor de massa voorstond. Die vernieuwing was er ook op gericht het leven van de gezinsvrouw makkelijker te maken: een rationeel huishouden moest taken verlichten, een bevrijding van de huisvrouw zijn. Maar dat bleef de huisvrouw in de moderne woonopvatting: een huisvrouw.

Ze had in de tweede feministische golf een belangrijke aanjagende positie in het onderzoek naar de rol van vrouwen in de architectuur

Aanjagende positie

Haar proefschrift over Goed Wonen staat nu aan de basis van de tentoonstelling For Women Only, over hoe interieurobjecten in de jaren vijftig en zestig de positie van vrouwen beïnvloedden, nu te zien in het Van Eesteren Museum in Amsterdam. Ze had in de tweede feministische golf een belangrijke aanjagende positie in het onderzoek naar de rol van vrouwen in de architectuur, en naar de plek die vrouwen hadden in woonhuisarchitectuur, vertelt Jorn Konijn, directeur van het Van Eesteren Museum. Ondanks haar hoge leeftijd, bleef ze verschijnen op openingen van het architectuurmuseum, vertelt Konijn. Maar uitgerekend deze laatste heeft Van Moorsel niet meer bij kunnen wonen.

Toen haar tante in 1975 overleed, erfde Wies van Moorsel het Van Doesburgarchief, zo’n vijftienhonderd beeldende werken, en de atelierwoning, nu bekend als het Van Doesburghuis. Ze schonk het aan de Nederlandse staat, op voorwaarde dat de woning voor kunstenaarsresidenties zou worden gebruikt. Dat gebeurt.

Als kunsthistoricus publiceerde Van Moorsel in de beginjaren van deze eeuw monografieën van het architectenechtpaar Luzia Hartsuyker-Curjel en Enrico Hartsuyker, en van interieurarchitect en woonpedagoog Cora Nicolaï-Chaillet.

Haar biografie over haar tante kwam in 2000: Nelly van Doesburg, 1899-1975: de doorsnee is mij niet genoeg. Het was vanuit haar ontwikkeling als feminist, vertelde Van Moorsel aan de Groene Amsterdammer, dat ze had beseft: „Maar mijn eigen tante moet ik niet vergeten.”