Het goud van zeilster Marit Bouwmeester was begin dit jaar nog heel ver weg: ‘Ik was gewoon blij dat ik de dag doorkwam’

Elfde werd zeiler Marit Bouwmeester (36) begin dit jaar bij het WK in Argentinië. Nogal teleurstellend. Bouwmeester: „Ik dacht: elfde? Wie wordt er nou elfde? Ik heb nog nooit de medal race [de laatste tien] niet gehaald.”

Het was maar nét genoeg om een startbewijs voor haar vierde Olympische Spelen binnen te slepen. Maandag werd bevestigd dat ze wel degelijk iets te zoeken had in de baai van Marseille: ze won goud in de Laser Radial-klasse, nog voor de medal race, waarin ze dinsdag nog wel van start moet gaan. Het is Bouwmeesters tweede olympische titel. Met ook nog zilver en brons is zij nu de meest succesvolle olympische zeilster ooit.

Na Argentinië was dat succes nog onvoorstelbaar ver weg. Bouwmeester voelde toen: hier ging iets niet goed. Meteen bij aankomst in Nederland riep ze haar hele team bij elkaar. Haar broer Roelof, die haar al jaren bijstaat in haar carrière, haar coach, voedingsdeskundige, sportarts, mentale coach, fysio.

„Ik heb gezegd: ik ben nu as low as you can go. Hoe zorgen we dat ik in augustus weer de beste van de wereld ben? Jullie hoeven me niet te sparen. Zeg het maar. Hoe praten jullie over mij tegen anderen?” Het was best een „emotioneel” moment, zegt Bouwmeester afgelopen juni, in Den Haag. „Want ik zat echt niet lekker in mijn vel.”

Uit die bijeenkomst kwamen kleine en grote dingen, zegt Bouwmeester. Maar de lijn was duidelijk. „Ze zeiden: we hebben veel bewondering voor je, dat je het moederschap met topsport combineert, maar zo ga jij geen goud winnen.”

Bouwmeester, die vaart in de Laser Radial-klasse, werd kort na de Spelen van Tokio zwanger. Gedreven en doelmatig als ze is, benaderde ze ook haar zwangerschap als een topsporter. Met hulp van verschillende experts zette ze alles in het teken van een snelle terugkeer in het zeilen, met als hoofddoel de Spelen van Parijs.

Een week voor haar bevalling stond ze nog in het krachthonk. Twee weken na haar bevalling, van dochter Jessie Mae, stond ze er alweer. Na vijf maanden zeilde ze haar eerste grote wedstrijd. Nog eens vijf maanden later werd ze Europees kampioen.

Alles verliep, kortom, volgens plan. Maar langzaam kwam er zand in de machine. Bouwmeester merkte, net als veel andere jonge ouders, dat een groter kind niet per se makkelijker is dan een kleintje. „Een baby slaapt veel en doet nog niks. Maar dan gaat je kind bewegen. Dat vraagt veel meer aandacht en energie. Ik heb dat gewoon niet goed aangepakt. Ik had veel sponsorverplichtingen, andere dingen, en thuis gewoon … ja het was gewoon veel allemaal.”

Het is niet dat ze haar trainingsuren niet maakte, maar ze was er met haar hoofd niet helemaal bij, omdat ze zoveel dingen tegelijk deed. Ze stond niet echt „aan”, zegt ze. „Waar ik heel goed op ga, is veel analyseren, visualiseren. Maar ik had daar geen tijd voor. Want ik was gewoon blij dat ik de dag doorkwam.”

Een ‘wake-up-call’

En zo ging het steeds iets minder. Bij het olympisch testevenement vorig jaar werd ze eerste, maar bij de wereldkampioenschappen in eigen land viel ze met een vierde plaats naast het podium. En toen kwam die elfde plaats op het WK in Argentinië – een „wake-up-call”.

Bouwmeester had eerder aan de grond gezeten: toen haar coach Mark Littlejohn haar na de Spelen van Londen aan de kant had gezet omdat ze zilver had gewonnen. Hij vond alleen goud goed genoeg. Ze leerde dat in moeilijke situaties een „slachtofferrol” op de loer ligt. „Dan hoop je dat dingen vanzelf veranderen. Maar dat werkt niet. Je moet pro-actief zijn. Zie deze situatie als een uitdaging. Vaak is een nieuw plan dan een houvast, met soms heel kleine stapjes. Dat is de enige manier om ergens uit te komen.”

Na dat gesprek met haar team besluit Bouwmeester eerst om twee maanden niet in de boot te stappen. „In een olympisch jaar acht weken niet varen is natuurlijk bizar”, zegt haar coach, Jaap Zielhuis. „Maar Marit voelde: ik heb rust nodig.” En daarbij: Bouwmeester is technisch en fysiek zo sterk dat het ook kon, vindt Zielhuis. „Ze heeft gewoon dit niveau. Het grootste gevaar, met iemand die zo ambitieus is als Marit, is dat we te veel doen.”

Daarnaast maakt Bouwmeester allerlei aanpassingen – in de sport maar ook daarbuiten. Heel simpele soms. Bouwmeester: „Zoals: zorg dat je voor de hele week eten in huis hebt.” Dat was een tip van haar voedingsdeskundige. Want dat deed ze eerst dus niet. „En dan heb je twee keer op een dag getraind, ben je best wel moe, is er geen eten. Nou, ga maar eens eten halen met een kind van 1,5 dat d’r schoenen niet wil aandoen.”

Ook op andere manieren zorgt ze voor meer rust. Even niet afspreken met vriendinnen. Even geen commerciële klussen, zoals spreken voor bedrijven, ook al zijn ze lucratief (en heeft ze een oppas die ze zelf moet betalen, bijvoorbeeld als haar dochter meegaat naar een trainingskamp). En nog zo’n voorbeeld: „Ik deed vaak een podcastje terwijl ik drie uur fietstraining had. Nu luister ik muziek. Dat is makkelijker te verdragen voor je hoofd.”

Ze gaat ook weer werken met een haptonoom, is veel aan het mediteren, praat met een sportpsycholoog. Niet dat daar nou zoveel nieuwe lessen uitkomen. Na zoveel jaar in de topsport weet ze alles al wel zo’n beetje. Alleen: „Ja, leuk dat je dat weet, maar dóé je het ook?”

Egoïstische keuzes

Inmiddels gaat het weer goed, zegt ze in juni. „Nu staan we eigenlijk heel erg waar we willen staan.” Net daarvoor had ze weer een bijeenkomst met haar hele team. „En als je ziet hoeveel progressie we hebben gemaakt, dat verstevigt je band.”

In Marseille hebben haar ouders een groot huis gehuurd. Haar broer en zus zijn er met hun kinderen. En dochter Jessie Mae is er ook. „Maar ik ga ze daar niet opzoeken. Tenzij ik er heel veel behoefte aan heb.”

Het is beter voor haar focus. Alles in het teken van de Spelen.

Deze periode zag Bouwmeester voor het eerst „de keerzijde van de medaille”. Daarmee bedoelt ze: hoeveel topsport eigenlijk vraagt van de mensen om haar heen. „Als topsporter moet je veel voor jezelf kiezen, veel egoïstische keuzes maken.” Dat vond ze altijd al wel lastig, zegt ze. „Maar nu voel ik hem echt. Zeker nu Jessie kan praten en met schoentjes in de hand achter me aan komt: mama, ik ga met je mee.”

Maar wat ze ook inzag: je kunt best wat zachter zijn als topsporter. Ja, ze gelooft nog steeds wel dat er maar één medaille telt in de sport. „Je wint of je wint niet. Maar het zou geen mislukking zijn als ik geen medaille win. Ik ben wel dankbaar. Dat ik moeder mocht worden, maar ook voor de lessen die ik geleerd heb.” Ze weet dat het cliché klinkt, zegt ze erbij. „Maar je ontwikkelt je heel erg als persoon.”