Op 26 juli viert Nederland zijn eigen Onafhankelijkheidsdag. In 1581 verwierpen de Staten-Generaal van de Verenigde Provinciën op deze datum door het ondertekenen van het Plakkaat van Verlatinghe een tirannieke buitenlandse heerser. Het was een scharniermoment in de ontstaansgeschiedenis van Nederland als zelfstandige natiestaat.
Met de viering van het verleden is niets mis. Maar nog belangrijker is een visie op de toekomst – in dit geval de toekomst van het begrip ‘onafhankelijkheid’. Onafhankelijkheid is namelijk geen statisch concept. Traditioneel slaat het op de soevereiniteit van een natiestaat. Maar wat betekent dat in een geglobaliseerde wereld waar politieke en economische afhankelijkheden een complexe dynamiek meegeven aan het geopolitieke domein?
„We’ve got our country back #independenceday”, twitterde de Britse agitator Nigel Farage op 24 juni 2016 nadat de Britten via het Brexit-referendum hadden besloten uit de Europese Unie te stappen. Het Verenigd Koninkrijk zou eindelijk weer onafhankelijk worden. Zes jaar later bewandelde president Volodymyr Zelensky exact de tegenovergestelde weg – maar met hetzelfde doel voor ogen. Hij pleitte voor versneld EU-lidmaatschap voor zijn Oekraïne, juist om de onafhankelijkheid van het land te waarborgen. Zie hier twee heel verschillende manieren om naar onafhankelijkheid te kijken.
Zelensky was in 2022 de eerste ontvanger van de Nederlandse Onafhankelijkheidsprijs, die onze stichting jaarlijks uitreikt aan één of meerdere personen uit de internationale gemeenschap die een frisse kijk hebben op wat onafhankelijkheid inhoudt, en zich daar ook daadwerkelijk voor inspannen.
Dit jaar richt de jury van de Onafhankelijkheidsprijs de blik op het Midden-Oosten. Ook nu het conflict tussen Israël en Hamas is uitgelopen op een vreselijke oorlog, zijn er mensen die durven na te denken over hoe het daarna verder moet. Een mogelijke benadering is de tweestatenoplossing, hoewel de realisatie daarvan complex is en in beide kampen op steeds meer bezwaren stuit.
Geopolitieke hotspots
Diplomatie vereist innovatief denken – dat geldt even goed voor het Israëlisch-Palestijns conflict als voor tal van andere geopolitieke hotspots. Nadenken over nieuwe manieren om onafhankelijkheid en de verhoudingen tussen staten te definiëren, is een voorbeeld van zulke diplomatieke vindingrijkheid.
Een interessante casus is de positie van Taiwan ten opzichte van China. Die is dubbelzinnig: China beschouwt Taiwan als een afvallige provincie. Taiwan zelf ziet zichzelf intussen als praktisch onafhankelijk, hoewel het die onafhankelijkheid nooit formeel heeft uitgeroepen. Deze situatie kan worden beschouwd als een gespannen status quo waaruit zomaar een oorlog zou kunnen ontstaan. Maar je kunt het ook zien als een balanceeroefening die juist de fragiele vrede bewaart.
Een gespannen status quo kan ook gezien worden als permanente balanceeract
Veel landen, waaronder Nederland, hebben Taiwan nooit officieel erkend, maar onderhouden wel florerende economische betrekkingen. Dit terwijl we een streng sanctiebeleid voeren tegen onder meer Iran en Rusland, landen die we wél formeel erkennen.
Zo zijn er meer plekken in de wereld waar we meer diplomatieke innovatie kunnen gebruiken om de kluwen van onafhankelijkheidsclaims en ontkenningen daarvan te ontwarren. Na twee jaar verwoestende oorlog in het oosten van Oekraïne, is de kans op vrede minimaal. Gesteld dat geen van de twee partijen de oorlog kan winnen, zal moeten worden nagedacht over een ingenieus equilibrium om verder verlies aan mensenlevens te voorkomen – hoe onrechtvaardig dat ook op het eerste gezicht kan lijken.
Evenwichtsoefening
Tegelijkertijd zijn er voorbeelden, zeker in Europa, waarvan jarenlange processen tot concrete en werkbare oplossingen hebben geleid, zoals in Baskenland, Schotland, Noord-Ierland en Catalonië. De uitkomst is vaak een permanente evenwichtsoefening, waarvan de goede afloop nooit vanzelfsprekend is. Dat zien we wel in Bosnië-Herzegovina en Kosovo – en onlangs nog in de opheffing van de Armeense enclave Nagorno-Karabach.
Zulke conflicten vragen permanente aandacht van de internationale gemeenschap. Dat geldt al decennia voor het Israëlisch-Palestijnse conflict, waar zeker sinds 7 oktober de oplossing ver achter de horizon lijkt verdwenen. Daarom is het des te bemoedigender dat er nog altijd wordt nagedacht over, en gewerkt aan, een Palestijns-Israëlische confederatie. Zo’n vorm van vreedzame co-existentie van twee naties in één land is een initiatief van Hiba Husseini en Yossi Beilin, oud-onderhandelaars in het vredesproces van respectievelijk Palestijnse en Israëlische komaf. Hun Holy Land Confederation krijgt daarom dit jaar de Nederlandse Onafhankelijkheidsprijs.
Een tweestatenoplossing, ergens in de verre toekomst, blijft uiterst ingewikkeld. Maar het plan van Husseini en Beilin – een voorbeeld van diplomatieke innovatie – biedt verrassende invalshoeken. Het stuurt namelijk niet aan op een strikte geografische scheiding tussen de bevolkingsgroepen. Zo zouden Israëlische kolonisten toestemming kunnen krijgen om binnen de Palestijnse staat te blijven wonen. Dat is op het eerste gezicht controversieel, maar tegelijkertijd een originele oplossing die je aan het denken zet. Daarnaast biedt een confederatie mogelijkheden om economische verbanden te laten voortbestaan en vrij verkeer naar de heilige plaatsen vorm te geven.
We zijn eraan gewend geraakt uit de diplomatieke gereedschapskist vooral resoluties, wapensteun, sancties en onderhandelingen te toveren. Maar de wereld vraagt om verbindende ideeën die een delicaat evenwicht in stand houden, een status quo waarderen of de internationale politiek weer wat minder ‘geo’ maken. En iets meer oplossingsgericht.
Lees ook
‘Tweestatenoplossing kan alleen zonder Israëlische bezetting’