Toon me je media en ik weet in welk land je bent. Gaat het steeds over verkiezingen in de Verenigde Staten en worden die steevast Amerika genoemd? Dan ben je in Nederland. Dwepen met USA-presidenten, hun entourages en verkiezingen behoort hier zo’n beetje tot de volkscultuur.
Helaas heb je wanneer je inburgert niet altijd voor het kiezen welke eigenschappen van de inboorlingen je wel of niet overneemt, dus duik ik al jaren op nieuwsberichten over verkiezingen in de VS als een vlieg op een berg mest. Daarna voel ik me vies, vooral als mijn vader uit Uruguay belt.
Laatst flapte ik er een non-nieuwtje over Jill Biden uit.
Hij: Wie?
Ik: De vrouw van Joe.
Hij: Het opaatje?
Europese leiders kent hij beter bij naam dan ik doe, maar de Michelle O’s, Nancy P’s. of Melania T’s. kunnen hem, een oud-anarchistische socialist, gestolen worden. Het enige personage uit de politieke USA-soap dat hij altijd bij naam kent, is dat waar Zuid-Amerikaanse landen van oudsher mee te maken hebben: de minister van defensie, volgens papa minister van invasie.
Dat ik parate kennis heb over de dansjes van Kamala Harris, wat George Clooney over haar zei of het belang van Taylor Swift in de verkiezingsstrijd van het imperium, is een vlek op de familienaam. Ik probeer al die als kennis vermomde domheid voor mijn vader te verbergen, maar als Nederlandse mediaconsument valt het niet mee over internationale politiek te ouwehoeren zonder wat van de oppervlakkige drek te morsen die dagelijks over ons wordt uitgestort. Het gevaar bestaat dat ik ‘Amerika’ zeg in plaats van ‘Estados Unidos’. Dat zou mijn vaders hart breken. Amerika is het continent met daarin Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. In het Nederlandse medialandschap wemelt het van zogenaamde ‘Amerikadeskundigen’ die taalkundig niet in staat lijken onderscheid te maken tussen het continent Amerika en het land de Verenigde Staten van. Blind verliefd op hun favoriete supernatie collaboreren ze met de toe-eigening van de continentnaam. Daar moet je het dan van hebben voor je informatie.
Bij elke uitglijder die ik aan de telefoon maak, detoneert mijn vader in een feitjesregen: „De Verenigde Staten investeren jaarlijks 820 miljard in bewapening. China en Rusland komen samen niet tot een kwart daarvan. De Verenigde Staten zijn het enige land dat werkelijk kernwapens gebruikte. Ze beschermen daar liever hun geweren dan hun kinderen. In 240 jaar bestaan heeft het land vijftien jaar geen oorlog gevoerd, voor de rest was het bloed vergieten van Vietnam tot Oekraïne. Oorlogen beëindig je niet met wapenleveranties, maar aan onderhandelingstafels.”
Op tv zei Kamala: „God bless the United States of America.”
Ik zei: „Haar topografische kennis lijkt in ieder geval in orde.”
Nederland staat stil. Het land dat ooit bekendstond om zijn planmatige vooruitgang is verlamd geraakt. De wooncrisis blijft zich uitbreiden, omdat we er niet in slagen genoeg woningen te bouwen. Duizenden bedrijven staan op een wachtlijst voor het elektriciteitsnet, omdat de uitbreiding van duurzame infrastructuur te traag gaat. En de aanleg van de Lelylijn – de hogesnelheidsverbinding naar het noorden – is opnieuw uitgesteld.
Voor oplossingen hoeven we uiteraard niet op de conservatieven te rekenen. Geheel trouw aan hun naam behouden die liever dan dat ze bouwen. Het huidige kabinet heeft niet verrassend klimaat- en stikstofdoelen op de lange baan geschoven.
Frappanter is dat ook progressieven vergeten lijken te zijn wat het betekent om centraal, daadkrachtig en toekomstgericht te regeren. Links stond ooit voor grote projecten en collectieve vooruitgang, maar kiest nu steeds vaker voor het individu; kleinschalige, lokale, en vooral macht-loze alternatieven. Waar progressief beleid in de twintigste eeuw synoniem stond voor Vinex, verkaveling en vangnet – grootschalige projecten die radicale verbetering brachten – lijkt het nu vooral heil te zien in zelfredzaamheid. Herenboeren om het voedselsysteem te verduurzamen, lokale energiecoöperaties voor stroomvoorziening, en decentrale burgerraden om burgers een gevoel van inspraak te geven. Gecentraliseerde macht is verdacht geworden.
De gedachte daarachter is op zich begrijpelijk: macht corrumpeert, dus laten we macht spreiden. In zijn boek Why Nothing Works beschrijft de Amerikaanse socioloog Marc Dunkelman hoe het progressieve denken altijd een spanning kent tussen twee stromingen: de ene gelooft in een sterke, soms paternalistische overheid (power up), de andere ziet juist centrale macht als probleem, en pleit voor individuele rechten en radicale decentralisatie (power down).
Links is bang voor macht
In de vorige eeuw domineerde de eerste stroming, ook in Nederland. We trokken een hele provincie, Flevoland, uit de zee. De sociaaldemocratische minister Sicco Mansholt verloste keuterboeren uit de armoede via nationale ruilverkaveling. Onder PvdA-leider Willem Drees bouwde Nederland een uniek sociaal vangnet op: pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheid. De gedachte was eenvoudig: een sterke staat kan grote problemen oplossen. En zo geschiedde.
Het ging mis toen burgers vaker het idee kregen dat de overheid te ver ging in de uitoefening van haar macht. In Amsterdam leidde de geplande aanleg van een snelweg door de stad tot de Nieuwmarktrellen van 1975: het linkse stadsbestuur wilde zonder inspraak een wijk platgooien. Zulke excessen ondergroeven het vertrouwen in centrale sturing. De progressieve vleugel die vertrouwde op de staat verloor haar zelfvertrouwen. Sindsdien is links bang voor macht – de power-down-tak is leidend.
En dat pakt slecht uit. Het huidige wantrouwen jegens macht voedt uiteindelijk een conservatieve agenda. Was het niet VVD-premier Mark Rutte die de participatiesamenleving introduceerde – de terugtredende overheid die burgers opdraagt het zelf maar op te lossen? De kleinschalige initiatieven van links passen daar naadloos in. Grote bedrijven en conservatieve machthebbers lachen intussen in hun vuistje: ze weten dat die versnipperde initiatieven hun positie nooit echt bedreigen. Zonder een krachtige overheid blijven zij aan de touwtjes trekken.
Links moet zich hiervan losmaken. Het moet durven de balans weer over te laten slaan naar meer power up. De glorietijd van het progressieve denken viel samen met het geloof in een sterke, organiserende staat. Dat is geen toeval – het is een les. Stop met het koesteren van machteloze decentralisatie. Herwin de centrale macht, en gebruik haar voor publieke vooruitgang.
Een herwaardering van de overheid betekent ook dat we haar weer serieus moeten uitrusten. Decennia van neoliberaal beleid hebben de staat uitgekleed: kennis werd uitbesteed en expertise afgebouwd, zoals beschreven in het boek The Big Con, van Mariana Mazzucato en Rosie Collington. Als we willen dat de overheid weer regie voert, moet ze ook weer weten hoe. Het uitbesteden aan consultancybedrijven moet vervangen worden door het inhuren van ambtenaren met inhoud. Mensen die minder speelbal zijn van lobbygroepen en NGO’s, maar die weten wat ze doen en die argumenten zelf kunnen wegen.
Regels als blokkade
De angst voor macht en het uitkleden van de overheid heeft bovendien nog een probleem gecreëerd: overregulering. In hun boek Abundance beschrijven de Amerikaanse journalisten Ezra Klein en Derek Thompson hoe regels die ooit terecht zijn ingevoerd omdat ze burgers moesten beschermen tegen vervuiling, onveiligheid of machtsmisbruik, zowel van bedrijfsleven als van overheid, nu vaak een blokkade vormen voor progressieve doelen. Hun analyse lijkt ook op te gaan voor Nederland. Zo houden geluids- en verkeersveiligheidsnormen al jaren de bouw van een grote wijk in Amstelveen tegen, voorkomt een minieme stijging van het risico van de nabijheid van een chemische fabriek de aanleg van een wijk in Amsterdam en lukt het een enkel echtpaar in Weesp om op basis van milieuregels de bouw van een hele woonwijk te blokkeren. En overal in Nederland wordt de bouw van windparken voor een duurzaam stroomnetwerk gefnuikt door lokale bezwaren. Steeds opnieuw wordt het algemeen belang, de commons, ondergeschikt gemaakt aan de angsten en grieven van een paar individuen.
Zo krijg je progressieven die zeggen de woningcrisis te willen oplossen, maar niet willen bouwen. Die het klimaat belangrijk vinden, maar vernieuwing van het stroomnet tegenhouden. Die pleiten voor beter openbaar vervoer, maar zich neerleggen bij stikstofregels die spooruitbreiding blokkeren. Win daar maar eens verkiezingen mee.
Grote bedrijven en conservatieve machthebbers lachen intussen in hun vuistje; zonder een krachtige overheid blijven zij aan de touwtjes trekken
Betekent dat dat wij voor het neoliberale buzzword deregulering pleiten? Nee, de essentie van deregulering is een visie waarbij de overheid per definitie een sta-in-de-weg is. Het laat bedrijven en de markt bepalen, zonder na te denken over rechtvaardigheid of over een betere samenleving. Wij streven niet naar afbraak van regels in het algemeen, maar naar een betere balans tussen de rechten van individuen aan de ene kant en het algemene belang aan de andere kant.
Het is ontnuchterend om te zien waar we vandaan komen. De Afsluitdijk: gestart in 1927, voltooid in 1933. Vergelijk dat met de bouw van de brug over het Amsterdamse IJ. Een flutstukje, maar de verwachting is dat de oversteek niet voor 2034 gereed is. En dan de kerncentrale in Borssele: gebouwd in vier jaar en vier dagen. Zet dat af tegen de twee kerncentrales die Nederland nu van plan is te bouwen: die staan er niet voor 2040. Nog een voorbeeld: in 1973 bouwde Nederland 158.000 woningen, vorig jaar kwamen we niet verder dan 69.000.
Power up, niet down
In Abundance beschrijven de auteurs hoe de Verenigde Staten worstelen met de aanleg van een hogesnelheidslijn van San Francisco naar Los Angeles: na jaren van inspraak en juridische getouwtrek rond milieuwetgeving ligt er een schamele 800 kilometer spoor. In diezelfde tijd bouwde China maar liefst 37.000 kilometer. Natuurlijk is China niet iets wat we na moeten streven, dat snappen Klein en Thompson ook wel. Maar ergens tussen China en het westen moet een middenweg liggen, die ook Nederland weer laat bouwen.
Een laatste verklaring voor de progressieve aversie tegen macht ligt in het duurzaamheidsdenken dat sinds de jaren 70 opkwam. Het rapport Limits to Growth (Grenzen aan de Groei) van de Club van Rome in 1972 veranderde het progressieve wereldbeeld: economische groei, technologische vooruitgang, en een sterke, moderne overheid werden niet langer gezien als verheffend, maar als uitputtend – de oorzaak van alle milieuproblemen. De mens kon duidelijk niet met de haar gegeven verantwoordelijkheid omgaan. Progressief associeerde gecentraliseerde macht en technologische vooruitgang vanaf dat moment met overmoed en gevaar. We konden maar beter een stapje terug doen, richting kleinschalig, sober en decentraal.
Zo ontstond een progressieve ideologie die moeilijk te verkopen is. Waar links ooit streed voor „electricity for all”, wil het nu energieverbruik beperken. Waar PvdA’er Joop den Uyl in de jaren zeventig nog iedereen een auto beloofde, pleit links nu vooral voor minder reizen. En terwijl links vroeger inzette op economische groei om de arbeider te verheffen, worden hem nu verworvenheden ontnomen.
Maar duurzaamheid en stijgende welvaart hoeven geen tegenpolen te zijn. Het is prima mogelijk om de economie te laten groeien, tegelijk de uitstoot te verlagen, en niet de kosten op de zwakste schouders te verhalen. Om meer natuur te creëren én voldoende voedsel te produceren. Technologie vormt niet alleen een risico, maar biedt meer mensen een kans om mee te doen in de samenleving. Om dit allemaal voor elkaar te krijgen is één ding nodig: een sterke overheid die gelooft in grootschalige, collectieve oplossingen. Links moet de toekomst weer als kans zien in plaats van als risico. Power up, niet power down.
Dit kunnen we doen
Laten we daar alvast op voorsorteren. Wat zouden we kunnen doen als progressieven weer durven?
Allereerst starten we een nieuwe herverkaveling van Nederland. Deel het land in drie zones: een agrarische hoofdstructuur waar duurzaam intensief wordt geboerd, een ecologische hoofdstructuur waar ruimte is voor natuur, en een zone voor extensieve landbouw die wordt gecombineerd met zorg, recreatie en voedseleducatie. Ja, dat betekent dat sommige boeren zullen moeten verplaatsen of stoppen. Maar het resultaat is een leefbaarder, groener en toekomstbestendig land – ook voor de boeren.
Investeer in sterke uitbreiding van het energieaanbod. Overvloedige goedkope en betrouwbare energie is de motor achter welvaart en verduurzaming. Zet in op minimaal verviervoudiging van beschikbare energie in 2050 door snelle aanbouw kerncentrales, windmolens en zonneparken. De extra energie maakt bijvoorbeeld ontzilting van zeewater mogelijk, voor drinkwater en beregening. Het levert de basis voor energieneutrale glastuinbouw, en voor electrobrandstoffen voor duurzame luchtvaart. Ook helpt het de ontwikkeling van energie-intensieve vleesvervangers, zoals precisiefermentatie en kweekvlees.
Verplaats Schiphol naar zee. Je kunt blijven sleutelen, maar de overlast en vervuiling op de huidige locatie zijn onoplosbaar. Een nieuwe luchthaven op zee biedt perspectief op duurzame luchtvaart én langdurige werkgelegenheid, met een sterke centrale cao. Het is een investering in de economie én in leefkwaliteit.
Bouw een Europees hogesnelheidsnetwerk. Als alternatief voor korte vluchten. Een project dat continentale economieën verbindt, de CO2-uitstoot vermindert en mensen dichter bij elkaar brengt. En ja, dat betekent dat er soms natuur of eigendom wijkt voor het algemeen belang.
Investeer in de juiste ontwikkeling en de grootschalige publieke beschikbaarheid van nieuwe technologieën als AI. Technologie kan zorgen voor welvaart, gemak, en innovatie, maar de ontwikkeling ervan ligt nu hoofdzakelijk in private handen, ook voor diensten die de overheid afneemt. Dat vergroot onze afhankelijkheid en verkleint onze verantwoordelijkheid. Zonder sterke overheid aan het stuur, wordt AI een middel voor winst: om mensen te vervangen in plaats van ze te verrijken. Of als efficiënter bedrijfsmodel, in plaats van als hulpmiddel om zeldzame ziektes op te sporen. De razendsnelle ontwikkeling van het Covid-vaccin laat zien wat een sterke overheid, die investeert en afspraken maakt met het bedrijfsleven, vermag.
Pas als progressieven weer plannen durven te maken – en ze durven uit te voeren – kan links het vertrouwen van een brede meerderheid terugwinnen. Niet door overal ‘nee’ tegen te zeggen, maar door volmondig ‘ja’ te zeggen tegen grootschalige projecten in dienst van het algemeen belang. Niet door de macht te breken, maar door haar terug te pakken – met dingen die we bereiken.
Daar was ze dan. Golvend haar, lange benen. Vanuit de branding liep ze met trefzekere stappen het strand op, alsof ze net als Aphrodite uit het zeeschuim was verrezen. Alleen droeg Taier, anders dan de naakte liefdesgodin, een kleine blauw-geel-groene bikini. En ik weet niet of Aphrodites eerste woorden ergens zijn vastgelegd, maar ik verwacht dat ze niet het Oudgriekse alternatief voor „Hey lekker ding” zijn geweest*.
Het leek me om meerdere redenen goed om vandaag over MTV’s Ex on the Beach: Double Dutch te schrijven. De eerste is een praktische: buiten mag het dan af en toe nog herfst zijn, op tv is het alvast zomer, wat betekent dat de keuze niet reuze is. Ik zou elke dag kunnen schrijven over wat Wierd Duk nu weer heeft gezegd in Nieuws van de Dag (SBS6) – dinsdag mocht hij bijvoorbeeld zonder enig weerwoord verkondigen dat GroenLinks-PvdA voor een deel uit gevaarlijke antisemieten bestaat en werd hij bijgevallen door Dilan Yesilgöz – maar ik betwijfel of de wereld daar echt beter van wordt. Dan komt het voor de afwisseling goed uit dat Videoland nu elke dinsdag een nieuwe aflevering van Ex on the Beach online knalt.
De tweede reden is eerder ideologisch van aard: ik geloof dat in een gezonde samenleving iedereen op z’n minst een vaag idee moet hebben van wat zich op MTV afspeelt. In het kader van verbinding enzo. Ook het deel van de NRC-lezers dat liever Het Uur van de Wolf-documentaires kijkt, kan als het aan mij ligt niet zomaar de ogen sluiten voor Ex on the Beach: Double Dutch.
Wel ben ik bereid een concessie te doen om iedereen in dit stuk binnenboord te houden. Ik denk hierbij aan de klacht van een lezer, misschien een jaar geleden, over het gebruik van het woord ‘pijpen’ in een artikel. Als ik het me goed herinner vond de lezer dit geen passende term om bij het ontbijt tot zich te nemen. Voor de lezersmagen die ’s ochtends nog geen pittige taal kunnen verdragen, zal ik mogelijk aanstootgevende woorden in de rest van deze tekst daarom vervangen door willekeurig gekozen ontbijtproducten.
Terug naar Taier. Zij was de ex van Destiny, maar signaleerde direct een andere vrouw wier [KNÄCKEBRÖD] ze naar eigen zeggen wel wilde likken. Dat mag allemaal in de Ex on the Beach-villa, waar een groepje permanent halfnaakte singles verblijft. Bij het strand naast de villa spoelen telkens exen aan. Zij brengen het nodige drama met zich mee, zodat er een vakantie vol opbloeiende liefdes, jaloerse momenten en scheefschaatserij ontstaat.
Volwassenencontent
Dat was althans ooit het idee achter het programma. Na een boel seizoenen in allerlei talen (waaronder Deens, Mexicaans en Russisch) weten de kandidaten precies hoe ze hun deelname optimaal kunnen benutten. Onder hun naam verschijnen ook steeds hun Instagram- en TikTok-account in beeld, en als je ze daar opzoekt vind je doorgaans een verwijzing naar hun OnlyFans-account. Meedoen aan Ex on the Beach lijkt vooral een manier geworden om reclame te maken voor je eigen ‘volwassenencontent’.
Dat gold ook voor Taier. Zij deed voor de tweede keer mee en begreep meteen wat haar te doen stond. Ze nam twee vrouwen en twee mannen mee naar een speciale ‘love mansion’, waar de camera’s een orgie in de jacuzzi vastlegden. Achteraf vatte een van de deelnemers het zo samen: „Gisteravond, dat was gewoon… [KANEELBROODJE] likken, bodyshots, [SANDWICHES] likken, blote [MUESLIREEP], grote [PISTOLET]. We gingen volop los!”
Zelfs trouwe kijkers hadden moeite met deze escalatie: de online redactie van Shownieuws (SBS 6) was er vlot bij en citeerde socialmediagebruikers die de jaccuzibeelden liever niet hadden gezien. Ik had ze liever ook niet gezien, en u had er waarschijnlijk liever niet over gelezen. Zo delen we op deze mooie woensdag allemaal een ervaring. Dat is wat MTV ons brengt: een heel klein beetje gemeenschapszin.
*Ik hoor het graag als iemand me hier uitsluitsel over kan geven.
Het besluit van Donald Trump om de Nationale Garde van Californië onder federaal gezag te plaatsen en in te zetten tegen betogers die ageren tegen zijn immigratiebeleid, is een zeer verontrustende stap in zijn nog jonge maar tumultueuze tweede presidentschap. Politiek gezien is deze escalatie doorzichtig, juridisch is ze twijfelachtig en uit veiligheidsoogpunt riskant.
Aanleiding voor de onrust waren de door de regering-Trump georganiseerde massa-arrestaties waarbij de federale diensten met veel machtsvertoon de latinowijken in Los Angeles ingingen. Agenten van vreemdelingenpolitie ICE vielen vrijdag een wijk binnen vol naaiateliers waar ook ongedocumenteerde migranten werken. Een dag later verzamelden grenswachten zich voor een filiaal van Home Depot. Bij die bouwmarkt staan in de VS (niet zelden illegale) arbeiders op zoek naar klusjes.
De operaties leidden tot voorspelbaar protest van de plaatselijke gemeenschap. Het overgrote deel daarvan verliep geweldloos en in goede sfeer, maar her en der werden politiewagens, personenauto’s en zelfrijdende taxi’s aangevallen met stenen, huurstepjes en molotovcocktails. Afkeuringswaardig vandalisme, maar de plaatselijke politie kon dit prima zelf af.
Trumps besluit om tegen de wens van gouverneur Gavin Newsom in de Nationale Garde van de kuststaat te mobiliseren, zondag, was buitenproportioneel. Hij blies de onrust zo nodeloos aan in de volkrijkste staat van het land, een progressief bolwerk en economische grootmacht bovendien. Trump leek bovenal Newsom uit te willen dagen, nu die vaak genoemd wordt als kanshebber voor de Democratische presidentskandidatuur van 2028. En dit alles op zijn favoriete thema’s: migratie en law and order.
De juridische grondslag voor zijn besluit is echter dubieus. De laatste keer dat een president tegen de zin van een gouverneur in gardisten onder federaal gezag plaatste, was in 1965. Toen was de crisis spiegelbeeldig aan die van nu: president Johnson mobiliseerde de Nationale Garde van Alabama, nadat de racistische gouverneur Wallace weigerde marsen van burgerrechtenactivisten te beschermen.
Het inzetten van manschappen op eigen bodem is hoogst omstreden. Trump flirtte er mee tijdens de verhitte zomer van 2020, toen betogingen tegen politiegeweld over het land spoelden. De legerleiding praatte hem dit toen binnenskamers uit het hoofd.
Deze tweede termijn lijkt Trump veel schroom verloren: hij zoekt de escalatie, opdat hij een beroep op noodrecht kan doen. Trump houdt de Insurrection Act daarbij als troef achter de hand. Onder die wet uit 1807 mag een president het leger inzetten tegen eigen burgers als sprake is van een ‘opstand’.
Die is er niet in Los Angeles. Elke militair in de VS legt ook een eed op de grondwet af en wordt door Trump op deze manier in een onmogelijke positie gebracht. Eerder dit jaar ontsloeg Trump echter de zittende voorzitter van de verenigde chefs van staven tijdens een bredere politieke zuivering van de legertop. Het is afwachten of hij nog dezelfde tegenspraak krijgt als in 2020.
Uit het Congres, waar Trumps partij in beide kamers een meerderheid heeft, valt die helaas niet te verwachten. Daarmee blijft slechts een andere vangrail over: de rechtsprekende macht. Newsom en zijn minister van Justitie zijn al naar de rechter gestapt om Trumps besluit aan te vechten. Dat militairen en magistraten nu de laatsten zijn die de VS nog kunnen beschermen tegen verdere ontsporing richting autocratie, is huiveringwekkend.