Minder solo’s, meer hoge ballen en realtime gps-data – ‘Hockey ontwikkelt zich tot krachtsport’

Het internationale hockey heeft zich razendsnel ontwikkeld tot pure topsport. Alle spelers zijn fit, waardoor het spel steeds meer om ‘sprinting’ en ‘passing’ draait, bij de mannen nog meer dan bij de vrouwen. Solo-acties zijn zo goed als uitgestorven en door spelregelwijzigingen is de hoge bal opeens heel populair. NRC analyseert drie ontwikkelingen, met behulp van topcoaches Jeroen Delmee, Michel van den Heuvel, Ric Charlesworth en Rick Mathijssen.

Vermoeidheid speelt kleinere rol

De afgelopen jaren zijn tophockeyers nog fitter en sneller geworden. Michel van den Heuvel, bondscoach van België, de olympisch kampioen van Tokio bij de mannen, ziet een groei van „5 tot 10 procent in explosieve meters en acceleraties. Met name in de voorste lijn”. Bij het Nederlandse team is ook zo’n ontwikkeling zichtbaar, laat fysiektrainer Matt Eyles weten.

Die progressie zien ze ook bij topclub Bloemendaal, dat drie Nederlandse, een Belgische, Spaanse en Engelse international in Parijs heeft. Toen coach Rick Mathijssen afgelopen seizoen de gps-data bekeek, viel hem op dat geen sprake was van cumulatieve vermoeidheid: de sprints die zijn spelers maakten in het vierde kwart waren van hetzelfde niveau als de sprints in het eerste kwartier.

Door de kortere speeltijd – vier keer een kwartier in plaats van twee keer 35 minuten, ingevoerd in 2014 – speelt vermoeidheid steeds minder een rol. De spelers, (voornamelijk) semiprofs, spenderen ook veel tijd in de sportschool om het moordende tempo bij te kunnen benen.

„Hockey is een powerspel geworden. Pure power. Ik vind het spel er niet mooier op geworden, maar ik ben zelf een oude coach”, zegt Van den Heuvel (60), die al actief was toen buitenspel nog bestond en er beperkt mocht worden gewisseld. „Met doorwisselen erbij kun je altijd maximale energie leveren. Op fitheid gaan teams elkaar in principe niet kapot maken”, denkt Mathijssen, die bij de Spelen van Tokio assistent-coach was bij de Nederlandse mannen.

Door de toegenomen fitheid maken spelers ook relatief weinig fouten. „Het zijn momenten van desorganisatie, waar je tegenwoordig wedstrijden mee wint”, zegt Jeroen Delmee, de mannenbondscoach van Nederland. „Als een ploeg even niet goed georganiseerd staat, wil je toeslaan.”

Delmee denkt dat fitheid wél het verschil kan maken in Parijs, met acht wedstrijden in dertien dagen. „Die wedstrijden ga je voelen. Energiemanagement is belangrijk”. Hij werkt met wisselschema’s die tijdens de wedstrijd kunnen worden omgegooid, als de gps-data daartoe aanleiding geven. Delmee: „Tijdens de wedstrijd kunnen wij real time het aantal sprintmeters per speler zien. Als je die ziet dalen, kun je iemand even uit de wind houden.”

De hoge bal wordt vaker gespeeld

Met name het mannenhockey kent een flinke toename van passes door de lucht. De opmars is te danken aan de spelregel die aangeeft dat spelers niet binnen vijf meter mogen komen van een tegenstander tot die een hoge bal heeft gecontroleerd. Deze regel is in het voordeel van de aanvallende partij. In internationale duels wordt de hoge bal offensief gebruikt, vaak met diagonale passes. Steeds meer teams trainen hier op, maar de topcoaches lijken er toch niet blij mee.

„Hoe kun je dit iemand uit het voetbal uitleggen?”, zegt Van den Heuvel. „Dat iemand eerst vijf meter afstand moet houden en dat je daarna pas mag verdedigen? We doen er onze sport geen plezier mee.”

Delmee ziet het vooral als een probleem dat elke scheidsrechter anders omgaat met de hoge bal. „De interpretatie blijft onduidelijk. Die vijf meter afstand gaan ze dan opeens opdelen in fases van aannemen en daar verbinden ze dan verschillende straffen aan.”

De Australiër Ric Charlesworth, een van de succesvolste hockeycoaches ooit en nu assistent bij de vrouwen van China, stelt over deze spelregel: „Teams gooien nu lange ballen hoog de cirkel in de hoop dat iemand ’m stopt. Niemand begrijpt het.”

Delmee wijt de toename van het aantal hoge ballen, ook over kortere afstanden, aan de ‘zoneverdediging’ die veel teams gebruiken. In dit systeem verdedigen spelers een ruimte, niet per se een tegenstander. „In de zone staat iedereen vrij, maar probeer iemand maar te bereiken”, zegt Delmee. „Dat lukt het beste met een hoge bal. Als je dóór de zone wil spelen, heb je het risico van balverlies en een counter.”

Beter een pass dan een solo

Met allemaal fitte en sterke spelers op het veld zijn individuele acties zeldzaam geworden. „Hockey ontwikkelt zich tot krachtsport. Wij doen krachttraining om de belastbaarheid te vergroten”, zegt Delmee. „ Wij willen geen bodybuilders kweken, maar atleten die de zware belasting aankunnen.” Hij ziet ook voordelen in het vele fitnessen. „Duels worden fysieker. Dan moet je body hebben om je staande te houden.”

Sinds België succesvol is met hun ‘zoneysteem’ – ze werden in 2018 wereldkampioen en wonnen in 2021 olympisch goud – is dat door veel landen gekopieerd. Delmee: „Duitsland positioneert zich op eigen helft, India. Zelfs Australië staat soms on-Australisch, defensief ‘laag’ op het veld. En dan kunnen ze offensief risicoloos de hoge bal gebruiken.” Hij heeft er een studie van gemaakt om die zoneverdediging „te slopen”. Dat kan alleen maar door de bal veel rond te spelen. „Je ziet weinig een-tegen-een-duels meer. Alleen bij counters zie je nog mooie acties.”

Hockeyers gebruiken hun techniek niet meer om een tegenstander te passeren, maar om de bal uit het duel te halen en een pass te zoeken. „Het is voor solisten moeilijker om de beste te zijn en de meeste impact te hebben. Ook voor iemand als Teun de Nooijer zou het nu moeilijker zijn”, constateert Rick Mathijssen.

Rick Charlesworth vindt dat tophockeyers te veel passen. „Spelers moeten wel gewoon durven, moedig zijn en voor een actie gaan. Techniek werkt op het hockeyveld. Hoe meer technische spelers je hebt in je team, hoe beter het is. Nog steeds.”