Column | Het speelveld tussen sekse en gender

Ik kijk uit het raam, niet het mijne, maar dat van het Rotterdamse hotel New York: voor mij die oneindige waterwegen, de havens nog weer verderop, en daarna: de zee. Elke Amsterdammer voelt zich toch even kleinsteeds, te midden van die weidsheid en grote, architectonische gebaren. Vijfentwintig jaar geleden logeerde ik hier ook, op de Kop van Zuid, en toen was er alleen een zandvlakte en helemaal op het einde dit hotel. Inmiddels is bijna alles volgebouwd.

Nu richt ik mijn oog op het grasveld voor het hotel: een meisje van een jaar of twee, drie, bruin en een jongetje dat misschien al wel vijf jaar is, ook bruin. Ik ga er voetstoots van uit dat het broer en zusje zijn, dat sluit ook mooi aan bij mijn herinneringen, maar even later zullen ze ieder door een andere moeder worden meegenomen.

Toch blijf ik erbij; ik ben dat jongetje, het meisje is mijn zusje, en ook de rolverdeling tussen die twee is geheel zoals het vroeger bij ons was. Tussen de ligstoelen en de bankjes, allemaal gepland, staat ook een klein elektriciteitshuisje, dat heel nuttig is, maar door de gemeente niet is bedoeld als openbaar klimobject. Maar het is erg verleidelijk, voor wie lef heeft: het afdakje loop helemaal schuin tot aan de grond, en wie ertegenop klimt, wordt beloond met een plateautje waar je zegevierend op kunt staan.

Er zijn oudere jongens die het moeiteloos doen: het kleine meisje wil nu ook, maar haar oudere vriendje trekt zich terug.

Wauw, de wilskracht van dat meisje, dat telkens naar boven probeert te klimmen, toch weer terugzakt, en dan nog een poging onderneemt. De moeder krijgt er schoon genoeg van, die maakt aanstalten weg te gaan, ze loopt weg, ze roept, hoor ik door het open raam: ‘ik ga nu echt weg’. Het meisje draait zich niet eens om. Er klinkt een verwaaid ‘doei’ en ze begint aan een nieuwe klim.

Al die tijd heeft haar oudere vriendje zich teruggetrokken in het speeltuintje, braaf. Nogmaals, hij was mijn vroegere, beduchte Zelf, en mijn zusje de durfal van ons twee.

Daar zit je dan met je categorieën: meisje doet niet meisjesachtig, jongetje laat zijn genderrol ook in de steek.

Ik zag daarna de zeer korte, olympische partij tussen de boksster Khelif (Algerije) en Carini (Italië): in 46 seconden won Khelif, en Carini huilde van woede. Geen eerlijk gevecht, vond ze.

Tsja. Vroeger boksten ‘echte vrouwen’ sowieso niet.

En tussen sekse en gender ligt nog een heel speelveld van jongensachtige meisjes en meisjesachtige jongens, en die hoeven beslist niet allemaal in transitie.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.