Ze zijn overal. In de boomgaard, in de wilde bloementuin, op het tuinpad. Zodra de schemering invalt beweegt zich in de voortuin een traagwriemelende massa naaktslakken over het gras. Laatst kwam ik een slak tegen op de keukenvloer. In juli behoort het slakkenseizoen toch echt voorbij te zijn, maar nog steeds vreten ze aan hosta’s, dahlia’s en salvia’s, om er maar een paar te noemen. Dit jaar is de slakkenplaag van ongekende omvang en vooral voor moestuiniers is dit een kleine ramp. Ik ken tuiniers die hun hoop hadden gevestigd op een vierde zaai van bieten, worteltjes en sla. Tevergeefs. Een dag nadat een streep pril groen zichtbaar wordt is die alweer verdwenen.
Op websites en internetfora worden tips voor bestrijding uitgewisseld, van biologische slakkenkorrels (af te raden want, biologisch of niet, het blijft gif en de slak sterft ondergronds een langzame dood) tot biervallen, koperen ringen rond planten, eierschalen, koffiedik of kippengrit, of het in stelling brengen van een natuurlijke vijand, aaltjes. Niets helpt. Loopeenden zijn wél effectief en eten doorgaans alle slakken binnen enkele weken op, maar dan is hun eetlust uiteraard niet voorbij en beginnen ze zelf aan de planten. De beste en meest diervriendelijke methode lijkt toch te zijn om de slakken te rapen en uit te zetten in een naburig bos, maar niet iedereen heeft een bos in de buurt en bovendien, wie houdt dit maandenlang vol?
Afvalopruimer
Anthonie van Peursen, naaktslakkenexpert verbonden aan Naturalis in Leiden en voorzitter van de Nederlandse Malacologische Vereniging, wil geen kwaad woord horen over de naaktslak, zegt hij aan de telefoon. Hij is erdoor gefascineerd en verricht er al decennialang onderzoek aan. Hij is onder de indruk van de soorten- en vormenrijkdom van de naaktslak. Bovendien is de naaktslak een geweldige afvalopruimer die rottend blad, schimmels en algen alsook dierlijke uitwerpselen in hoog tempo kan composteren.
De slak is niet de plaag, stelt Van Peursen, de plaag zijn wij. Natuurlijk spelen de weersomstandigheden van dit jaar een rol, met veel regen en gematigde temperaturen, precies zoals de slak het fijn vindt. Maar de werkelijke oorzaak is het verlies aan biodiversiteit en die veroorzaken wij zelf, onder meer door het gebruik van pesticiden en het teveel aan stikstof in atmosfeer en bodem. In een groot deel van de Nederlandse bodem leven nu te weinig natuurlijke vijanden die slakkeneitjes eten. Ook bovengronds is het aantal predatoren sterk afgenomen, waaronder egels, vogels, loopkevers, kikkers en padden.
Foto’s: Collectie Museum Catharijneconvent, Collectie Rijksmuseum
Van alle soorten naaktslakken zijn er maar drie die levende planten eten. Volgens de website van Gardener’s World Magazine zijn de grote boosdoeners de Spaanse Wegslak, die in de meeste tuinen voorkomt en verschillende kleuren heeft, variërend van donkergrijs naar bruin en oranje; de Rode Wegslak en de Zwarte Wegslak. Maar er zijn ook slakken die je als tuinier moet koesteren, zoals de tijgerslak, een grijze naaktslak met een donker vlekkenpatroon die andere naaktslakken en slakkeneitjes eet. De meeste huisjesslakken richten minder schade aan in de tuin, maar er zijn uitzonderingen.
Huisjesslak
De naaktslak is een gedegenereerde huisjesslak, schrijft Steve Jones (1944), geneticus die verbonden was aan University College London, in zijn boek The Single Helix (2005). Alle groepen naaktslakken zijn geëvolueerd uit een voorouder met een schelp. In noordelijke regionen van de planeet hebben deze slakken ervan afgezien om nog energie te investeren in een uitwendig schild. De prijs hiervoor is hoog: de naaktslak, die voor 80 procent uit water bestaat, is gedoemd tot een leven in de nacht, in een vochtige atmosfeer, en bij temperaturen die niet te hoog en niet te laag zijn. Onder voor hem ongunstige omstandigheden trekt de naaktslak zich diep terug in de grond.
Slakken zijn doof en blind, ze vinden elkaar op geur. De naaktslak deelt een belangrijke eigenschap met de huisjesslak: hij (of zij) is hermafrodiet en heeft dus zowel mannelijke als vrouwelijke seksorganen. Twee parende slakken kunnen na afloop beide eitjes leggen, ongeveer twee maal 50 eitjes per keer. Een naaktslak kan gemakkelijk 500 eitjes per jaar leggen. In principe kan een naaktslak ook zichzelf bevruchten, de nakomelingen zijn dan genetisch identiek. Volgens Steve Jones komt zelfbevruchting vooral in Noordeuropese landen voor.
Afgezien van bij een enkele malacoloog wekt de naaktslak maar bij weinig mensen sympathie op. Hij kan ook al niet gegeten worden. Omdat de slak drager is van parasieten en ziektekiemen moet hij lang worden gekookt en dan is hij, anders dan de wijngaardslak, te taai. Er schijnt een Italiaans recept te bestaan voor naaktslakken gestoofd in melk, maar dat heb ik niet kunnen achterhalen.
Slak in de kunst
Het gebrek aan interesse voor de naaktslak blijkt ook in de kunstgeschiedenis. Ik heb zelf maar één afbeelding van een naaktslak kunnen vinden, in een stripverhaal uit circa 1880 van de Franse tekenaar Gaston Gélibert, getiteld Feest bij de Hagedis, waar twee naaktslakken op bezoek gaan bij een hagedis. Abraham Breure en Susanne de Heer vermelden in een artikel over slakken in de zestiende- en zeventiende-eeuws kunst, in 2015 gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift van de Nederlandse Malacologische Vereniging Basteria, vijf schilderijen waarop naaktslakken te zien zijn. Zo schilderde Cornelis Cornelisz van Haarlem op het triptiek de Zondeval (1592), in de collectie van het Rijksmuseum, twee naaktslakken aan de voeten van Adam en Eva. Ze zijn een iconografische verwijzing naar de erfzonde.
Huisjesslakken spreken meer tot onze verbeelding. De huisjes hebben vaak prachtige kleuren en streeppatronen. Hun spiraalvorm volgt het wiskundige principe van de Fibonaccireeks, die ontstaat door steeds twee getallen voorafgaand aan x bij elkaar op te tellen (0,1,1,2,3,5, enzovoort). Overal zijn in de westerse kunstgeschiedenis vanaf de Middeleeuwen huisjesslakken te vinden.
Hoe mooi ze ook mogen zijn, tot aan de negentiende eeuw hebben slakken in de kunst zelden een positieve betekenis. Op een paneel van de zogenoemde ‘Meester van de bewening van Christus te Lindau’ met een voorstelling van de Kruisiging (ca. 1425), kruipen verschillende huisjesslakken aan de voet van het kruis over de knekelberg. Ze verwijzen naar verval en dood. Het paneel is in het Museum Catharijneconvent op zaal te zien. Ook in zeventiende-eeuwse bloemstillevens, zoals van Hans Ballongier uit 1639 (collectie Rijksmuseum), verwijst de slak naar vergankelijkheid en verval. De kunstenaar Paul Geelen wees mij op een bizarre, anonieme gravure in de collectie van het Rijksmuseum, getiteld Man met slakkenhoofd en Flora (ca. 1663). Het tafereel toont Flora, de godin van de jeugd, van bloemen en van nieuwe groei, die beschermd wordt tegen een mannelijke belager met het hoofd van een slak.
In de negentiende en vroege twintigste eeuw wordt de huisjesslak vooral om decoratieve redenen gewaardeerd, zoals te zien is aan verschillende voorwerpen in het Kunstmuseum Den Haag, bijvoorbeeld een zilveren theeservies (1925) met dekselknopjes in de vorm van een huisjesslak. Het Rijksmuseum heeft prachtige tekeningen en aquarellen van Jeanne Burema Oosting (1898-1994) van huisjesslakken in bezit.
Onsterfelijkheid
Geelen (Weert, 1983) heeft zich tien jaar lang intensief beziggehouden met de huisjesslak en er een aantal werken en installaties mee gemaakt. Op een gegeven ogenblik onderhield hij er duizenden op zijn atelier. Zo observeerde hij bijvoorbeeld hoe slakken moeiteloos over een scheermesje kunnen glijden, waarmee duidelijk is dat het gedoe met eierschalen en kippengrit in de tuin tamelijk zinloos is.
In weerwil van de historische iconografie van de slak ontdekte Geelen, die gefascineerd is door mythen over verjonging en onsterfelijkheid, dat aan slakkenslijm tegenwoordig juist verjongende en geneeskrachtige eigenschappen worden toegedicht. Een Chileense boer runt sinds de jaren negentig een succesvolle slakkenfarm, door volgens een geheime methode slijm te extraheren van de Helix Aspersa, bestemd voor de Zuidkoreaanse cosmetica-industrie. Ook Geelen ontdekte hoe hij bij slakken slijm kan extraheren. Door de slak onder de buik te kietelen geeft deze, plop, in één keer zijn slijm af, alvorens zich schielijk terug te trekken in zijn huisje. Een bekend werk van Geelen, Sliding under Traces (2016), is een glazen fiool waarin hij circa 330 ml slijm verzameld heeft, een glinsterende, melkachtige, rozige vloeistof die de oogst is van meer dan duizend slakken in twee weken tijd.
En nee, vertelt Geelen, met de naaktslak kan dit niet. Het slijm van de naaktslak is onaangenaam en, zoals iedere tuinier weet, onmogelijk om van je handen te verwijderen als je ermee in aanraking komt. De huisjesslak, zegt Geelen, is gewoon veel prettiger in de omgang.
Lees ook
Prikkelende vragen en slakkenslijm op kunstbeurs Art Island
De mens blieft de naaktslak niet. Maar is dit terecht? Onlangs ontdekte ik hoezeer ik bevooroordeeld ben jegens de naaktslak. In de moestuin werden mijn kolen – witte, rode en groene kool, spruitkool, broccoli – keer op keer opgegeten. Ik twijfelde er niet aan dat de naaktslak de dader was. Totdat ik iets las over het onderscheid tussen ronde hapjes uit een blad die duiden op slakken en snavelvormige hapjes die duiden op duiven. Ik keek eens goed en ja hoor, snavelvormige hapjes. Mijn kolen werden gegeten door twee patrijzen die ik warm in de moestuin had verwelkomd. Voor de derde keer heb ik kolen geplant en ze afgedekt met een net. Ze groeien nu goed. De patrijzen zijn verdwenen, dat wel.
De enige echte oplossing tegen de slakkenplaag is om de biodiversiteit te stimuleren en de tuin om te toveren in een eco-bom. Misschien is het ook een goed idee om de naaktslak en zijn afvalverwerkende activiteiten meer te waarderen. Voor je het weet stort de populatie naaktslakken in en zullen we het nuttige werk dat de naaktslak verricht met zijn gegraaf in de bodem nog missen.