Wat vindt NRC | Minder Brits wantrouwen over Europa is welkom

Het waren niet de woorden van de nieuwe Britse premier, maar het was vooral zijn toon waarmee hij „een reset” aankondigde. Waarmee hij een frisse start belooft in de relatie tussen de Britten en de Europese Unie, een relatie die – en dat ziet Keir Starmer goed – op sommige terreinen verzuurd is geraakt.

Starmer zei vorige week dat het Verenigd Koninkrijk en de EU met elkaar „moeten samenwerken als soevereine partners”. Dat het VK „een vriend en een partner wil zijn”. En, vermoedelijk niet toevallig op een top die plaatsvond in het landhuis waar Winston Churchill werd geboren, echode hij diens woorden. Het VK wilde een vriend zijn „niet als deel van de Europese Unie, maar zeer zeker als onderdeel van Europa”. Churchill zei in 1930: „We are with them, but not of them”. Geen onderdeel van een samenwerkingsverband, maar wel een onlosmakelijk deel van het continent.

Als buur met wie de EU op het Ierse eiland een landgrens deelt, als NAVO-partner, en als bondgenoot in andere internationale gremia, zijn de banden ook nooit op alle terreinen verbroken. Als het om Nederland gaat, placht men in Londen te spreken van een ‘Northsea neighbour’.

De handel is doorgegaan. Ondanks de barrières die er nu zijn tussen EU-lidstaten en deze niet-lidstaat – en die zeker in bepaalde sectoren zorgen voor extra administratie, onhandige logistieke omwegen, en frustraties bij de grens. Het resultaat van een spijtige keuze voor de Europese eenheid – maar wel een keuze die de Britse kiezer acht jaar geleden maakte.

Eerdere premiers begonnen hun kabinetsperiode eveneens met de wens de relatie warm te houden. Achtereenvolgende Conservatieve premiers droegen dat sinds het Brexit-referendum van 2016 uit. Zo sprak Theresa May over „ambitieuze, nauwe en duurzame samenwerking”, Boris Johnson in de nacht dat Brexit werkelijkheid werd over „het begin van een nieuw tijdperk van vriendelijke coöperatie”. Liz Truss had het over „een sterke stimulans een frisse start te maken”, en Rishi Sunak over „een nieuw hoofdstuk” nadat er opnieuw een akkoord was over de handel met Noord-Ierland.

Maar een deel van het Britse politieke establishment, onder wie ook kabinetsleden én premiers, bleef wantrouwend en beschuldigend spreken over alles wat Europees is. Alsof het na decennia van euroscepsis en Brussel-bashing onmogelijk was om de hand in eigen boezem te steken.

Minder wantrouwen is welkom. Dat betekent niet dat het Labour-kabinet lidmaatschap nastreeft, zoals sommige anglofielen en voorstanders van een meer liberale Unie hopen. Keir Starmer heeft gezegd dat „tijdens zijn leven” de Britten niet opnieuw lid zullen worden, noch deel zullen nemen aan de interne markt of vrij verkeer van personen zullen toelaten.

Starmer heeft wel gezegd dat er een beter handelsakkoord moet komen, dat ook over wetenschappelijke kennisuitwisseling moet gaan. Hij wil verder praten over migratie en veiligheid op het continent.

Een wensenlijstje van de Britten is, kortom, nog steeds aanwezig. Net zoals een Europees wensenlijstje, over bijvoorbeeld visrechten. Het is te hopen dat Starmer – in tegenstelling tot sommige van zijn voorgangers – zijn verzoenende toon vasthoudt. Dan kunnen hernieuwde onderhandelingen heel wat positiever verlopen dan de afgelopen jaren.